Hof 's-Hertogenbosch, 21-11-2012, nr. 20-003453-10
ECLI:NL:GHSHE:2012:BY3755, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
21-11-2012
- Zaaknummer
20-003453-10
- LJN
BY3755
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2012:BY3755, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 21‑11‑2012; (Hoger beroep)
Einduitspraak: ECLI:NL:GHSHE:2015:1510
Cassatie: ECLI:NL:HR:2014:2754, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBBRE:2010:BN5835
Uitspraak 21‑11‑2012
Inhoudsindicatie
TBS met dwangverpleging en 744 dagen gevangenisstraf voor oplichting, meermalen gepleegd (artikel 326 Sr); de algemene veiligheid van personen of goederen vereist deze maatregel; onder de algemene veiligheid van goederen valt niet alleen de algemene veiligheid van goederen tegen fysieke aantasting, doch ook het belang van het ongestoorde bezit van goederen van willekeurige derden (artikel 37a, eerste lid, sub 2, Sr juncto artikel 37b, eerste lid, Sr). Het totale bedrag van de toegewezen vorderingen van de benadeelde partijen bedroeg € 140.000,-; ten aanzien van de in dit verband opgelegde schadevergoedingsmaatregelen heeft het hof bepaald dat aan deze maatregelen de door wet (artikel 24c Sr en 60a Sr) bepaalde maximum duur van de vervangende vrijheidsstraffen, te weten 1 jaar, wordt verbonden; deze vervangende vrijheidsstraffen zijn pro rata toegerekend.
Partij(en)
Sector strafrecht
Parketnummer : 20-003453-10
Uitspraak : 21 november 2012
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van
2 september 2010 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 02-800655-09 en 02-627688-08, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straffen, parketnummers 02-607899-06, 01-821282-07, tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1982],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans uit anderen hoofde verblijvende in PI Zuid Oost - HvB Ter Peel Evertsoord te Evertsoord.
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende verdachte ter zake van de aan haar in de zaak met parketnummer 02-800655-09 onder 1., 2. en 3. alsmede parketnummer 02-627688-08 onder primair ten laste gelegde oplichtingen zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan verdachte in verband met evengenoemde feiten de maatregel TBS met voorwaarden zal worden opgelegd. Voorts heeft de advocaat-generaal ten aanzien van de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de straffen opgelegd in de zaken met parketnummers 02-607899-06, 01-821282-07 zich op het standpunt gesteld dat de proeftijd hiervan met twee jaren dient te worden verlengd. De door de rechtbank ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen genomen beslissingen dienen, naar de mening van de advocaat generaal, te worden overgenomen, telkens met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel, waarbij ten aanzien van de hierbij op te leggen vervangende hechtenis enige mildheid kan worden betracht. Tot slot heeft de advocaat-generaal verklaard geen bezwaar te hebben tegen teruggave aan verdachte van de op de beslaglijst vermelde laptops.
De verdediging heeft bepleit dat aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd gelijk aan de duur van het voorarrest en aan verdachte niet de maatregel TBS met dwangverpleging dan wel TBS met voorwaarden zal worden opgelegd. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de door de rechtbank hieromtrent genomen beslissingen dienen te worden overgenomen, uitgezonderd de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1], ten aanzien waarvan in het dictum van het vonnis een fout is gemaakt en voorts dat bij oplegging van de schadevergoedingsmaatregelen aan iedere schadevergoedingsmaatregel één dag vervangende hechtenis wordt gekoppeld.
Tot slot heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de op de beslaglijst vermelde laptops aan verdachte dienen te worden teruggegeven.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Naar het oordeel van het hof kan verdachte, gelet op het bepaalde in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet in zijn hoger beroep worden ontvangen ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 02-800655-09 onder 4 ten laste gelegde, nu verdachte met betrekking tot dit feit is vrijgesproken. Het hof zal verdachte dan ook in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in het door haar ingestelde hoger beroep.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
(…)
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 02-800655-09 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 02-627688-08 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
zaak met parketnummer 02-800655-09:
- 1.
