Einde inhoudsopgave
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/8.6.1
8.6.1 Tenuitvoerlegging van voorlopige hechtenis in een justitiële jeugdinrichting
mr. drs. Y.N. van den Brink, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. drs. Y.N. van den Brink
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Zie hierover o.m.: Liefaard 2005; Boendermaker & Uit Beijerse 2008; Liefaard & Bruning 2014(b), p. 359-392; Uit Beijerse 2017, p. 255-296.
Vgl. artikel 16, zesde lid Bjj en artikel 1, eerste lid Regeling model huisregels justitiële jeugdinrichtingen.
Zie hierover de website van het Kenniscentrum van de Commissie van Toezicht, www.commissievantoezicht.nl, geraadpleegd op 20 mei 2016.
Zie hierover: DJI, ‘YOUTURN - Informatieblad voor ketenpartners’, februari 2009.
Zie de uitstroomcijfers in paragraaf 5.2. Zie voor een procesevaluatie van de eerste twee fasen van YOUTURN: Hendriksen-Favier, Place & Van Wezep 2010.
Zie hierover ook: Legemaate 2014, p. 272-305.
MAYSI-2 staat voor ‘Massachusetts Youth Screening Instrument - Second Version’ en betreft een instrument voor screening van psychische problemen bij opname van jeugdigen in justitiële jeugdinrichtingen. SDQ staat voor ‘Strengths and Difficulties Questionnaire’ en betreft een instrument om psychische problematiek en vaardigheden bij jeugdigen te meten.
Interview gedragsdeskundige A (JJI) ; Interview gedragsdeskundige F (JJI). Zie hierover ook: Rovers 2014, p. 12.
Eén van de justitiële jeugdinrichtingen die in het onderzoek is betrokken, beschikte over een afdeling met een beperkt beveiligingsniveau, bestemd voor jeugdigen met nachtdetentie. Die afdeling was ten tijde van de interviews echter reeds gesloten. Vgl. ook artikel 10 eerste lid Bjj.
Naast een interne differentiatie, hebben sommige justitiële jeugdinrichtingen groepen die zijn aangemerkt als zogenoemde ‘landelijke bestemming’, zoals de Forensische Observatie- en Begeleidingsafdeling (FOBA), de Very Intensive Care-afdeling (VIC), het Forensisch Consortium Adolescenten (ForCA) voor klinische observatie van jeugd, de Individuele Trajectafdeling (ITA) en de landelijke bestemming voor meisjes. Plaatsing op een landelijke bestemming geschiedt door de selectiefunctionaris van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Zie: artikel 22a e.v. BJJ en artikel 12 BJJ. Zie hierover ook: Uit Beijerse 2017, p. 258-260.
Interview gedragsdeskundige A (JJI).
Interview afdelingshoofd I (JJI).
Interview afdelingshoofd I (JJI).
Zie over onderwijs in de justitiële jeugdinrichting: Smeets 2011.
Dit groepsprogramma is onderdeel van de eerder beschreven basismethodiek YOUTURN.
Zie hierover de website van het Kenniscentrum van de Commissie van Toezicht, www.commissievantoezicht.nl, geraadpleegd op 20 mei 2016.
Interview afdelingshoofd I (JJI).
Zie ook: Rovers 2014, p. 49.
Zie: Van der Laan e.a. 2008, p. 84 en 116-117 en Eichelsheim & Van der Laan 2011, p. 125-140. Vgl. ook Freeman & Seymour 2010, p. 126-142.
Interview gedragsdeskundige C (JJI).
Interview afdelingshoofd B (JJI).
Uit onderzoek van Smeets (2011, p. 47-48) komt naar voren dat de voortdurend wisselende groepssamenstellingen ook van invloed zijn op het leerklimaat in de klassen van scholen in justitiële jeugdinrichtingen.
Van der Laan e.a. (2008, p. 116) constateren in hun onderzoek dat jeugdigen de voorlopige hechtenis als ‘straf’ ervaren en dat een aanzienlijk deel van deze jeugdigen dit als onterecht of disproportioneel ervaart, omdat zij nog in afwachting zijn van de uitkomst van de strafzaak.
Interview gedragsdeskundige A (JJI).
Vgl. de studie van Van den Brink (2013) naar de ervaringen van jeugdreclasseerders bij de begeleiding van minderjarigen tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis, waarin onder meer naar voren komt dat minderjarigen zich gedurende de schorsing gemotiveerder opstellen dan na hun veroordeling, omdat zij tijdens de schorsing het gevoel hebben dat zij zich moeten bewijzen ten overstaan van de rechter die nog over hun strafzaak gaat beslissen (p. 275-276).
Interview afdelingshoofd I (JJI).
