Einde inhoudsopgave
Overeenkomst inzake de administratieve en strafrechtelijke samenwerking op het gebied van de regelingen die verband houden met de verwezenlijking van de doelstellingen van de Benelux Economische Unie
Aanvullend Protocol houdende bijzondere bepalingen op het stuk van de belastingen
Geldend
Geldend vanaf 01-11-2008
- Redactionele toelichting
In het Tractatenblad is art. 8 van dit protocol niet genummerd.
- Bronpublicatie:
17-04-2007, Trb. 2007, 141 (uitgifte: 01-01-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-11-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-10-2008, Trb. 2008, 204 (uitgifte: 01-01-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
De Verdragsluitende Partijen bij de heden ondertekende Overeenkomst inzake de administratieve en strafrechtelijke samenwerking op het gebied van de regelingen die verband houden met de verwezenlijking van de doelstellingen van de Benelux Economische Unie,
Overwegende, dat bijzondere bepalingen dienen te gelden op het stuk van de belastingen,
Gelet op artikel 33 van genoemde Overeenkomst,
Hebben besloten hiertoe een Aanvullend Protocol bij genoemde Overeenkomst te sluiten en zijn het volgende overeengekomen:
Artikel 1
1
Op het stuk van de belastingen geldt in de plaats van artikel 2 van de Overeenkomst het bepaalde in het tweede lid.
2
De Overeenkomst heeft betrekking op de toepassing van:
- a)
de in België geldende wettelijke bepalingen inzake de douane en de accijnzen, alsmede inzake de omzetbelasting (thans genaamd: overdrachttaks, factuurtaks op de overdrachten en op de werkaannemingscontracten, taks op de roerende verhuringen en op het vervoer, weeldetaks);
- b)
de in Luxemburg geldende wettelijke bepalingen inzake de douane en de accijnzen, alsmede inzake de omzetbelasting (impôt sur le chiffre d'affaires);
- c)
de in Nederland geldende wettelijke bepalingen inzake de douane en de accijnzen, alsmede inzake de omzetbelasting.
3
De verwijzingen in de artikelen 6, eerste lid, 7, eerste lid, 8, 9, eerste lid, en 16, tweede lid, van de Overeenkomst naar de krachtens artikel 2 aangewezen wettelijke bepalingen worden geacht betrekking te hebben op de in het tweede lid bedoelde wettelijke bepalingen.
Artikel 2
1
2
Een document, op regelmatige wijze afgegeven of geldig gemaakt in een der landen, heeft rechtsgevolg in de beide andere landen als ware het afgegeven of geldig gemaakt ingevolge de wettelijke bepalingen van die landen.
3
De verklaringen welke op een document zijn aangebracht door de ambtenaren van een der landen, hebben in de beide andere landen dezelfde waarde als waren zij aangebracht door de ambtenaren van die landen.
Artikel 3
Bij goederenverkeer onder douane- of onder accijnsverband, dat aanvangt in een der landen en eindigt in een van de beide andere landen, alsook bij afgifte of geldigmaking van de desbetreffende documenten en bij het doen van aangiften ter verkrijging van die documenten, moet worden rekening gehouden met de attributen van de douanekantoren en met de losplaatsen van het land, alwaar het douane- of accijnsverband zal eindigen, zoals die zijn vastgesteld door de bevoegde autoriteit van dat land.
Artikel 4
Indien goederen onder douane- of accijnsverband van een plaats in een der landen worden vervoerd naar een plaats in een van de beide andere landen zetten de ambtenaren van eerstbedoeld land, die zijn belast met de bewaking, deze voort in het andere land, totdat zij door de ambtenaren van dat land worden afgelost. Tot dat tijdstip hebben de eerstbedoelde ambtenaren voor de uitoefening van hun taak dezelfde bevoegdheden als laatstbedoelde ambtenaren.
Artikel 5
1
Indien een document, dat is afgegeven of geldig gemaakt om in meer dan een land te dienen, niet of niet geheel wordt gezuiverd, zijn de goederen waarop het document betrekking heeft, onderworpen aan die rechten, accijnzen en andere belastingen, welke terzake van het niet of het niet geheel zuiveren van een zodanig nationaal document worden geheven in datgene van de landen waarvoor het Beneluxdocument is afgegeven of geldig gemaakt, waarin het hoogste totaal bedrag dezer belastingen wordt geheven.
2
De rechten, accijnzen en andere belastingen, alsmede de terzake van het niet of niet geheel zuiveren verschuldigde boeten worden voor eigen rekening ingevorderd door het land, waar het document is afgegeven of geldig gemaakt.
3
Indien komt vast te staan in welk van de drie landen de goederen in een toestand zijn gekomen als van goederen, waarvan de belasting is voldaan, worden, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, de goederen onderworpen aan de rechten, accijnzen en andere belastingen, welke in dat land van toepassing zijn. Indien het document niet aldaar is afgegeven of geldig gemaakt, wordt, in afwijking van het bepaalde in het tweede lid, de opbrengst van de niet geünifieerde belastingen aan dat land uitgekeerd.
