De procesinleiding is op 6 oktober 2023 bij de Hoge Raad ingediend. Omdat dit een foutieve versie van de procesinleiding betrof, is op 9 oktober 2023 de juiste versie van de procesinleiding ingediend.
HR, 19-01-2024, nr. 23/03873
ECLI:NL:HR:2024:55
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19-01-2024
- Zaaknummer
23/03873
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2024:55, Uitspraak, Hoge Raad, 19‑01‑2024; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2023:1129
ECLI:NL:PHR:2023:1129, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 11‑12‑2023
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2024:55
- Vindplaatsen
Uitspraak 19‑01‑2024
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 23/03873
Datum 19 januari 2024
BESCHIKKING
In de zaak van
[betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: betrokkene,
advocaat: R.P. Streng,
tegen
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT OOST-NEDERLAND,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de officier van justitie,
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/08/298335 / FA RK 23-1589 van de rechtbank Overijssel van 7 juli 2023.
Betrokkene heeft tegen de beschikking van de rechtbank beroep in cassatie ingesteld.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
2. Beoordeling van het middel
De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, als voorzitter, F.J.P. Lock en A.E.B. ter Heide, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op 19 januari 2024.
Conclusie 11‑12‑2023
Partij(en)
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 23/03873
Zitting 11 december 2023
CONCLUSIE
M.L.C.C. Lückers
In de zaak
[betrokkene] ,
verzoeker tot cassatie,
advocaat: mr. R.P. Streng,
tegen
Officier van Justitie arrondissementsparket Oost-Nederland,
verweerder in cassatie,
niet verschenen.
Partijen worden hierna verkort aangeduid als betrokkene respectievelijk de officier van justitie.
1. Inleiding en samenvatting
In deze Wvggz-zaak heeft de rechtbank geoordeeld dat betrokkene, die een alcoholverslaving heeft, lijdt aan een psychische stoornis in de zin van art. 3:3 van de Wvggz en ingevolge art. 6:4 Wvggz een zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden. Het middel klaagt in de kern dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat bij betrokkene sprake is van een psychische stoornis, nu een alcoholverslaving niet tot het bestreden oordeel kan leiden, tenzij de verslaving gepaard gaat met (andere) psychische stoornissen van zodanige ernst dat het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen daardoor zo ingrijpend wordt beïnvloed, dat betrokkene het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend, omdat de stoornis de gevaarvolle daden van betrokkene in overwegende mate beheerst. Geklaagd wordt dat noch uit de bestreden beschikking noch uit de medische verklaring blijkt van een psychische stoornis van zodanige ernst.
2. Feiten en procesverloop
2.1
Bij verzoekschrift, bij de rechtbank Overijssel (hierna: de rechtbank) ingekomen op 20 juni 2023, heeft de officier van justitie verzocht om ten aanzien van betrokkene een zorgmachtiging te verlenen voor de duur van zes maanden. Bij dat verzoekschrift is onder andere een medische verklaring overgelegd die op 5 juni 2023 is ondertekend door een niet bij de behandeling betrokken psychiater.
De officier van justitie heeft voorgesteld – voor de gehele looptijd van de te verlenen machtiging, te weten zes maanden – daarin de volgende vormen van verplichte zorg op te nemen:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
2.2
Op 7 juli 2023 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek bij betrokkene thuis plaatsgevonden. Gehoord zijn: betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat, [betrokkene 1] (verpleegkundige specialist GGZ, in plaats van [betrokkene 2] , hoofdbehandelaar bij [verblijfplaats] (hierna: [verblijfplaats] )) en [betrokkene 3] (ambulant woonbegeleider bij [verblijfplaats] ).