Alle justitiële jeugdinrichtingen in Nederland zijn bij de tenuitvoerlegging van de voorlopige hechtenis gebonden aan de beginselen en regels die zijn neergelegd in de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) en het Reglement justitiële jeugdinrichtingen (Rjj). Hierin zijn de basisrechten neergelegd van alle jeugdigen die verblijven in een justitiële jeugdinrichting.1 Voorts wordt het verblijf in een justitiële inrichting gereguleerd door de huisregels van de betreffende inrichting. De huisregels van iedere justitiële jeugdinrichting zijn gestoeld op het ‘Model huisregels justitiële jeugdinrichtingen’ en gelden als aanvulling op de rechten en regels die zijn neergelegd in de Bjj en Rjj.2
Voorts wordt in alle justitiële jeugdinrichtingen gewerkt met de basismethodiek YOUTURN, waarmee wordt beoogd om jeugdigen basisvaardigheden aan te leren en moreel besef en verantwoordelijkheidsgevoel te laten ontwikkelen, waarbij een positieve groepscultuur en een veilig leefklimaat gelden als belangrijke randvoorwaarden.3 De YOUTURN-methodiek onderscheidt vijf fasen van het verblijf in de justitiële jeugdinrichting: (1) intake, (2) dagprogramma, (3) persoonlijke ontwikkeling, (4) resocialisatie en (5) nazorg.4 Het overgrote merendeel van de voorlopig gehechte minderjarigen stroomt echter reeds uit voordat fase 3 wordt bereikt, omdat de voorlopige hechtenis in de meeste gevallen binnen twaalf weken – zijnde de duur van de eerste twee fasen – wordt geschorst of opgeheven.5 Dit wordt tevens bevestigd door de geïnterviewde gedragsdeskundigen, afdelingshoofden en ITB-er die dagelijks met voorlopig gehechte minderjarigen werken. In het navolgende wordt, aan de hand van de interviews met deze respondenten, een beeld geschetst van de wijze waarop in de praktijk invulling wordt gegeven aan het verblijf van voorlopige gehechte minderjarigen in de justitiële jeugdinrichting.6
Als een minderjarige op titel van voorlopige hechtenis in een justitiële jeugdinrichting wordt geplaatst, wordt hij na binnenkomst gescreend en volgen er intakegesprekken met onder meer een gedragsdeskundige, een groepsleider die is aangewezen als mentor van de minderjarige, de medische dienst en de (interne) school. De screening wordt in beginsel binnen 24 uur na binnenkomst afgenomen door een sociaal-psychiatrisch verpleegkundige of een gedragsdeskundige met gebruik van de instrumenten ‘MAYSI-2’ en ‘SDQ’.7 Het doel van deze screening is om eventuele acute zorgsignalen snel boven water te krijgen.8
Na binnenkomst wordt de minderjarige geplaatst in één van de groepen. Een groep bestaat uit ten hoogste twaalf jeugdigen die een gemeenschappelijke leefruimte delen, maar wel allen een eigen kamer hebben. Gedurende de nacht verblijven de jeugdigen in hun kamer, die op slot gaat. Er zijn in beginsel altijd twee pedagogisch medewerkers aanwezig op de groep, behalve in de nachtelijke uren. De groepen waar voorlopig gehechte jeugdigen verblijven, hebben doorgaans een ‘normaal beveiligd’ regime, hetgeen betekent dat het gesloten groepen zijn in een beveiligd gebouw (lees: deuren op slot, hoge hekken, beveiligingspersoneel in het gebouw aanwezig).9
In sommige justitiële jeugdinrichtingen zijn er speciale ‘instroomgroepen’, waar nieuwkomers in beginsel de eerste twee weken – bij voorlopig gehechten tot aan de eerste raadkamerzitting – verblijven. Indien de voorlopige hechtenis van de minderjarige na de eerste raadkamerzitting wordt voortgezet, volgt een interne overplaatsing naar een ‘kortverblijfgroep’. In andere justitiële jeugdinrichtingen is er geen aparte instroomgroep en wordt de minderjarige direct na binnenkomst in een kortverblijfgroep geplaatst. Als een minderjarige langer dan twaalf weken in een justitiële jeugdinrichting verblijft, dan wordt hij intern overgeplaatst naar een ‘langverblijfgroep’. In de justitiële jeugdinrichting wordt bij de groepsindeling geen strikt onderscheid gemaakt tussen voorlopig gehechten en veroordeelden. Wel kennen sommige justitiële jeugdinrichtingen afzonderlijke groepen voor jongvolwassenen, voor jeugdigen die bijzondere zorg nodig hebben en/of voor jeugdigen met nachtdetentie.10 In andere justitiële jeugdinrichtingen wordt een dergelijke interne differentiatie niet gemaakt, hetgeen volgens verschillende geïnterviewde respondenten vooral te maken heeft met de lage bezetting van de betreffende inrichting. Zo legt een gedragsdeskundige tijdens een interview uit hoe hij omgaat met de interne plaatsing van instromende minderjarigen:
“We kijken gewoon waar het meeste plek is, en ja, waar een jongen het beste past. Maar we hebben niet echt een differentiatie. Dat gaat niet met twee [kortverblijf]groepen.”11
Tijdens de eerste dagen van het verblijf in de justitiële jeugdinrichting volgt de minderjarige een ‘instroomprogramma’, hetgeen – kort gezegd – inhoudt dat de minderjarige veel tijd doorbrengt op zijn kamer en gefaseerd instroomt in het dagprogramma van de groep. Op grond van artikel 23, eerste en tweede lid Bjj mag deze instroomperiode hoogstens een week duren, tenzij dit door de directeur van de inrichting, na overleg met een gedragsdeskundige, wordt verlengd. In de praktijk varieert de duur van een dergelijk instroomprogramma per justitiële jeugdinrichting en kan de duur tevens afhankelijk zijn van de behoeften van de betreffende minderjarige. Bij één van de onderzochte justitiële jeugdinrichtingen is de duur van het instroomprogramma in beginsel drie dagen, terwijl dit bij een andere onderzochte justitiële jeugdinrichting kan oplopen tot tien dagen. Uit de interviews komt naar voren dat het doel van het instroomprogramma tweeledig is. Enerzijds wordt hiermee beoogd om de minderjarige in relatieve rust te laten stabiliseren na de hectiek van de aanhouding en het verblijf in de politiecel en te laten wennen aan de omgeving, het regime en de regels in de justitiële jeugdinrichting (“nog niet direct al de prikkels van de groep, maar eerst even stabiliseren”12). Anderzijds wordt de gedragsdeskundige en de groepsleiding de gelegenheid geboden om een beeld te krijgen van de minderjarige (“wij [willen] ook eerst de tijd hebben om te kijken: wat voor jongen is dit en hoe gaat hij straks op de groep functioneren?”13) en om bijvoorbeeld de schoolgang in de justitiële jeugdinrichting op te starten. Tijdens de interviews komt naar voren dat in sommige justitiële jeugdinrichtingen de intake op school in principe altijd binnen 24 uur na binnenkomst plaatsvindt, terwijl er bij andere justitiële jeugdinrichtingen doorgaans twee á drie dagen overheen gaan voordat de minderjarige kan starten met school.
Nadat de instroomfase is afgerond, volgt de minderjarige in beginsel het volledige pedagogische dagprogramma dat wordt aangeboden in de justitiële jeugdinrichting. De minderjarige verblijft overdag in een groep en neemt deel aan gemeenschappelijke activiteiten gedurende ten minste 77 uur per week waarvan ten minste acht en een half uur per dag (art. 22 Bjj). Onderwijs is een verplicht onderdeel van het dagprogramma (art. 52, eerste lid Bjj).14 Ook nemen minderjarigen een aantal keer per week deel aan zogenoemde TOP- en TIP-bijeenkomsten die onderdeel zijn het groepsprogramma TOPs!.15 Deze groepsbijeenkomsten zijn gericht op het verbeteren van sociale vaardigheden en moreel redeneren en het leren omgaan met boosheid.16 Voorts maken ook sport, recreatie en corvee onderdeel uit van het dagprogramma.17
Individuele behandelingen en gedragsinterventies vinden volgens de geïnterviewde gedragsdeskundigen, afdelingshoofden en ITB-er doorgaans (nog) niet plaats tijdens de voorlopige hechtenis. Dit houdt verband met de gefaseerde basismethodiek, waarin pas na twaalf weken de fase van persoonlijke ontwikkeling (fase 3) aanvangt. Zoals gezegd, zijn veel minderjarigen die op titel van voorlopige hechtenis zijn ingestroomd alweer uitgestroomd voordat deze fase aanvangt. Voorts kenmerkt de voorlopige hechtenis zich door onduidelijkheid over de duur van het verblijf, hetgeen volgens de geïnterviewde gedragsdeskundigen lastig is voor het starten van een intramurale behandeling of gedragsinterventie.18 Dit heeft volgens de geïnterviewde gedragsdeskundigen een weerslag op de invulling en functie van (de tenuitvoerlegging van) de voorlopige hechtenis van minderjarigen in de praktijk (zie par. 8.6.3.1).
