Einde inhoudsopgave
Bedrijfsopvolging bij natuurlijke personen (FM nr. 141) 2013/4.2.4.2.c
4.2.4.2.c Neutraliteit
Dr. Y.M Tigelaar-Klootwijk, datum 01-09-2013
- Datum
01-09-2013
- Auteur
Dr. Y.M Tigelaar-Klootwijk
- JCDI
JCDI:ADS349143:1
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
Voetnoten
Voetnoten
Afrekening over het deel dat ziet op het ondernemingsvermogen kan worden voorkomen door de langstlevende als erfgenaam te benoemen. De aandelen komen dan niet op grond van het huwelijksvermogensrecht toe aan de langstlevende, maar op grond van het erfrecht. Alsdan kan de fiscale claim wel doorgeschoven worden. De verstorende werking blijft intact voor het gedeelte betreffende het beleggingsvermogen.
Zie ook Mol-Verver (2011). Door de Wet aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen (28 867) wordt dit alleen nog maar eenvoudiger. Voor het maken van huwelijkse voorwaarden tijdens het huwelijk behoeft de rechtbank geen goedkeuring meer te verlenen (art. 1:119 BW is vervallen). De wet is met ingang van 1 januari 2012 in werking getreden (Stb. 2011, 205).
NnavV, Kamerstukken II 2010/11, 32 401, nr. 7, blz. 23.
Zie ook Govers-de Louw en Schuurman-van Nifterik (2011).
In paragraaf 4.2.4.2.a kwam aan de orde dat art. 4.17 Wet IB 2001 niet kan worden toegepast als de huwelijksgemeenschap door overlijden wordt ontbonden. Op het moment van overlijden van de erflater kan art. 4.17a Wet IB 2001 wel worden toegepast voor zover de waarde van de aandelen ziet op ondernemingsvermogen. Indien de aandelen vervolgens als gevolg van de verdeling van de huwelijksgemeenschap worden toegedeeld aan de langstlevende volgt echter alsnog afrekening, zowel over het ondernemings- als over het beleggingsvermogen.1
In gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoten kunnen afrekening over zowel het ondernemings- als het beleggingsvermogen voorkomen door de huwelijksgemeenschap reeds tijdens leven te verdelen. Zo kunnen ze in het zicht van overlijden besluiten nog tijdens leven huwelijkse voorwaarden op te stellen en de huwelijksgemeenschap zodanig te verdelen dat de ab-aandelen worden toegedeeld aan degene die de ander vermoedelijk overleeft.2 Dit heeft een verstorende werking. Partijen passen hun gedrag aan om een faciliteit te kunnen benutten. Dit levert alleen tijdelijk uitstel van belastingheffing op omdat bij overlijden van de langstlevende in ieder geval afgerekend moet worden over het in de aandelen begrepen beleggingsvermogen. Het gedeelte dat ziet op het ondernemingsvermogen kan bij het overlijden van de langstlevende wel verder worden doorgeschoven op grond van art. 4.17a Wet IB 2001.
Ik ben van mening dat de wetgever geen onderscheid zou moeten maken tussen een ontbinding van de huwelijksgemeenschap bij leven en bij overlijden. Bij een overgang tijdens leven is de regering van mening dat de aanleiding hiervoor niet is het tot stand brengen van een bedrijfsoverdracht van de ene echtgenoot op de andere. Ik zie niet in waarom dit bij overlijden anders is. De regering is evenwel een andere mening toegedaan. Op grond van het draagkrachtbeginsel behoort de erflater bij overlijden over zijn totaalwinst af te rekenen. Hiervoor wordt alleen een uitzondering gemaakt indien het ondernemingsvermogen betreft. Waar het gaat om beleggingsvermogen is er geen reden doorschuiving toe te staan. Ook de verzorgingsbehoefte tussen echtelieden acht de regering geen dragende grond om doorschuiving toe te staan.3 Naar mijn mening moet de wetgever een duidelijke keuze maken. Er behoort geen verschil in fiscale behandeling te bestaan tussen de ontbinding van een huwelijksgemeenschap door overlijden, dan wel door echtscheiding. Ik ben dan ook van mening dat in beide situaties volledige doorschuiving moet worden toegestaan.4