zij met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels in Nederland:
- -
op 22 mei 2009, [benadeelde 2] heeft bewogen tot de afgifte van een (personen)auto [kenteken] en
- -
in de periode van 23 april 2009 tot en met 27 april 2009, [benadeelde 8] en/of [bedrijf 1] heeft bewogen tot de afgifte van 22.500 euro, en
- -
in de periode van 16 mei 2009 tot en met 19 mei 2009 [benadeelde 1] heeft bewogen tot de afgifte van een (personen)auto [kenteken], en
- -
in de periode van 19 mei 2009 tot en met 23 mei 2009 [benadeelde 3] en/of [benadeelde 19] heeft bewogen tot de afgifte van een (personen)auto [kenteken], en
- -
in de periode van 6 mei 2009 tot en met 8 mei 2009 [benadeelde 21] heeft bewogen tot de afgifte van een (personen)auto [kenteken], en
- -
op 11 april 2009 [benadeelde 5] heeft bewogen tot de afgifte van 11.250 euro, en
- -
op 14 mei 2009 [benadeelde 4] heeft bewogen tot de afgifte van een (personen)auto [kenteken], en
- -
op 16 april 2009 [benadeelde 13] heeft bewogen tot de afgifte van een (personen)auto [kenteken], en
- -
op 15 april 2009 [benadeelde 20] heeft bewogen tot de afgifte van slaapkamermeubilair, en
- -
op 8 april 2009 [benadeelde 22] heeft bewogen tot de afgifte van een (personen)auto [kenteken],
hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - telkens opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- -
(al dan niet met behulp van een laptop) een vervalst bankafschrift/overboeking van de ING getoond, en
- -
(aldus) voorgewend om voornoemde goederen te betalen, en,
- -
(aldus) zich heeft voorgedaan als een betrouwbare koper met voldoende draagkracht,
waardoor [benadeelde 2] en [benadeelde 8] en [bedrijf 1] en [benadeelde 1] en [benadeelde 3] en/of [benadeelde 19] en [benadeelde 21] en [benadeelde 4] en [benadeelde 5] en [benadeelde 13] en [benadeelde 20] en [benadeelde 22] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgiftes
- 2.
zij in de periode van 10 december 2008 tot en met 18 december 2008 te Oosterhout met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 23] en [benadeelde 24] heeft bewogen tot de afgifte van enig geldbedrag, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en bedrieglijk het (postbank)rekeningnummer van [benadeelde 24] aan de Belastingdienst opgegeven en verteld dat zij een (bank)rekeningnummer in België heeft en zij geen geld zou hebben voor de feestdagen en gevraagd eerdergenoemd geldbedrag contant aan haar, verdachte, terug te betalen, waardoor [benadeelde 23] en/of [benadeelde 24] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
- 3.
zij op 27 september 2007 te Rijen, in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 25] en/of [benadeelde 26] heeft bewogen tot de afgifte van 1.604,30 euro, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid gezegd dat er voor twee maanden was betaald aan het kinderdagverblijf en dat zij dit geld niet kon missen en dat zij in de problemen zou komen indien zij het geld niet terug zou krijgen, waardoor [benadeelde 25] en/of [benadeelde 26] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
zaak met parketnummer 02-627688-08
primair
zij op meerdere tijdstippen in de periode van 5 mei 2007 tot en met 29 oktober 2007 te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand en/of te Tilburg, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen of van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 9], [benadeelde 10], [benadeelde 11], [benadeelde 6], [benadeelde 12], [benadeelde 7] heeft bewogen tot de afgifte van respectievelijk (personen)auto's) en tuinmeubelen, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid:
- -
telefonisch en/of via E-mail contact opgenomen met voornoemde personen en/of bedrijven en
- -
prijsafspraken gemaakt en/of
- -
toegezegd het aankoopbedrag via internetbankieren over te zullen maken op de (bank)rekening van genoemde personen en/of bedrijven en/of
- -
een (print van) een worddocument van een Postbank-overboekingsopdracht getoond/overhandigd en/of opgestuurd, waaruit moest blijken dat het afgesproken bedrag middels internetbankieren was overgemaakt;
- -
verteld dat een overschrijving van een postbankrekening naar een bankrekening enkele dagen zou duren en
- -
bij een postkantoor een zogenaamde "expresse-betaalopdracht" heeft ingevuld en
- -
(aldus) voorgewend om voor voornoemd(e) goed(eren) te betalen en
- -
(aldus) zich heeft voorgedaan als een betrouwbare koper met voldoende draagkracht,
waardoor [benadeelde 9], [benadeelde 10], [benadeelde 11], [benadeelde 6], [benadeelde 12], [benadeelde 7] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 02-800655-09 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Oplichting, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 02-800655-09 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Oplichting.
Het in de zaak met parketnummer 02-800655-09 onder 3 bewezen verklaarde levert op:
Oplichting.
Het in de zaak met parketnummer 02-627688-08 onder primair bewezen verklaarde levert op:
Oplichting, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf en/of maatregel
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de maatregel TBS met voorwaarden dient te worden opgelegd. Ten aanzien van de op te leggen voorwaarden verwijst de advocaat-generaal naar het voorstel zoals dat door de reclassering is geformuleerd in het reclasseringsadvies d.d. 10-10-2012.
De verdediging heeft ten aanzien van de op te leggen straf en/of maatregel primair, indien verdachte in aanmerking komt voor toepassing van de voorwaardelijke invrijheidstellingsregeling, zich op het standpunt gesteld zich te kunnen vinden in de door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat, indien verdachte niet in aanmerking komt voor toepassing van de voorwaardelijke invrijheidstellingsregeling, aan haar een gevangenisstraf wordt opgelegd gelijk aan het voorarrest.
