Einde inhoudsopgave
Omgevingswet
Artikel 10.13a (gedoogplicht stortplaatsen)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
16-10-2023, Stb. 2023, 376 (uitgifte: 27-10-2023, kamerstukken: 36367)
12-02-2020, Stb. 2020, 172 (uitgifte: 17-06-2020, kamerstukken: 34986)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-12-2023, Stb. 2023, 470 (uitgifte: 15-12-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Veiligheid en Justitie
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ministerie van Economische Zaken
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Inrichting wegverkeer
Omgevingsrecht / Omgevingswet
1.
Het bevoegd gezag voor de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit die betrekking heeft op een stortplaats kan aan een rechthebbende een gedoogplicht opleggen voor het verrichten van onderzoek op die stortplaats of in de onmiddellijke omgeving daarvan en voor het aanbrengen, aanwezig zijn, onderhouden, gebruiken en verwijderen van de voor dat onderzoek benodigde middelen als dat nodig is in het belang van de bescherming van de bodem.
2.
Het eerste lid is niet van toepassing op:
- a.
het storten van afvalstoffen als het gaat om het begraven van stoffelijke resten of het op of in de bodem verspreiden van as, afkomstig van de verbranding van stoffelijke resten,
- b.
stortplaatsen waar alleen baggerspecie wordt gestort,
- c.
stortplaatsen waar het storten van afvalstoffen is beëindigd voor 1 maart 1995,
- d.
stortplaatsen waar op of na 1 maart 1995 alleen afvalstoffen zijn of worden gestort voor het aanbrengen van een bovenafdichting op die stortplaats, als de gestorte hoeveelheid ten hoogste 0,3 m3 afvalstof per m2 stortoppervlak bedraagt.