2.3
Bij (mondelinge) beschikking van 7 juli 2023 heeft de rechtbank een zorgmachtiging verleend voor de door de officier van justitie verzochte vormen van verplichte zorg tot en met uiterlijk 7 januari 2024. De rechtbank heeft daartoe in rov. 2.3 en 2.4 als volgt overwogen:
‘2.3 De rechtbank is van oordeel dat uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van middelgerelateerde- en verslavingsstoornissen en andere problemen die een reden voor zorg kunnen zijn, waarbij de middelgerelateerd- en verslavingsstoornissen voorliggend zijn. De verslaving heeft betrokkene, in de greep. Zijn denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen wordt zo ingrijpend beïnvloed dat betrokkene het ernstig nadeel, bestaande uit levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang, niet kan worden toegerekend. Betrokkene toont geen realistische kijk op zijn situatie. Hij bagatelliseert de lichamelijke problematiek en realiseert zich niet dat hij zich daadwerkelijk dood kan drinken. Betrokkene heeft desgevraagd verklaard zich niet dood te willen drinken maar ook niet te willen stoppen met het drinken van alcohol. Daarmee geeft hij geen blijk van inzicht in de ernst van zijn situatie. Betrokkene is slecht ter been en daarmee is de kans op vallen vergroot, zeker als betrokkene onder invloed is. Betrokkene neemt dit valgevaar en de gevaren die vanwege zijn overige lichamelijke problematiek bij een val kunnen ontstaan onvoldoende serieus. Een val kan gemakkelijk tot de dood van betrokkene leiden. De ziekte van Wernicke is al een paar keer opgetreden, dat is een voorstadium van erger. Nu ingrijpen kan wellicht verdere schade voorkomen.
2.4
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig. Betrokkene kiest er niet voor om zijn leven op een andere manier in te richten omdat hij onder invloed van de verslaving handelt. Een opname is gerechtvaardigd om betrokkene de kans te geven op andere gedachten en tot herstel te komen.’
2.4
Daarna heeft de rechtbank overwogen dat er geen mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis, zodat verplichte zorg nodig is, waarna de in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg, die zijn gebaseerd op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, worden opgesomd (rov. 2.5). Vervolgens heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn die hetzelfde beoogde effect hebben (rov. 2.6), dat de voorgestelde verplichte zorg evenredig is en naar verwachting effectief, dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene (rov. 2.7), dat de rechtbank het eigen plan van aanpak van betrokkene heeft gelezen en, samengevat, van oordeel is dat in dit plan van aanpak te weinig concrete interventies worden genoemd waarmee het ernstig nadeel kan worden afgewend (rov. 2.8) en dat gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz.
2.5
Namens betrokkene is – tijdig1.– beroep in cassatie ingesteld. In cassatie is geen verweerschrift ingediend.
3. Bespreking van het cassatiemiddel
3.1
Het cassatiemiddel bevat één onderdeel, dat uiteenvalt in 5 subonderdelen,2.en richt klachten tegen rov. 2.3 en 2.4 van de bestreden beschikking en tegen hetgeen de rechtbank mondeling heeft overwogen en geoordeeld:
‘Rechter: Ik doe uitspraak. Ik verleen de zorgmachtiging. Ik vind dat er wel voldaan is aan het criterium psychische stoornis, ook zoals de Hoge Raad dat verwoordt. De verslaving heeft u in plaats van dat u de verslaving heeft. U wordt daardoor zodanig in de greep gehouden dat u niet meer in staat bent tot een realistisch beeld van hetgeen er gebeurt. U heeft niet door dat u zich dood kunt drinken. Bloedstollingsproblematiek maakt het extra gevaarlijk en daar geeft u zich geen rekenschap van. Als u valt dan kan dat het einde van uw leven betekenen. Wernicke is al een paar keer opgetreden. Dat is een voorstadium van erger. U kiest er niet wilsbekwaam voor om op een andere manier verder te gaan. Opname is gerechtvaardigd om u de kans te geven op andere gedachten en tot herstel te komen. Ik gun u dat het beter gaat, ook al ziet u dat anders. Er is sprake van ernstig nadeel voor uw gezondheid. Dit staat ook zo in de aanvraag. De verzochte vormen van verplichte zorg zijn ook toewijsbaar. Alles voor de duur van zes maanden. Dit alles wordt nog op papier gezet.’3.
3.2
Onder randnummer 1 van de procesinleiding wordt geklaagd dat de rechtbank blijk heeft gegeven van een onjuiste toepassing van art. 3:3 Wvggz door in de gegeven omstandigheden een psychische stoornis in de zin van dat wetsartikel aan te nemen. Immers, mede tegen de achtergrond van de uit art. 5 lid 1 EVRM voortvloeiende waarborgen tegen willekeurige vrijheidsbeneming, kan alcoholverslaving, ook indien wordt aangenomen dat dit een psychiatrische ziekte is, niet tot het bestreden rechtsoordeel leiden, tenzij de verslaving gepaard gaat met (andere) psychische stoornissen van zodanige ernst dat het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen daardoor zo ingrijpend wordt beïnvloed, dat betrokkene het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend, omdat de stoornis de gevaarvolle daden van de betrokkene in overwegende mate beheerst.4.Noch uit de bestreden beschikking / het proces-verbaal5.noch uit de medische verklaring of de toelichting daarop ter zitting (die ontbreekt) blijkt van een psychische stoornis van zodanige ernst als hiervoor genoemd. Daarnaast is het bestreden oordeel zonder nadere motivering onbegrijpelijk, aldus de klacht.
