Einde inhoudsopgave
Overeenkomst inzake de administratieve en strafrechtelijke samenwerking op het gebied van de regelingen die verband houden met de verwezenlijking van de doelstellingen van de Benelux Economische Unie
Aanvullend Protocol houdende bijzondere bepalingen op het stuk van het vervoer
Geldend
Geldend vanaf 01-02-1971
- Bronpublicatie:
29-04-1969, Trb. 1969, 124 (uitgifte: 15-08-1969, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-02-1971
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-02-1971, Trb. 1971, 27 (uitgifte: 01-01-1971, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
De Verdragsluitende Partijen bij de heden ondertekende Overeenkomst inzake de administratieve en strafrechtelijke samenwerking op het gebied van de regelingen die verband houden met de verwezenlijking van de doelstellingen van de Benelux Economische Unie,
Overwegende, dat bijzondere bepalingen dienen te gelden op het stuk van het vervoer,
Gelet op artikel 33 van genoemde Overeenkomst,
Hebben besloten hiertoe een Aanvullend Protocol bij genoemde Overeenkomst te sluiten en zijn het volgende overeengekomen:
Artikel 1
1
Wanneer de krachtens artikel 2 van de Overeenkomst aangewezen wettelijke bepalingen betrekking hebben op tariefvoorschriften voor het goederenvervoer over de weg is bovendien het onderhavige Protocol op deze voorschriften van toepassing.
2
Wanneer de krachtens artikel 2 van de Overeenkomst aangewezen wettelijke bepalingen betrekking hebben op tariefvoorschriften voor ander vervoer dan goederenvervoer over de weg, kan het Comité van Ministers besluiten, dat de artikelen van dit Protocol eveneens, geheel of gedeeltelijk, van toepassing zijn op deze voorschriften.
3
Wanneer de krachtens artikel 2 van de Overeenkomst aangewezen wettelijke bepalingen betrekking hebben op andere voorschriften dan die bedoeld in het eerste lid voor het goederenverkeer over de weg, vastgesteld ingevolge artikel 85, 86 of 87 van het Unieverdrag, kan:
- a)
het Comité van Ministers besluiten, dat artikel 2 en afdeling 1 van dit Protocol van toepassing zijn op deze voorschriften;
- b)
het Comité van Ministers, nadat het advies is ingewonnen van de Raadgevende Interparlementaire Raad, besluiten, dat eveneens de afdelingen 2 t/m 4 van dit Protocol van toepassing zijn, voor zover deze voorschriften ertoe strekken:
- —
de houder van een vergunning tot het verrichten van vervoer te verbieden, ander vervoer te verrichten dan ingevolge de vergunning is toegestaan;
- —
de houder van een vergunning tot het verrichten van vervoer de verplichting op te leggen tot naleving van voorwaarden verbonden aan de vergunning;
- —
de houder van een vergunning tot het verrichten van vervoer verplichtingen op te leggen met betrekking tot door dat vervoer voorgeschreven controledocumenten.
Artikel 2
1
Op grond van artikel 31 van het Unieverdrag wordt een Bijzondere Commissie ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van Ministers van de drie landen die bevoegd zijn inzake vervoer. In deze Commissie beschikt ieder land over één stem.
2
Het Comité van Ministers stelt het reglement van orde van deze Bijzondere Commissie vast.
Afdeling 1. Controle
Artikel 3
De Bijzondere Commissie treedt op als gemeenschappelijk controle-orgaan en heeft tot taak toezicht uit te oefenen op de naleving van de bepalingen waarop deze afdeling van toepassing is en daartoe, hetzij eigener beweging hetzij op klacht, alle vereiste controle-behandelingen te doen verrichten.
Artikel 4
De Bijzondere Commissie bepaalt, hetzij eigener beweging hetzij op verzoek van een harer leden, de modaliteiten volgens welke de controle wordt uitgeoefend.
