Einde inhoudsopgave
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/8.6.4
8.6.4 Alternatieve tenuitvoerlegging: nachtdetentie
mr. drs. Y.N. van den Brink, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. drs. Y.N. van den Brink
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Nadat de modaliteit van nachtdetentie in 2003 landelijk is ingevoerd, signaleerden Bos e.a. in 2006 (p. 29-37) op basis van een evaluatieonderzoek dat er grote regionale verschillen bestonden in de toepassingspraktijk van de nachtdetentie, waarbij in sommige arrondissementen zelfs in het geheel geen gebruik werd gemaakt van deze modaliteit. In 2011 werd dit wederom geconstateerd door Uit Beijerse & Jansen (p. 198-200).
Interview gedragsdeskundige A (JJI).
Interview gedragsdeskundige C (JJI).
Dit is eveneens naar voren gekomen in het onderzoek van Bos e.a. 2006, p. 43.
Interview afdelingshoofd B (JJI).
Interview gedragsdeskundige A (JJI).
Interview afdelingshoofd B (JJI).
Ook in het onderzoek van Voogd (2013, p. 177) wordt gesignaleerd dat minderjarigen met nachtdetentie soms bijna dagelijks door hun sociale omgeving onder druk worden gezet om contrabande de inrichting in te smokkelen.
In het onderzoek van Voogd (2013, p. 177) wordt eveneens geconstateerd dat de dagelijkse controles zeer belastend kunnen zijn voor minderjarigen met nachtdetentie.
Interview gedragsdeskundige C (JJI).
Ook uit onderzoek van Bos e.a. (2006, p. 44) is gebleken dat minderjarigen de modaliteit van nachtdetentie, over het geheel bezien, doorgaans positief lijken te waarderen: minderjarigen beschouwen het vooral als een “gunst” om vanuit de justitiële jeugdinrichting naar hun eigen school te mogen.
Interview afdelingshoofd G (JJI).
Interview afdelingshoofd B (JJI).
Interview gedragsdeskundige J (JJI).
De sluiting van de beperkt beveiligde inrichting vond plaats in de aanloop naar de sluiting van de naastgelegen justitiële jeugdinrichting, hetgeen in augustus 2015 is voltrokken. Ten tijde van de interviews met de respondenten van de betreffende inrichting was het normaal beveiligde gebouw nog in gebruik, maar was het beperkt beveiligde gebouw reeds gesloten.
Een bijzondere tenuitvoerleggingsmodaliteit van de voorlopige hechtenis in de justitiële jeugdinrichting betreft de nachtdetentie.1 Evenals in eerder onderzoek,2 komt in het onderhavige onderzoek naar voren dat er grote regionale verschillen bestaan in de nachtdetentiepraktijk. Zo heeft – volgens de bij de betreffende inrichtingen werkzame respondenten – één van de in het onderzoek betrokken justitiële jeugdinrichtingen vrijwel nooit te maken met een jeugdige met nachtdetentie, hebben twee andere justitiële jeugdinrichting doorgaans slechts enkele jeugdigen met nachtdetentie in hun populatie, terwijl weer twee andere inrichtingen een zodanig aantal jeugdigen met nachtdetentie opvangt dat er zelfs een aparte ‘nachtdetentiegroep’ is binnen deze inrichtingen.
Uit de interviews met de gedragsdeskundigen, afdelingshoofden en ITB-ers komt naar voren dat de justitiële jeugdinrichting voor wat betreft nachtdetentie – evenals bij de ‘reguliere’ voorlopige hechtenis – vooral een faciliterende rol heeft. De justitiële jeugdinrichting is verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van de nachtdetentie, maar wordt volgens de respondenten doorgaans niet of nauwelijks – ook niet in een informerende of adviserende rol – betrokken in de besluitvorming over het al dan niet toepassen van deze modaliteit ten aanzien van een bepaalde minderjarige.