Uit eerdere onderzoeken is gebleken dat deze onzekerheid en onduidelijkheid tijdens de voorlopige hechtenis ook belastend is voor de minderjarigen zelf: het kan leiden tot stress en emotionele verwarring, hetgeen zich kan uiten in woede en agressie.19 Ook volgens de respondenten in het onderhavige onderzoek brengt de onzekerheid over het verdere verloop van de strafzaak en de onduidelijkheid over duur van het verblijf in de justitiële jeugdinrichting veel spanning met zich voor de minderjarigen (“Ze leven hier echt tussen hoop en vrees.”20). Dit heeft volgens de respondenten een weerslag op de dynamiek in een kortverblijfgroep. Zo stelt een afdelingshoofd tijdens een interview:
“Op kortverblijf is het vaak nog onzekerheid bij jongens van: hoe lang moet ik blijven? Die zitten vaak nog in de weerstand tegen justitie, tegen groepsleiding, want dat is ook justitie. Daar begint het vaak mee. En gaandeweg zie je dat het rustiger wordt en dat ze wel dingen accepteren. (…) Maar als je net een heleboel nieuwe jongens hebt, dan zie je dat een groep weer in de bestormingsfase komt, zoals dat heet. Dat is overal tegenaan schoppen, proberen, baldadig gedrag, grenzen verleggen. Dat soort dingen. Dan moet je echt met je politiepet je werk een tijdje doen. En langzaam zie je dat het wel weer anders wordt. En langverblijfgroepen, ze weten waar ze aan toe zijn. Ze weten van: ik heb verlof straks of ze hebben al verlof. Daarom gedragen ze zich vaak ook beter. Omdat het consequenties kan hebben voor je verlof.”21
Ook een geïnterviewde gedragsdeskundige constateert dat de continue wijzigingen in de groepssamenstelling in een kortverblijfgroep22 en het feit dat de minderjarigen die daar verblijven vaak nog in afwachting zijn van de uitkomst van hun strafzaak23 van invloed is op de dynamiek in een kortverblijfgroep.
“Op een kortverblijfgroep is het natuurlijk een komen en gaan van jongens. Dus daar ja, de jongens moeten elkaar steeds opnieuw leren kennen. Dus eigenlijk constant een veranderende dynamiek, constant ja, bepalen wie de leider is, en dus dat is heel dynamisch. (…) En daarin merk je ook wel dat jongeren op een kortverblijfgroep, die zijn nog in afwachting van hun veroordeling, die hebben vaak een toch wat afwachtendere houding, en die hebben zoiets van vaak, heel vaak ook gewoon een ontkennende houding. Dan zeggen ze van: “Nou, ik heb niks gedaan, dus ik zit onschuldig, dus ik doe ook niks.” En op het moment dat ze veroordeeld zijn, dan weten ze gewoon dat ze aan de slag moeten om dingen voor elkaar te krijgen, zoals een verloftraject.”24
Een (ander) afdelingshoofd ervaart daarentegen dat minderjarigen die in afwachting zijn van hun strafzaak zich soms juist beter gedragen en gemotiveerder opstellen dan minderjarigen die reeds zijn veroordeeld:25
“Je ziet ook dat jongeren die nog wachten, bijvoorbeeld die 30 dagen zitten wachten tot de raadkamer bijvoorbeeld, dat die zich over het algemeen blijken te realiseren: ‘het is niet handig dat ik gezeik ga maken’. Op het moment dat er uitspraak komt en zeker als die tegenvalt, dan ga je ook meer het gedrag zien van de jongeren. Dan hebben ze in hun beleving niet veel te verliezen en dan gaan ze vaak wat lastiger gedrag laten zien, meer dingen weigeren. Op het moment dat er nog geen duidelijkheid of zitting is, zie je wat meer angst over: ‘ik moet me nu toch wel inhouden, wat komt er bij de rechter terecht?’.”26
De wijze waarop minderjarigen omgaan met de onzekerheid en onduidelijkheid over de strafzaak en de duur van het verblijf in de justitiële jeugdinrichting zal per individu verschillen, waardoor ook de ervaringen van de respondenten uiteen kunnen lopen. Niettemin delen de geïnterviewde gedragsdeskundigen, afdelingshoofden en ITB-er unaniem de ervaring dat deze onzekerheid en onduidelijkheid de voorlopig gehechten als specifieke groep onderscheidt van de overige populatie van de justitiële jeugdinrichting.
Aldus is in deze paragraaf een beeld geschetst van de wijze waarop in de praktijk invulling wordt gegeven aan het verblijf van voorlopig gehechte minderjarigen in de justitiële jeugdinrichting, waarbij bijzondere aandacht is besteed aan de specifieke kenmerken van de voorlopige hechtenisfase. Eén belangrijk aspect is hierbij nog niet aan de orde gekomen: het perspectiefplan dat voor elke minderjarige in de justitiële jeugdinrichting wordt opgesteld. Dit zal in de volgende paragraaf worden uitgelicht.