3.3
De rechtbank heeft niet vastgesteld dat betrokkene een willoos werktuig is geworden van zijn verslaving. Daarnaast is zonder nadere motivering onduidelijk of dergelijke vaststelling besloten ligt in de overwegingen van de rechtbank gelezen in verband met de medische verklaring. Dat klemt temeer omdat ook uit de overige stukken niets blijkt over de aanwezigheid van een psychische stoornis bij betrokkene, anders dan alcoholverslaving. Uit het zorgplan blijkt zelfs dat neurocognitieve schade niet is vastgesteld en daarom onbekend is, aldus de toelichting op de klacht.6.
3.4
Subonderdeel 1 klaagt7.vervolgens dat voor zover aan het oordeel van de rechtbank dat sprake is van een psychische stoornis in de zin van de Wvggz de gedachte ten grondslag ligt dat de door de psychiater in de medische verklaring genoemde ‘lichte confabulatie’8.voldoende aanwijzing vormt dat betrokkene (mogelijk) lijdt aan (ernstige) neurocognitieve schade, dat oordeel getuigt van een onjuiste rechtsopvatting over de vereisten voor het aannemen van een psychische stoornis in de juridische betekenis ervan, dan wel dat de rechtbank dit oordeel gebrekkig heeft gemotiveerd. Het zijn van een willoos werktuig veronderstelt een situatie van ernstige neurocognitieve schade; lichte confabulatie wijst daarop in ieder geval niet. De eerder opgetreden ziekte van Wernicke en het hoge risico op het syndroom van Korsakov maken dat niet anders, laat staan de overige lichamelijke klachten van betrokkene, aldus het eerste subonderdeel.9.
3.5
Voorts wordt in subonderdeel 210.geklaagd dat ook onduidelijk is gebleven of de rechtbank het vereiste causaal verband tussen de psychische stoornis en ernstig gevaar heeft vastgesteld. Door in het geheel geen verband te leggen tussen enerzijds de (lichte) confabulatie (al dan niet in combinatie met het optreden van de ziekte van Wernicke en het hoge risico op het syndroom van Korsakov), en anderzijds het vastgestelde ernstig nadeel, kan niet worden vastgesteld of de rechtbank van een juiste rechtsopvatting is uitgegaan. In dat geval getuigt de bestreden beschikking / het proces-verbaal volgens het subonderdeel hetzij van een onjuiste rechtsopvatting, hetzij van een gebrekkige motivering.
3.6
Subonderdeel 311.klaagt vervolgens dat de overweging van de rechtbank in de laatste alinea van blad 4 van het proces-verbaal en in rov 2.4 van de bestreden beschikking dat betrokkene niet ‘wilsbekwaam’ ervoor kiest zijn leven anders in te richten, omdat hij onder invloed handelt van zijn verslaving, onbegrijpelijk is. Dit oordeel lijkt ten onrechte te zijn ingegeven door de gedachte dat het betrokkene niet lukt te stoppen met drinken. Betrokkene kiest er welbewust voor niet te willen stoppen met het drinken van alcohol. De rechtbank had haar oordeel nader moeten motiveren voor zover dat ziet op het beperkte inzicht van betrokkene in de ernst van de situatie en dit doorslaggevend of mede dragend is geweest voor het oordeel dat betrokkene een willoos werktuig van zijn alcoholverslaving is geworden, aldus het derde subonderdeel.
3.7
Subonderdelen 4 en 5 bevatten voortbouwklachten.