“Wij worden daar niet in gevraagd. We krijgen hier een jongere binnen en (…) vanuit de [rechtbank, YB] komt dan al bericht, van: ‘deze jongen is geschikt voor nachtdetentie’. En op het moment dat je dat seintje krijgt, dan gaat het dus niet gelijk van start, maar dan moet er dus wel een onderzoek voor nachtdetentie gelijk van start gaan. En dat gebeurt vanuit de jeugdreclassering en vanuit hier. We hebben daar een speciale nachtdetentiemedewerker voor. Of dat is gewoon een trajectbegeleider [lees: ITB-er, YB] die daar ook wel zijn weg in weet. En dan gaat het onderzoek van start, dan komt de jeugdreclassering echt concreet met een plan. En dat moet dan goedgekeurd worden nog een keer door de officier van justitie. Op het moment dat dat akkoord is, dan gaan we vanuit hier echt de praktische zaken regelen, zoals een buskaartje en dat een jongere iedere dag gewoon naar buiten kan. En de eerste keer gaat de nachtdetentiecoördinator van ons, die reist dan mee naar school, zodat de jongere niet alleen hoeft te gaan gelijk.”3
De tenuitvoerlegging van nachtdetentie houdt in de praktijk in dat de minderjarige op doordeweekse dagen overdag de justitiële inrichting verlaat om naar zijn eigen school te gaan om vervolgens direct na schooltijd terug te keren naar de inrichting. De overige tijd – waaronder ook de weekenden – verblijft de minderjarige in de inrichting. Een gedragsdeskundige legt uit dat hierover voorafgaand aan de start van de nachtdetentie strakke afspraken worden gemaakt met de minderjarige, die worden gehandhaafd door middel van een systeem van gele en rode kaarten:
“Wat we dan doen, is eerst een afspraak op de school zelf. Dus ik ga ook vaak persoonlijk mee om die afspraken te maken en dan wordt een contract getekend en alle voorwaarden doorgenomen. Dus bijvoorbeeld dat een jongere alleen van A naar B mag en ook weer terug. Dus de tijden worden afgesproken en ook de reistijd. Jongeren mogen niet nog langs de supermarkt lopen of naar een tankstation om wat lekkers te halen. Er worden hele duidelijke afspraken gemaakt over contrabande. We hebben ook een systeem: we werken met een gele kaart en een rode kaart. Net als bij voetbal. Dus als ze een keer een overtreding hebben gemaakt, krijgen ze een gele kaart. En gebeurt dat nog een keer, dan een rode kaart. En dan wordt met de directie besloten wat we daarmee gaan doen. En soms zitten ze dan voor een week binnen en dan mogen ze het daarna weer proberen.”4
Niet alle justitiële jeugdinrichtingen die minderjarigen met nachtdetentie opvangen, hebben hiervoor een aparte groep ingericht. Hiervoor lijkt de voornaamste reden te zijn gelegen in het geringe aantal minderjarigen met nachtdetentie dat in de betreffende inrichtingen verblijft. Tijdens de interviews komt evenwel naar voren dat wanneer minderjarigen met nachtdetentie niet in een aparte groep, maar in een reguliere kortverblijfgroep verblijven, dit een negatieve weerslag kan hebben op de dynamiek in de groep en op de positie van de betreffende minderjarige in de groep.5 Dit wordt onder meer gesignaleerd door een respondent die als afdelingshoofd betrokken is bij (reguliere) kortverblijfgroepen waarin zo nu en dan ook jeugdigen met nachtdetentie verblijven:
“Het geeft ook wel wat roering in de groep. Ik bedoel: er zijn mensen [jeugdigen, YB] die zijn al weken, maanden binnen en diegene gaat steeds naar buiten. Dat is toch vervelend. Een jongen die wat langer moet blijven, die vindt het sowieso al heel vervelend als hij om zich heen jongens naar huis ziet gaan, en hij ziet steeds nieuwe jongens binnenkomen, en hij blijft. Dat maakt het wel lastig.”6