Artikel 5
1
Voor de uitoefening van hun taak beschikken de met de controle belaste ambtenaren tenminste over de navolgende bevoegdheden:
- a)
aanhouding van alle vervoermiddelen met recht van toegang tot de voertuigen en verplichting voor de bestuurder de stukken over te leggen aan de hand waarvan de naleving der in artikel 3 bedoelde bepalingen kan worden gecontroleerd;
- b)
controle van de identiteit van de bestuurder en die van de vervoerder en verificatie van de lading van het vervoermiddel;
- c)
toegang tot alle voor de bedrijfsuitoefening der vervoerders, tussenpersonen en opdrachtgevers bestemde bedrijfsruimten, terreinen en vervoermiddelen, teneinde de in dit artikel bedoelde verificaties te verrichten;
- d)
verificatie van de boeken en andere beroepsbescheiden van de vervoerders, tussenpersonen en opdrachtgevers alsmede het nemen van afschrift van of uittreksels uit deze boeken en bescheiden;
- e)
het eisen van nadere uitleg aangaande de boeken en verdere beroepsbescheiden van de vervoerders, tussenpersonen en hun opdrachtgevers alsmede aangaande de naleving der in artikel 3 bedoelde bepalingen.
2
De bevoegdheden, voorzien onder c), d) en e) kunnen ten aanzien van opdrachtgevers slechts worden uitgeoefend in geval van vermoeden van overtreding.
Artikel 6
Personen die aan een controle worden onderworpen zijn verplicht het de bevoegde ambtenaren, die hun functie uitoefenen overeenkomstig de artikelen 4 en 5, mogelijk te maken hun taak te vervullen. Bij weigering worden zij, bij afwezigheid van een andere sanctie, terzake voorzien door de nationale wetgeving van het land waar de vervolging moet plaatsvinden, gestraft met de straffen, door de bedoelde wetgeving voorzien voor een overtreding der tariefbepalingen voor het vervoer van goederen over de weg.
Artikel 7
1
De met controle belaste ambtenaren leggen tegenover de Bijzondere Commissie verantwoording af over de uitoefening van hun taak.
2
Indien de Bijzondere Commissie of een der vertegenwoordigde landen van mening is dat er een strafbaar feit is begaan, zendt zij onverwijld het proces-verbaal van de ambtenaren, eventueel vergezeld van een rapport, door aan het Openbaar Ministerie, dat bevoegd is een rechtsvervolging in te stellen.
3
De Bijzondere Commissie is verplicht alle inlichtingen te verstrekken, die haar door de gerechtelijke instanties worden gevraagd.
4
De Bijzondere Commissie wordt in kennis gesteld van de resultaten van de ingestelde rechtsvervolging.
Afdeling 2. Voorlopige gerechtelijke maatregelen
Artikel 8
1
Het Openbaar Ministerie, dat bevoegd is een rechtsvervolging in te stellen, of de rechter van instructie voor zover deze daartoe volgens de nationale wet bevoegd is, alsmede de rechtbanken en gerechtshoven waarbij de zaak aanhangig is, kunnen de vervoerder, indien hij weigert zich te onderwerpen aan de in afdeling 1 bedoelde controle of indien hij de bepalingen waarop deze afdeling van toepassing is heeft overtreden, in iedere stand van de zaak bij wijze van voorlopige maatregel de mogelijkheid tot het verrichten van vervoer ontnemen.
2
Deze maatregel kan in de tijd worden beperkt. Zij kan te allen tijde worden gewijzigd of ingetrokken door de gerechtelijke autoriteit waarbij de zaak aanhangig is. Zij houdt op te gelden wanneer de vervoerder wordt vrijgesproken of wanneer een over hem uitgesproken rechterlijk vonnis kracht van gewijsde heeft verkregen.
3
Tegen bedoelde maatregel kan beroep worden ingesteld in de gevallen en op de voorwaarden als bepaald in de nationale wet. Het beroep heeft geen schorsende werking.