Artikel 6
1
Het bepaalde bij artikel 6, derde lid, letter a, van de Overeenkomst is, met betrekking tot de in artikel 1, tweede lid, bedoelde wettelijke bepalingen, slechts van toepassing voor zover die bepalingen het gebied van de douane en de accijnzen betreffen.
2
In afwijking van artikel 6, vierde lid, van de Overeenkomst kunnen de door de toepassing van het eerste of het derde lid van dat artikel verkregen inlichtingen eveneens worden benut met het oog op de toepassing van andere wettelijke bepalingen op het stuk van de belastingen dan die bedoeld in artikel 1, tweede lid.
3
Het bepaalde bij artikel 6, vijfde lid, van de Overeenkomst is niet van toepassing met betrekking tot de in artikel 1, tweede lid, bedoelde wettelijke bepalingen.
Artikel 7
Met betrekking tot de in artikel 1, tweede lid, bedoelde wettelijke bepalingen, zijn de feiten en handelingen, bedoeld in artikel 9, eerste en tweede lid van de Overeenkomst, niet strafbaar in gevallen waarin de dader, met betrekking tot de goederen of documenten ten aanzien waarvan de feiten of handelingen zijn begaan, heeft gehandeld in overeenstemming met de wet van het land waarin zij zijn begaan.
Artikel 8
Degene die woont of gevestigd is in een ander land dan het land waar de omzetbelasting/de belasting over de toegevoegde waarde verschuldigd is voor een levering van goederen, dienstverrichting, intracommunautaire verwerving of invoer van goederen is hoofdelijk medeaansprakelijk voor die belasting wanneer de in het land waar de belasting verschuldigd is geldende rechtsregels in deze hoofdelijke aansprakelijkheid voorzien.
Artikel 9
De processen-verbaal en andere schriftelijke verklaringen, opgemaakt door de bevoegde ambtenaren van een van de landen in de vorm en naar de eisen, door de wetgeving van hun land bepaald, hebben voor de toepassing van de wettelijke bepalingen inzake de omzetbelasting in een ander land dezelfde bewijskracht als waren zij rechtsgeldig door de bevoegde ambtenaren van dat land opgemaakt.
Artikel 10
Teneinde de administratieve samenwerking op het stuk van de belastingen te vergemakkelijken, oefenen de Ministers van Financiën, op het gebied van de wettelijke bepalingen bedoeld in artikel 1, tweede lid, gezamenlijk de bevoegdheden uit, welke in artikel 40 van het Unieverdrag aan het Comité van Ministers zijn toegekend.
Artikel 11
Het bepaalde in artikel 20 van de Overeenkomst is, met betrekking tot de in artikel 1, tweede lid, bedoelde wettelijke bepalingen, mede van toepassing ten aanzien van het afleggen van getuigenis voor gerechtelijke autoriteiten door ambtenaren in andere dan strafzaken.
Artikel 12
1
Het bepaalde bij de artikelen 21, 28, 29 en 31 van de Overeenkomst is niet van toepassing met betrekking tot de in artikel 1, tweede lid, bedoelde wettelijke bepalingen.
2
Het bepaalde bij de artikelen 22, 23 en 24 van de Overeenkomst is van toepassing met betrekking tot de in artikel 1, tweede lid, bedoelde wettelijke bepalingen.
Artikel 13
Met betrekking tot de in artikel 1, tweede lid, bedoelde wettelijke bepalingen inzake de douane en de accijnzen kan, in afwijking van artikel 11 van het Verdrag inzake de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen in strafzaken van 26 september 1968, een verzoek als bedoeld in artikel 33 van dit Verdrag worden gedaan en kan de inbeslagneming geschieden door de administratieve autoriteiten, die volgens hun nationale wetgeving bevoegd zijn tot inbeslagneming over te gaan, mits zij daartoe door de bevoegde Ministers van elk land zijn aangewezen.
De administratieve autoriteiten van het aangezochte land zullen de gerechtelijke autoriteiten van de plaats van inbeslagneming, aanstonds na de ontvangst van een dergelijk verzoek, daarvan op de hoogte stellen.
Artikel 14
Voor zover een verzoek tot tenuitvoerlegging betrekking heeft op boeten of verbeurdverklaringen terzake van een overtreding van de in artikel 1, tweede lid, bedoelde wettelijke bepalingen, is het bepaalde in artikel 3 van het Verdrag inzake de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen in strafzaken van 26 september 1968 niet van toepassing.
Artikel 15
Met betrekking tot de in artikel 1, tweede lid, bedoelde wettelijke bepalingen, houdt het bepaalde in de artikelen 6, 18 en 19 van de Overeenkomst niet in dat ambtenaren van een aangezocht land zouden verplicht zijn meer of andere gegevens ter kennisneming ter beschikking te stellen dan door ambtenaren van het verzoekende land in het omgekeerde geval zouden kunnen worden verstrekt.
Artikel 16
Het Verdrag nopens de samenwerking op het stuk van douanen en van accijnzen van 5 september 1952 en het Verdrag tot wederzijdse bijstand inzake de heffing van de omzetbelasting, de overdrachttaks en soortgelijke belastingen van 25 mei 1964, vervallen.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, dit Protocol hebben ondertekend.
GEDAAN te 's-Gravenhage, op 29 april 1969 in drievoud in de Nederlandse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.