Einde inhoudsopgave
Besluit geruisloze terugkeer (art. 14c Wet op de vennootschapsbelasting 1969)
3.5.1 Toepassing artikel 20a Wet Vpb
Geldend
Geldend vanaf 18-07-2023
- Bronpublicatie:
06-07-2023, Stcrt. 2023, 19835 (uitgifte: 17-07-2023, regelingnummer: 2023-14295)
- Inwerkingtreding
18-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-07-2023, Stcrt. 2023, 19835 (uitgifte: 17-07-2023, regelingnummer: 2023-14295)
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Geruisloze terugkeer
Inkomstenbelasting / Aanmerkelijk belang (box 2)
Inkomstenbelasting / Winst
De hierna beschreven situatie heeft mij aanleiding gegeven goed te keuren dat artikel 20a, eerste lid, Wet Vpb in die situatie en onder vermelde omstandigheden, buiten toepassing blijft.
Een natuurlijke persoon verkrijgt aandelen in een vennootschap met te verrekenen verliezen. Het uiteindelijke belang in de vennootschap is hierdoor in belangrijke mate gewijzigd. Ten tijde van de wijziging van het belang in de vennootschap bestaat het voornemen binnen drie jaar met toepassing van artikel 14c Wet Vpb de rechtsvorm van de onderneming te wijzigen.
Kort gezegd vervalt door artikel 20a, Wet Vpb, het recht op voorwaartse verliesverrekening als het uiteindelijke belang in de vennootschap in belangrijke mate wijzigt en (o.a.) het voornemen bestaat de werkzaamheden binnen drie jaren te laten afnemen tot minder dan 30% ten opzicht van de werkzaamheden bij het begin van het oudste verliesjaar. In het specifieke geval dat het voornemen tot de afname van de omvang van de werkzaamheden van de vennootschap uitsluitend verband houdt met de toepassing van de terugkeerfaciliteit van artikel 14c Wet Vpb, acht ik zo’n uitkomst niet in overeenstemming met de ratio van artikel 14c, derde lid, Wet Vpb. Die bepaling biedt de mogelijkheid, rekening houdend met de goedkeuring vermeldt in onderdeel 3.5.5, de verliezen van de vennootschap voor 19/44 deel (voor boekjaren aanvangend in het kalenderjaar 2023), onderscheidenlijk voor het deel dat voortvloeit uit die bepaling (voor boekjaren aanvangend op of na 1 januari 2024), deel bij de voortzettende aandeelhouder in aanmerking te nemen.
Ik keur daarom goed dat artikel 20a, eerste lid, Wet Vpb buiten toepassing blijft als de afname van de werkzaamheden als bedoeld in artikel 20a, vierde lid, onderdeel b, Wet Vpb uitsluitend een gevolg is van de ontbinding van de vennootschap in het kader van de toepassing van artikel 14c Wet Vpb.