4
De Bijzondere Commissie kan met tenminste meerderheid van stemmen en met inachtneming van het bepaalde in artikel 10 aan het bevoegde Openbaar Ministerie een gemotiveerd advies uitbrengen tot het nemen van een voorlopige maatregel. Dit advies wordt in elke stand van de zaak door het Openbaar Ministerie overgemaakt aan de gerechtelijke autoriteiten waarbij de zaak aanhangig is. De Bijzondere Commissie mag indien zij dit verzoekt haar advies schriftelijk of mondeling nader toelichten. Zij moet haar advies schriftelijk of mondeling nader toelichten indien de bevoegde gerechtelijke autoriteit zulks verzoekt.
5
Het Openbaar Ministerie stelt de Bijzondere Commissie onverwijld in kennis van het gevolg dat is gegeven aan haar gemotiveerd verzoek en van alle beslissingen op grond waarvan een voorlopige maatregel wordt genomen, gewijzigd of ingetrokken.
Afdeling 3. Administratieve maatregelen
Artikel 9
De Bijzondere Commissie kan met inachtneming van het bepaalde in artikel 10 tot de bevoegde Minister van het land, waar de betrokken vervoerder gevestigd is, een gemotiveerd advies richten tot intrekking van de mogelijkheid tot het verrichten van vervoer door die vervoerder:
- a)
indien de vervoerder weigert zich te onderwerpen aan de in afdeling 1 bedoelde controle;
- b)
na een veroordeling van de vervoerder, welke kracht van gewijsde heeft verkregen, door de bevoegde gerechtelijke autoriteit terzake van weigering van de in afdeling 1 bedoelde controle of terzake van overtreding van de in artikel 8 bedoelde bepalingen.
Artikel 10
Ingeval de Bijzondere Commissie voornemens is een gemotiveerd advies uit te brengen stelt zij de belanghebbende vervoerder daarvan in kennis bij aangetekende brief, welke tenminste zeven dagen vóór het uitbrengen van het advies ter post moet zijn bezorgd. Gedurende deze termijn wordt het dossier ter beschikking van de vervoerder gehouden. De vervoerder wordt, indien hij zulks verzoekt, door de Bijzondere Commissie gehoord. Hij kan zich doen bijstaan of doen vertegenwoordigen door een advocaat of door een raadsman omtrent wiens toelating in ieder afzonderlijk geval door de Bijzondere Commissie wordt beslist.
Artikel 11
1
Het in artikel 9 bedoelde gemotiveerde advies wordt binnen acht dagen ter kennis gebracht van de Minister, die tot het nemen van een beslissing bevoegd is.
2
De Minister of zijn gevolmachtigde neemt zijn beslissing binnen dertig dagen na ontvangst van het gemotiveerde advies. Indien hij besluit de mogelijkheid tot het verrichten van vervoer in te trekken, stelt hij de vervoerder daarvan onmiddellijk in kennis en is de beslissing uitvoerbaar vanaf de vijftiende dag na de datum waarop zij is genomen.
3
De Minister of zijn gevolmachtigde stelt de Bijzondere Commissie binnen acht dagen na de datum waarop zijn beslissing is genomen, van deze beslissing in kennis.
Artikel 12
1
a)
De bevoegde Minister of zijn gevolmachtigde beslist overeenkomstig een advies als bedoeld in artikel 9, a), indien het is uitgebracht met tenminste meerderheid van stemmen.
b)
De Minister of zijn gevolmachtigde kan echter van dit advies, bij een gemotiveerde beslissing, afwijken in de volgende gevallen:
- 1°
indien intussen de controle heeft plaatsgehad of indien de vervoerder de bevoegde Minister in kennis heeft gesteld van zijn bereidheid zich aan genoemde controle te onderwerpen;
- 2°
indien terzake van de weigering zich aan genoemde controle te onderwerpen een rechterlijke uitspraak is gedaan, welke kracht van gewijsde heeft verkregen;
- 3°
in geval van misbruik van bevoegdheid of van klaarblijkelijke dwaling, overeenkomstig het advies van het bevoegde Openbaar Ministerie of eventueel van de rechter van instructie.
c)
De Minister of zijn gevolmachtigde stelt het bevoegde Openbaar Ministerie onverwijld van zijn beslissing in kennis.