3.8
Art. 6:4 lid 1 Wvggz bepaalt dat de rechter een zorgmachtiging verleent, indien naar zijn oordeel aan de criteria voor verplichte zorg als bedoeld in art. 3:3 Wvggz en het doel van de verplichte zorg als bedoeld in art. 3:4 onder b tot en met e Wvggz is voldaan. Art. 3:3 Wvggz geeft als basisregel dat wanneer als gevolg van de psychische stoornis van een persoon diens gedrag leidt tot ernstig nadeel, bij wijze van uiterste middel verplichte zorg kan worden verleend. Bij een psychische stoornis gaat het om een aandoening van de geestvermogens, waarbij moet worden gedacht aan de vermogens tot denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen. Een stoornis behoeft niet het functioneren van de geestvermogens in alle opzichten of op elk ogenblik te betreffen, maar er moet volgens art. 3:3 Wvggz in ieder geval een oorzakelijk verband zijn tussen de psychische stoornis en ernstig nadeel.12.
De vraag of een alcoholverslaving of afhankelijkheid van alcohol voldoende is om een gedwongen opname te rechtvaardigen is ook onder de voorganger van de Wvggz, de Wet Bopz, verschillende keren aan de orde gesteld. De Hoge Raad heeft in een uitspraak van 12 oktober 201813.overwogen dat:
‘(…) verslaving aan middelen als alcohol en drugs niet tot toepassing van de Wet Bopz kan leiden, tenzij de verslaving gepaard gaat met (andere) psychische stoornissen van zodanige ernst dat het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen daardoor zo ingrijpend worden beïnvloed dat de betrokkene het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend, omdat de stoornis de gevaarvolle daden van de betrokkene overwegend beheerst (zie onder meer ook HR 13 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2630). Hiermee heeft de Hoge Raad het volgende tot uitdrukking gebracht. Verslaving aan middelen als alcohol en drugs kan op zichzelf niet tot toepassing van de Wet Bopz leiden, ook niet indien wordt aangenomen dat deze verslaving een psychiatrische ziekte is. Er moet om tot toepassing van de Wet Bopz te komen sprake zijn van een psychische stoornis van zodanige ernst dat het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen daardoor zo ingrijpend worden beïnvloed dat de betrokkene het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend, omdat de stoornis de gevaarvolle daden van de betrokkene overwegend beheerst. Deze psychische stoornis kan voortvloeien uit of samenhangen met de verslaving aan middelen. Het kan ook gaan om een van de verslaving losstaande psychische stoornis van andere aard (‘comorbiditeit’).’
3.9
In de parlementaire geschiedenis14.van de Wvggz zijn aanknopingspunten te vinden dat de jurisprudentie onder de Wet Bopz zijn betekenis heeft behouden:
‘Onder het bereik van het wetsvoorstel vallen personen met een psychische stoornis die aan het criterium voor verplichte zorg voldoen. Met de term «psychische stoornis» is aansluiting gezocht bij de classificatie van zogeheten Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-IV), het handboek dat onder verantwoordelijkheid van de American Psychiatric Association tot stand is gekomen. Dit handboek biedt een praktische leidraad voor hulpverleners die te maken hebben met psychische problematiek en wordt algemeen gezien als een standaardwerk. Uit de DSM-IV vloeit voort dat ook een verstandelijke beperking, een persoonlijkheidsstoornis, verslaving, dementie of een psychische stoornis bij kinderen en jeugdigen als «psychische stoornis» kunnen worden aangemerkt.
Voor de duidelijkheid zij opgemerkt dat de kwalificatie van een classificatie als «DSM IV» op zichzelf genomen niet zonder meer aanleiding kan geven voor toepassing van het wetsvoorstel. Als voorwaarde voor het verlenen van verplichte geestelijke gezondheidszorg geldt, dat de psychische stoornis dermate ernstige vormen aanneemt dat zij betrokkene zodanig in zijn greep heeft, dat er ernstige schade voor hem of zijn omgeving ontstaat of dreigt te ontstaan. Hoofdstuk 3 van het wetsvoorstel formuleert de criteria voor verplichte zorg aan personen met een psychische stoornis.