Een geïnterviewde gedragsdeskundige, die in dezelfde inrichting werkzaam is, signaleert dat een minderjarige met nachtdetentie een aparte status krijgt binnen een reguliere kortverblijfgroep:
“Het geeft een bepaalde status sowieso aan jongens. (…) Dat die jongens dus een mogelijkheid zijn om iets naar binnen te brengen. Dus het geeft status. (…) Daar ben ik zelf ook alert op, dat een jongere niet onder druk gezet wordt om dingen dan naar binnen te brengen.”7
Ook het zojuist aangehaalde afdelingshoofd herkent dit en constateert: “als het een zwakkere broeder is, dan is die druk er gelijk.”8 Tijdens de interviews wijzen verschillende respondenten erop dat de modaliteit van nachtdetentie het risico op contrabande in de inrichting vergroot.9 Om deze reden worden de minderjarigen die de inrichting verlaten en weer binnenkomen regelmatig aan controles onderworpen. Doorgaans worden ze gefouilleerd en soms moeten minderjarigen visitaties ondergaan. Ook worden regelmatig urinecontroles afgenomen om te controleren of de minderjarigen niet onder invloed van drugs of alcohol zijn teruggekeerd naar de inrichting. Een gedragsdeskundige merkt tijdens een interview op dat deze controles behoorlijk belastend kunnen zijn voor de betreffende minderjarigen:10
“Bij terugkomst worden ze gevisiteerd en ze moeten ook een urinecontrole doen en ze mogen pas naar hun kamer, naar de groep als ze dat gedaan hebben. Dus, sommige jongens, als je niet kan plassen, zit je daar drie, vier uur in de wachtcel. (…) Dat is best wel heel extreem ja.”11
Niettemin hebben de in het kader van het onderhavige onderzoek geïnterviewde gedragsdeskundigen en afdelingshoofden, die in hun dagelijkse praktijk werken met minderjarigen met nachtdetentie, de indruk dat de minderjarigen deze modaliteit doorgaans als positief ervaren.12 Wel merkt een afdelingshoofd hierbij op:
“De jongens zien het als positief. Vaak weten ze ook niet helemaal, daar komen ze later pas achter, dat met meer vrijheid ook meer verantwoordelijkheid komt. Dat is echt wel iets wat ze heel erg onderschatten.”13
Voorts zijn deze respondenten – behoudens het afdelingshoofd dat de tenuitvoerlegging van de nachtdetentie, gelet op de spanningen op de groep en de “veiligheidsissues” die hier in zijn ervaring mee gepaard gaan, vooral als “lastig” lijkt te ervaren14 – zelf ook positief over deze modaliteit, waarbij vooral wordt gewaardeerd dat de minderjarige hiermee de mogelijkheid krijgt om zijn schooltraject te kunnen voorzetten. Wel vraagt één van de gedragsdeskundigen zich tijdens een interview hardop af waarom in gevallen waarin nachtdetentie wordt toegepast – en de minderjarige dus het vertrouwen krijgt om overdag de inrichting te verlaten – niet zou kunnen worden volstaan met huisarrest met elektronisch toezicht.15 Hiermee zet deze gedragsdeskundige vraagtekens bij de noodzaak van het beveiligingsniveau van de justitiële jeugdinrichting voor deze categorie voorlopig gehechte minderjarigen. Deze noodzaak wordt in elk geval ook niet ervaren in één van de andere in het onderzoek betrokken inrichtingen, waarin de nachtdetentiegroep lange tijd was gevestigd in een beperkt beveiligd gebouw dat was gelegen naast de – normaal beveiligde – justitiële jeugdinrichting. Deze beperkt beveiligde locatie is echter vanwege bezuinigingen en de dalende instroom van minderjarigen gesloten.16