Einde inhoudsopgave
Algemene pensioen- en uitkeringswet politieke ambtsdragers
Artikel 54a
Geldend
Geldend vanaf 13-07-1988. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-1984
- Bronpublicatie:
20-04-1988, Stb. 1988, 300 (uitgifte: 01-01-1988, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 19473 Overheid.nl: 19473)
- Inwerkingtreding
13-07-1988, terugwerkend tot: 01-01-1984
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-04-1988, Stb. 1988, 300 (uitgifte: 01-01-1988, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 19473Overheid.nl: 19473)
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Bijzondere onderwerpen
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Uitkeringsvoorwaarden
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
1.
De belanghebbende is verplicht van het ter hand nemen van enige activiteiten als bedoeld in artikel 54, tweede lid, terstond mededeling te doen aan Onze Minister, onder opgave, voor zover mogelijk, van de inkomsten, die hij uit die activiteiten zal trekken. Zijn de inkomsten niet vooraf op te geven, dan doet hij tijdig vóór het verschijnen van elke uitkeringstermijn opgave van de inkomsten, die hij sinds het ter hand nemen van de activiteiten of sinds de vorige opgave heeft genoten. Onze Minister geeft nadere voorschriften aangaande het doen van mededelingen door de belanghebbende met betrekking tot de activiteiten, bedoeld in artikel 54, tweede lid.
2.
Brengt de aard van de activiteiten of van de inkomsten mede, dat de inkomsten over een langere termijn moeten worden berekend, dan geschiedt de opgave dienovereenkomstig en wordt op de uitkering een vermindering toegepast van een voorlopig vastgesteld bedrag onder voorbehoud van verrekening aan het einde van de evenbedoelde termijn.
Ten aanzien van deze verrekening is artikel 54 van toepassing, met dien verstande, dat zij geschiedt over de in de vorige volzin bedoelde langere termijn in plaats van over iedere maand afzonderlijk.
3.
Onze Minister kan bij de vaststelling van het bedrag van de vermindering van de opgave van de belanghebbende afwijken.
4.
De belanghebbende, aan wie uitkering is toegekend, wordt door het aanvaarden van de uitkering geacht erin toe te stemmen, dat allen, die daarvoor naar het oordeel van Onze Minister in aanmerking komen, omtrent zijn omstandigheden alle inlichtingen geven, welke voor de uitvoering van dit hoofdstuk noodzakelijk zijn.