Aansluiting is ook gezocht bij de ontwikkeling in de tijd van het «stoornisbegrip» in de Wet Bopz. «De stoornis moet de gevaarvolle daden van de betrokkene overwegend beheersen», aldus de wetgever in 1979 (Kamer stukken II, 1979/80, 11 270). De gedachte van de wetgever was dat betrokkene als het ware willoos werktuig in handen van de stoornis zou moeten zijn, waarbij de toerekenbaarheid voor het gevaar is vervallen, wil er sprake kunnen zijn van een geestesstoornis (zie ook de uitgebreide toelichting op het stoornisbegrip in R.H. Zuijderhoudt, Stoornis en de Wet Bopz, praktijkreeks Bopz, nr. 8). Deze gedachte bracht mee dat gevaar dat voortvloeide uit middelenafhankelijkheid (verslaving) of een persoonlijkheidsstoornis niet als een geestesstoornis kon worden gekwalificeerd, tenzij de stoornis «de gevaarvolle daden overwegend zou beheersen». Aangezien tegenwoordig verslaving als een ziekte wordt opgevat en ook meer geneeskundige verklaringen voor persoonlijkheidsstoornissen worden uitgeschreven, is het oorspronkelijke onderscheid dat de wetgever aanbracht tussen «echte» psychiatrische ziektebeelden zoals psychotische aandoeningen en andere stoornissen vervaagd. Dit hangt ook samen met het ruimere arsenaal aan interventies op het terrein van de zorg die op grond van het wetsvoorstel mogelijk zijn.’
(…)
De groep zorgwekkende zorgmijders bestaat uit mensen die ernstige problemen hebben om zich staande te houden, maar die niet dan wel zeer moeilijk te overreden zijn om zorg te accepteren. Hieronder vallen vaak verslaafden en dak- en thuislozen met psychische problemen. Zoals in het voorafgaande uiteen is gezet is voor de omschrijving van de term «psychische stoornis» aansluiting gezocht bij de classificatie van de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorder (DSM-IV). Uit de DSM-IV vloeit voort dat ook verslaving als «psychische stoornis» kan worden aangemerkt. Verslaving aan alcohol en drugs valt daarmee onder de reikwijdte van het wetsvoorstel. Dit maakt een einde aan de nu nog heersende verschillen in opvatting of verslaving aan verdovende middelen of excessief alcoholgebruik het al dan niet toepassen van dwang en drang kunnen rechtvaardigen.
3.10
In de Wvggz is het stoornisbegrip niet verruimd ten opzichte van de Wet Bopz, zodat verslaving aan middelen als alcohol op zichzelf nog steeds niet tot toepassing van de Wvggz kan leiden.15.De eis blijft dat de psychische stoornis dermate ernstige vormen moet hebben aangenomen en betrokkene zodanig in zijn greep heeft dat ernstige schade voor hemzelf of zijn omgeving ontstaat of dreigt te ontstaan.16.Het blijft dus bestendige jurisprudentie dat sprake moet zijn van een psychische stoornis van zodanige ernst dat het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen daardoor zo ingrijpend worden beïnvloed dat betrokkene het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend, omdat de stoornis de gevaarvolle daden van betrokkene overwegend beheerst. Deze psychische stoornis kan voortvloeien uit of samenhangen met de verslaving aan middelen. Het kan ook gaan om een van de verslaving losstaande psychische stoornis van andere aard (‘comorbiditeit’).17.Een moeilijkheid is echter dat het medisch oordeel niet altijd de juridische kwalificatie ‘psychische stoornis’ kan dragen.18.19.
3.11
Uit de medische verklaring, waarnaar de rechtbank onder andere verwijst, blijkt dat de onafhankelijk psychiater in rubriek 4d van oordeel is dat sprake is van een psychische stoornis bij betrokkene. In dat kader is onder rubriek 4e als (vermoedelijke) diagnose gesteld: ‘Betrokkene is een 35 jarige man bekend met een stoornis in het gebruik van alcohol, met een hoog risico op Korsakov, waarbij sprake is van eenzaamheid en/of eenzaamheidsgevoelens na overlijden van zijn partner (vriend). Somatisch bekend met hemofilie, levercirrose, anemie en polyneuropathie.’
Onder rubriek 4f wordt de diagnose in de navolgende DSM-afgeleide classificatie geschaard: ‘6. middelgerelateerde en verslavingsstoornissen, 10. andere problemen die een reden voor zorg kunnen zijn’. Onder rubriek 4 onder g staat voorts als belangrijkste diagnose: ‘middelgerelateerde en verslavingsstoornissen’.
3.12
Voorts wordt in het zorg-/behandelplan onder rubriek 4a (eveneens) als diagnose ‘stoornis in alcoholgebruik: ernstig’ genoemd. Onder rubriek 5b wordt onder andere beschreven dat ‘Er al sprake is van ernstig lichamelijk- en psychisch (hersen)letsel met een hoog risico op het Korsakovsyndroom, met onherstelbare hersenschade.’