2
De Minister of zijn gevolmachtigde beslist overeenkomstig een advies, als bedoeld in artikel 9, b), indien dit met algemene stemmen is uitgebracht. Is het advies uitgebracht met meerderheid van stemmen, dan kan de Minister of zijn gevolmachtigde vrijelijk over de intrekking beslissen, doch indien hij van het advies afwijkt, dient zijn beslissing gemotiveerd te zijn.
Afdeling 4. Beslissingen inzake intrekking
Artikel 13
1
De gemotiveerde adviezen, de voorlopige rechterlijke beslissingen en de administratieve beslissingen kunnen betrekking hebben op gehele of gedeeltelijke intrekking van de mogelijkheid tot het verrichten van vervoer.
2
Deze adviezen en beslissingen kunnen betrekking hebben op de intrekking van de mogelijkheid tot het verrichten van vervoer tussen de drie landen, tussen één der drie landen en derde landen, alsmede in een ander land dan dat waar de vervoerder gevestigd is, één en ander voor zover de vervoerders der drie landen overeenkomstig de bepalingen van het Unieverdrag gerechtigd zijn aan zodanig vervoer deel te nemen.
Het Comité van Ministers kan tevens bepalen, dat de intrekking zich kan uitstrekken tot de mogelijkheid tot het verrichten van ander vervoer, na toepassing van de artikelen 85, 86, eerste lid, en 87, eerste lid, van genoemd Verdrag.
3
a)
De intrekking, waartoe is besloten overeenkomstig het advies, bedoeld in artikel 9, a), blijft geldig tot de dag, waarop de controle heeft plaatsgehad en uiterlijk tot de vijfde dag na die, waarop de vervoerder aan de bevoegde Minister mededeelt zich aan bedoelde controle te willen onderwerpen. De Minister of zijn gevolmachtigde heft de maatregel tot intrekking op, indien m.b.t. de weigering van de vervoerder zich aan de controle te onderwerpen een rechterlijke uitspraak is gedaan welke kracht van gewijsde heeft verkregen. De beslissing vervalt vier weken nadat zij uitvoerbaar is geworden, voor zover zij niet eerder ongeldig is geworden op grond van het in dit lid bepaalde; de duur van reeds in de zaak geëffectueerde intrekkingen wordt op deze termijn in mindering gebracht.
b)
Het in artikel 9, b), bedoelde gemotiveerde advies alsmede de intrekking, waartoe overeenkomstig dat advies is besloten, kunnen betrekking hebben op een tijdvak van acht dagen tot zes maanden; de duur van reeds in de zaak geëffectueerde intrekkingen wordt op deze termijn in mindering gebracht.
Artikel 14
1
De beslissingen van de Minister of zijn gevolmachtigde, bedoeld in artikel 12, zijn vatbaar voor beroep in de gevallen en op de voorwaarden als voorzien in de nationale wet. Het beroep kan slechts betrekking hebben op de nietigverklaring van de beslissing. Het heeft geen schorsende werking behoudens andersluidende beslissing van de rechter bij wie de zaak aanhangig is.
2
De Bijzondere Commissie is verplicht alle inlichtingen te verstrekken, die haar door de administratieve rechter worden gevraagd.
3
De Bijzondere Commissie wordt in kennis gesteld van de beslissing op het beroep.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, dit Protocol hebben ondertekend.
GEDAAN te 's-Gravenhage, op 29 april 1969, in drievoud in de Nederlandse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.