Einde inhoudsopgave
Omgevingsbesluit
Artikel 13.2 (toedeling handhavingstaak gedoogplichten)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
16-09-2020, Stb. 2020, 400 (uitgifte: 28-10-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
03-07-2018, Stb. 2018, 290 (uitgifte: 31-08-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Omgevingswet
De bestuursrechtelijke handhavingstaak, bedoeld in artikel 18.1 van de wet, berust in geval van de volgende gedoogplichten uit hoofdstuk 10 van de wet bij:
- a.
gedeputeerde staten: bij een gedoogplicht als bedoeld in artikel 10.10 van de wet;
- b.
Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat:
- 1°
bij een gedoogplicht als bedoeld in artikel 10.7 van de wet;
- 2°
bij een gedoogplicht als bedoeld in artikel 10.8, eerste lid, van de wet;
- c.
het bestuursorgaan dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van een gedoogplicht:
- 1°
bij een gedoogplicht als bedoeld in artikel 10.2 van de wet;
- 2°
bij een gedoogplicht als bedoeld in artikel 10.3, eerste, derde en vierde lid, van de wet; en
- 3°
bij een gedoogplicht als bedoeld in artikel 10.6, eerste lid, van de wet;
- d.
het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 17.9, eerste tot en met vierde lid, van de Wet milieubeheer: bij een gedoogplicht als bedoeld in artikel 10.6, tweede lid, van de wet;
- e.
- f.
het bevoegd gezag voor een vergunning voor het opsporen van CO2-opslagcomplexen, het opsporen of winnen van delfstoffen of aardwarmte of het opslaan van stoffen als bedoeld in artikel 1 van de Mijnbouwwet: bij een gedoogplicht als bedoeld in artikel 10.9 van de wet; en
- g.
het bestuursorgaan dat bevoegd is tot oplegging van een gedoogplicht:
- 1°
bij een gedoogplicht als bedoeld in artikel 10.13a, eerste lid, van de wet;
- 2°
bij een gedoogplicht als bedoeld in artikel 10.17 van de wet;
- 3°
bij een gedoogplicht als bedoeld in artikel 10.19, eerste en tweede lid, van de wet; en
- 4°
bij een gedoogplicht als bedoeld in artikel 10.19a van de wet.