3.13
De vraag of aan het wettelijk stoornisbegrip wordt voldaan is in geval van verslavingsziekte dikwijls niet eenvoudig te beantwoorden. Dat geldt ook voor de onderhavige zaak. Hoewel een enkelvoudige verslavingsziekte aan de door de Hoge Raad geformuleerde maatstaf (zoals hiervoor is weergegeven) kán voldoen, zal dit in de klinische praktijk minder snel het geval zijn dan bijvoorbeeld een aandoening als schizofrenie of een bipolaire stoornis. De reden daarvoor is gelegen in het feit dat bij een verslavingsziekte gewoonlijk dusdanige mogelijkheden voor autonome keuzes en eigen regie resteren, dat de patiënt in kwestie niet als willoos werktuig van de verslaving kan worden beschouwd. Verslavingen zijn groepen van aandoeningen waarbij de patiënt dikwijls voldoende autonomie, wilsbekwaamheid en toerekenbaarheid behoudt om geen willoos werktuig van zijn of haar aandoening(en) te worden.20.De weging en vaststelling van de aanwezigheid van een psychische stoornis zoals bedoeld in de Wvggz dient in iedere zaak c.q. bij iedere persoon op maat te geschieden.21.In de uitspraak van 14 oktober 202222.oordeelde de Hoge Raad dat uit de overwegingen en conclusie van de rechtbank niet volgt waarom c.q. op welke manier de neurocognitieve stoornis en/of alcoholmisbruik het bedoelde gedrag van betrokkene in overwegende mate beheerst en er bij deze specifieke betrokkene voor zorgt dat het ernstig nadeel niet of onvoldoende aan hem kan worden toegerekend. De rechter dient dus in dergelijke zaken goed te onderbouwen waarom en hoe bij de betreffende betrokkene aan het wettelijk stoornisbegrip wordt voldaan. Hierbij mag de rechter de medische verklaring en/of hetgeen ter zitting is uitgewisseld aanhalen omdat daaruit essentiële informatie kan worden afgeleid over hoe de aandoening(en) waaraan betrokkene lijdt hem of haar tot willoos werktuig maken.23.
3.14
Gezien de diagnose en hetgeen ter zitting is verklaard, heeft de rechtbank, anders dan het middel betoogt, de door de Hoge Raad geformuleerde maatstaf mijns inziens niet miskend. Allereerst heeft de rechtbank genoemde maatstaf met zoveel woorden in haar motivering herhaald. Hierin zit ook een verschil met de zaak die heeft geleid tot de uitspraak van de Hoge Raad van 14 oktober 2022 (hiervoor genoemd), waarin de rechtbank dit had nagelaten. Daarbij volgt uit het proces-verbaal dat de rechtbank zich ook ter zitting rekenschap heeft gegeven van dit criterium, dat erop neerkomt dat sprake moet zijn van een situatie waarbij de patiënt in meerdere mate een willoos werktuig is van zijn verslaving. Op pagina 3 van het proces-verbaal staat genoemd dat de verpleegkundige specialist GGZ de rechtbank desgevraagd laat weten dat ‘de alcohol zo ingrijpend aanwezig is in het leven [van betrokkene] dat de keuzes worden beïnvloed door de zucht naar alcohol. De verslaving heeft [betrokkene] in plaats van andersom.’
