Einde inhoudsopgave
Overeenkomst inzake de administratieve en strafrechtelijke samenwerking op het gebied van de regelingen die verband houden met de verwezenlijking van de doelstellingen van de Benelux Economische Unie
Artikel 24
Geldend
Geldend vanaf 01-02-1971
- Bronpublicatie:
29-04-1969, Trb. 1969, 124 (uitgifte: 15-08-1969, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-02-1971
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-02-1971, Trb. 1971, 27 (uitgifte: 01-01-1971, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
1.
De tot het opsporen van strafbare feiten bevoegde ambtenaren van een der landen, die een achtervolging zijn begonnen in de loop waarvan zij wettelijk bevoegd waren de achtervolgde persoon staande te houden, te visiteren en eventueel aan te houden, de goederen en de vervoermiddelen te visiteren en eventueel in beslag te nemen, zijn gerechtigd, om bij de achtervolging van de voortvluchtige, de goederen of de vervoermiddelen, zich op het grondgebied van de beide andere landen te begeven.
2.
Deze ambtenaren moeten onmiddellijk een beroep doen op de bevoegde ambtenaren van het land welks grondgebied zij hebben betreden. De ambtenaren van dat land verlenen hun alle nodige medewerking en kunnen te dien einde, binnen de grenzen van de wettelijke bepalingen van hun land, de persoon aanhouden om zijn identiteit vast te stellen, hem te visiteren of zijn arrestatie te bewerkstelligen, en de goederen en vervoermiddelen visiteren en in beslag nemen.
3.
Indien de achtervolging echter niet onderbroken is en het spoedeisende karakter van het optreden het onmogelijk maakt de medewerking in te roepen van de bevoegde ambtenaren van het land welks grondgebied zij hebben betreden, mogen de achtervolgende ambtenaren de achtervolgde persoon staande houden en aanhouden alsmede de goederen en de vervoermiddelen visiteren en in beslag nemen. Indien zij de achtervolgde persoon hebben aangehouden, leiden zij deze onverwijld voor de plaatselijke openbare macht met het in het tweede lid vermelde doel. Indien zij de goederen en vervoermiddelen in beslag hebben genomen, overhandigen zij deze onverwijld aan de ambtenaren van het land waar de inbeslagneming is geschied, die deze zullen bewaren tot een beslissing aangaande hun bestemming zal zijn genomen.