Handhaving van privaatrecht door toezichthouders
Einde inhoudsopgave
Handhaving van privaatrecht door toezichthouders (R&P nr. CA17) 2017/5.6.5.5:5.6.5.5 Afronding misleidende informatie
Handhaving van privaatrecht door toezichthouders (R&P nr. CA17) 2017/5.6.5.5
5.6.5.5 Afronding misleidende informatie
Documentgegevens:
mr. C.A. Hage, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. C.A. Hage
- JCDI
JCDI:ADS445787:1
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Algemeen
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In deze paragraaf staat de term misleidende informatie centraal. Besluiten genomen door de AFM op grond van artikel 5:58 Wft en artikel 6:193a e.v. BW zijn geanalyseerd.
Artikel 5:58 Wft ziet met name op uitlatingen namens financiële instellingen die misleidend zijn en de markt, meer in het bijzonder beurskoersen, kunnen beïnvloeden. Daarnaast kan sprake van misleidende reclame zijn in de zin van artikel 6:193a e.v. BW. Het betreft in het geval van artikel 6:193a e.v. BW informatie die individueel wordt verstrekt aan consumenten bij het aangaan van overeenkomsten.
De civielrechtelijke toets of reclame van financiële instellingen misleidend is, berustte in de effectenleasejurisprudentie nog op artikel 6:194 (oud) BW. Informatie was onder die jurisprudentie misleidend als de onjuistheid of onvolledigheid van de mededeling van voldoende materieel belang is om de ‘maatman-belegger’ te kunnen misleiden. Op grond van artikel 6:193c BW is misleidende reclame nu een oneerlijke handelspraktijk. De gemiddelde belegger is het uitgangspunt. De AFM heeft echter bij geschillen met een financieelrechtelijke component ook de bevoegdheid om handhavend op te treden tegen overtredingen van artikel 6:193a e.v. BW.
De bestuursrechtelijke toets of sprake is van misleiding op grond van artikel 5:58 Wft houdt in dat getoetst in hoeverre de misleiding de markt heeft beïnvloed. De civielrechtelijke toets houdt rekening met de individuele omstandigheden. Een mededeling is, in civielrechtelijke zin beschouwd in het licht van artikel 5:58 Wft, misleidend en derhalve onrechtmatig, als de onjuistheid of onvolledigheid van de mededeling van voldoende materieel belang is om de ‘maatman-belegger’, te kunnen misleiden. Niet is vereist dat de belegger daadwerkelijk kennis heeft genomen van of daadwerkelijk beïnvloed is door de mededeling. De context waarin de bestreden uitlatingen werden gedaan en het medium waarin dit geschiedde zijn van belang.
In het besluit Fortis1 stelt de AFM de gemiddelde belegger centraal, maar de rechtbank overweegt in de zaak MF dat artikel 5:58 lid 1 sub d Wft niet bedoeld is voor de gemiddelde belegger. De redelijke belegger wordt in dit besluit als maatstaf genomen. De redelijk handelende belegger is meer deskundig dan de gemiddelde belegger.
Welke belegger nu precies door de wetgever is bedoeld in artikel 5:58 lid 1 sub d Wft lijkt daarmee niet heel duidelijk te zijn, al is in de zaak MF de berichtgeving ook gericht op de redelijke, meer deskundige, belegger, maar komt die bij een breder publiek terecht.2 De vraag is of de rechtbank terecht heeft overwogen dat artikel 5:58 lid 1 sub d Wft zich niet uitstrekt tot de gemiddelde belegger. Dit is opmerkelijk omdat ook de gemiddelde belegger de markt kan beïnvloeden. Het doel van de financiële toezichtwetgeving is immers (mede) het beschermen van de financiële markten.