3.15
De rechtbank heeft de gestelde diagnose uit de medische verklaring (onder 4f) in de bestreden beschikking onder rov 2.3 overgenomen. Volgens de rechtbank heeft de verslaving betrokkene in de greep en toont betrokkene hierdoor geen realistische kijk (meer) op zijn situatie. Ik begrijp het oordeel van de rechtbank aldus dat betrokkene vanwege zijn ernstige verslaving zijn eveneens ernstige problematiek bagatelliseert en niet langer is staat is zich te realiseren dat, als hij zo doorgaat, er een aanzienlijke kans is dat hij zal komen te overlijden.24.Dit oordeel is in het licht van de medische verklaring en het zorg-/behandelplan niet onbegrijpelijk en voldoende gemotiveerd. Zoals gezegd, wordt zowel in de medische verklaring als het zorg-/behandelplan genoemd dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis. Hoewel uit die stukken volgt dat bij betrokkene ook sprake is van (veel) somatische klachten en lichamelijke schade en dergelijke klachten alleen onvoldoende toereikend kunnen zijn om het oordeel te rechtvaardigen dat sprake is van een psychische stoornis in de zin van de wet,25.volgt uit het zorg-/behandelplan dat bij betrokkene op dit moment reeds sprake is van ernstig psychisch (hersen)letsel.26.Daarnaast blijkt uit de medische verklaring en het zorg-/behandelplan ook dat bij betrokkene al meermaals de ziekte van Wernicke is opgetreden. De ziekte van Wernicke is een voorstadium van de ziekte van Korsakov27.en is een neurologische aandoening die het gevolg is van een jarenlange te hoge alcoholconsumptie en slechte voeding. Ook dit duidt dus niet enkel op lichamelijke klachten. Daarbij heeft de verpleegkundig specialist GGZ ter zitting verklaard dat de zorgen over het functioneren van betrokkene zijn toegenomen en dat lichamelijk en psychisch sprake is van achteruitgang.28.Het middel gaat er mijns inziens dan ook ten onrechte vanuit dat bij betrokkene in het geheel geen sprake zou zijn van neurocognitieve schade. Dat volgens de verpleegkundige specialist GGZ om in kaart te kunnen brengen wat de neurocognitieve schade op dit moment is, betrokkene in ieder geval twee weken abstinent dient te zijn van alcohol, wat voor betrokkene in een ambulante setting niet haalbaar is,29.staat mijns inziens aan het oordeel van de rechtbank niet in de weg. Voor verlening van een zorgmachtiging dient immers met ‘voldoende zekerheid’ te kunnen worden vastgesteld dat sprake is van een psychische stoornis.30.De vraag of de rechtbank de ‘lichte confabulatie’ waarvan bij betrokkene sprake is aan het oordeel ten grondslag heeft gelegd, waarop subonderdeel 1 ziet, doet mijns inziens aan het voorgaande niet af. De klacht faalt dan ook in zoverre.
3.16
Ook de klacht in subonderdeel 2, dat onduidelijk is gebleven of de rechtbank het vereiste causaal verband tussen de psychische stoornis en het ernstig gevaar heeft vastgesteld, faalt. De rechtbank noemt in rov. 2.3 (midden) dat het ernstig nadeel bestaat uit levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Vervolgens overweegt de rechtbank dat betrokkene slecht ter been is, wat de kans op vallen vergroot, zeker als betrokkene onder invloed is. Betrokkene neemt dit valgevaar volgens de rechtbank onvoldoende serieus en een val kan gemakkelijk tot de dood van betrokkene leiden. Hieruit volgt mijn inziens voldoende dat het ernstig nadeel wordt veroorzaakt door het gedrag van betrokkene (te weten het overmatig drinken van alcohol) dat voortvloeit uit de psychische stoornis. Dat oordeel is niet onjuist en evenmin onbegrijpelijk in het licht van de inhoud van de overgelegde stukken, waarbij ik onder andere wijs op rubriek 6a en c van de medische verklaring, waaruit volgt dat ook de psychiater van oordeel is dat uit het gedrag van betrokkene als gevolg van de psychische stoornis (een aanzienlijk risico op) ernstig nadeel voortvloeit. De psychiater omschrijft het ernstig nadeel als volgt: ‘Overmatig alcoholgebruik kan schade berokkenen aan lever, hersenen en algemene gezondheid van betrokkene. Door de aanwezigheid van zijn ernstige, somatische problemen, in combinatie met beperkte vitamine-/voedingsinname kan hij ernstig ziek worden en kan hieraan overlijden. Hij loopt te slecht, er is direct levensgevaar bij vallen van betrokkene door flauwte en de anemie/hemofilie die de bloedingen in de hersenen verergeren met de dood tot gevolg. Betrokkene verwaarloost zichzelf, zijn algemene gezondheid en gaat maatschappelijk achteruit.’31.De psychiater komt onder andere tot dat oordeel doordat ‘betrokkene voortdurend onder invloed is, maar beweert alleen in het weekend te drinken. Zijn inname van voeding is beperkt en hij ligt vaak bewusteloos op de grond (…). Hij kan zonder rollator niet lopen, desondanks valt hij regelmatig. Er is sprake van gebrekkige motivatie, probleembesef, ziektebesef en ziekte inzicht ontbreken totaal bij hem, er is sprake van een sombere stemming en/of eenzaamheidsgevoelens in combinatie met gevoeligheid voor lichte boosheid en irritatie, en zelfverwaarlozing waarbij de noodzakelijke zelfzorg te kort schiet.’32.Mede in dit licht bezien is het oordeel van de rechtbank, zoals gezegd, niet onbegrijpelijk, zodat de klacht ook op dit punt faalt.
3.17
Het oordeel van de rechtbank dat sprake is van een psychische stoornis in de zin van de Wvggz is in het licht van het voorgaande niet onjuist of onbegrijpelijk. Subonderdeel 3, waarin wordt geklaagd dat het oordeel van de rechtbank dat betrokkene niet ‘wilsbekwaam’ ervoor kiest zijn leven anders in te richten, omdat hij onder invloed handelt van zijn verslaving, onbegrijpelijk is, kan gelet hierop ook niet slagen. De rechtbank heeft zoals gezegd de juiste maatstaf aangelegd en het oordeel voldoende begrijpelijk toegelicht. Het middel en de subonderdelen 1 tot en met 3 falen dan ook.
Subonderdelen 4 en 5
3.18
Subonderdelen 4 en 5 bouwen voort op de voorgaande onderdelen. Nu deze onderdelen falen, falen subonderdelen 4 en 5 ook.
4. Conclusie
De conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 11‑12‑2023
In de aanbiedingsbrief wordt onderaan p. 1. gesproken van subonderdelen. De subonderdelen worden in de procesinleiding zelf niet als zodanig benoemd, maar volgen wel uit de tekst van de procesinleiding. Voor de duidelijkheid benoem ik daarom bij bespreking van de subonderdelen ook telkens het bijbehorende randnummer uit de procesinleiding.
Proces-verbaal p. 4.
Hoge Raad 23 september 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU0372, NJ 2007, 230 m. nt. J. Legemaate.
In de procesinleiding wordt naar de bestreden beschikking en het proces-verbaal van de mondelinge behandeling gezamenlijk verwezen als ‘de bestreden beschikkingen.’
In de procesinleiding wordt verwezen naar rubriek 3a. van het zorg-/behandelplan en de verklaring van mr. Tijken namens betrokkene, zoals volgt uit het proces-verbaal, p. 3 (onderaan).
Zie procesinleiding onder 1.2.
In de procesinleiding wordt verwezen naar rubriek 4b, slot, en rubriek 6d van de medische verklaring.
In de procesinleiding wordt verwezen naar rubriek 6b en c van de medische verklaring.
Zie procesinleiding onder 1.3.
Zie procesinleiding onder 1.4.
Hoge Raad 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1936, NJ 2018/413. Zie ook: HR 23 september 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU0372, NJ 2007/230, m. nt. J. Legemaate.
Kamerstukken II, 2009/2010, 32 399, nr. 3, p. 11-12 en 15.
Zie Hoge Raad 8 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:559, rov. 3.2.3.
Zie Hoge Raad 8 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:559, NJ 2022/161, rov. 323, herhaald in Hoge Raad 14 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1433 (Wvggz zaken) met verwijzing naar Hoge Raad 17 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:461, rov. 3.3.2 en Hoge Raad 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1936, rov. 3.3.2 (Bopz-zaken).
Over het medisch versus het juridisch ‘stoornisbegrip’ zie nader: C. Reijntjes-Wendenburg, ‘Verslaving: Van BOPZ naar Wet VGGZ’, AA 2018, p. 370-273.
C. Rijntjes-Wendenburg, Gedwongen psychiatrische zorg, (Praktijkwijzer Strafrecht nr. 12), Deventer: Wolters Kluwer 2023, p. 158-160.
Zie annotatie van J.J. de Jong bij Hoge Raad 21 januari 2022, ECLI:NL:HR:2022:58, JGz 2022/7.
Zie annotatie redactie bij Hoge Raad 14 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1433, JGz 2023/3.
Hoge Raad 14 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022;1433, JGz 2023/3.
Zie annotatie redactie bij Hoge Raad 14 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1433, JGz 2023/3.
Zie ten aanzien van het levensgevaar voor betrokkene onder andere rubriek 6b van de medische verklaring en rubriek 5b van het zorg-/behandelplan.
Zie onder andere Hoge Raad 17 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:461, rov. 3.3.3.
Zie rubriek 5b van het zorg-/behandelplan.
Zie proces-verbaal p. 2 (midden).
Zie onder andere rov. 2.2 van de bestreden beschikking.
Zie rubriek 6b van de medische verklaring.
Zie rubriek 6c van de medische verklaring.