Ten aanzien van de mogelijk op te leggen maatregel heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte geen TBS kan worden opgelegd, aangezien -zo begrijpt het hof- met de enkele mogelijkheid dat verdachte opnieuw vermogensdelicten zal plegen niet is voldaan aan het in artikel 37a, eerste lid, sub 2, van het Wetboek van Strafrecht opgenomen vereiste dat de algemene veiligheid van personen of goederen oplegging van een dergelijke maatregel eist. Voorts heeft de verdediging in dit verband erop gewezen dat blijkens het reclasseringsadvies behandeling van verdachte ook mogelijk is door een dergelijke behandeling aan een lange gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf als bijzondere voorwaarde te koppelen.
Voorts heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat, mocht worden geconcludeerd dat wel aan het hiervoor genoemde vereiste is voldaan, verdachte, in geval van oplegging van TBS met voorwaarden, bereid is zich te houden aan de bij deze maatregel te stellen voorwaarden.
Behandeling
Ten aanzien van de noodzaak of wenselijkheid van een behandeling van verdachte overweegt het hof het volgende.
Door de deskundigen [Psychiater A en Psycholoog B] zijn in opdracht van het hof een tweetal rapporten uitgebracht. [Psychiater A] komt -voor zover hier van belang- in het rapport Pro Justitia aangaande psychiatrisch onderzoek betreffende verdachte, d.d. 23 augustus 2012, op pagina 21 en 22 tot de volgende conclusies:
Betrokkene lijdt aan een ernstige persoonlijkheidsstoornis uit het primair narcistische/ psychopathiforme spectrum (in termen van de DSM-IV-TR: een persoonlijkheidsstoornis uit het B-cluster met antisociale en narcistische kenmerken). (…)
Ook ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde was er sprake van genoemde persoonlijkheidsstoornis. (…) Betrokkenes persoonlijkheidsstoornis beïnvloedde haar gedragskeuzes c.q. gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde zodanig dat het tenlastegelegde daar deels uit verklaard kan worden. (…)
Betrokkenes persoonlijkheidsstoornis brengt met zich mee dat zij tamelijk egocentrisch in het leven staat, ingenomen is met zichzelf en weinig of geen oog heeft voor de belangen en de noden van anderen.(…) Betrokkene omarmt de maatschappelijke normen alleen wanneer zij daar winst uit kan halen of wanneer zij daardoor straf kan ontlopen.
(…) Het advies is om betrokkene de delicten waarvan zij verdacht wordt, op basis van haar persoonlijkheidspathologie verminderd toe te rekenen.
Betrokkenes persoonlijkheidspathologie predisponeert in hoge mate tot een recidief.
Behandeling van betrokkene’s psychopathologie op een dusdanige manier dat het risico op het optreden van recidief, voor zover voortkomend uit die psychopathologie, daardoor substantieel afneemt, is naar de mening van de rapporteur niet mogelijk.
Ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 12 oktober 2012 heeft [Psychiater A] - voor zover hier van belang - als getuigendeskundige daar echter het volgende aan toegevoegd:
Met de zgn. schematherapie zou wellicht toch nog een positief resultaat behaald kunnen worden.
Alles is beter, dan verdachte in detentie laten zitten en helemaal niets te doen. Een beetje winst is ook winst. (…) Het is de moeite van het proberen waard. De mogelijkheid van alleen maar afstraffen zegt verdachte helemaal niets. (…) Alles wijst erop dat ze zal doorgaan met het plegen van strafbare feiten. De wens om te doen wat ze altijd heeft gedaan is bij haar uitermate sterk aanwezig.
[Psycholoog B], komt -voor zover hier van belang- in het rapport Pro Justitia aangaande psychologisch onderzoek betreffende verdachte, d.d. 16 september 2012, op pagina 21 tot en met 24, tot de volgende conclusies:
Er is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een Antisociale Persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken.
De ziekelijke stoornis/gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van verdachte beïnvloedde haar gedragskeuzen dan wel gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde, en wel zodanig dat het ten laste gelegde daaruit kan worden verklaard.
Betrokkene beschikt niet over een goed functionerend geweten dat haar belangen en de belangen van anderen op een maatschappelijke geaccepteerde wijze in balans brengt. Hierdoor weegt haar eigen korte termijn belang steeds zwaarder dan het eigen lange termijn belang en/of het maatschappelijk geaccepteerde belang. Tevens brengt zij met deze houding de gezondheid en (morele) welzijn van haar kinderen in ernstig gevaar. Betrokkene kan zich niet aan deze houding ten opzichte van de problemen waarmee zij geconfronteerd wordt onttrekken, doordat haar houding en denkwijze onderdeel is geworden van haar persoonlijkheid. Ondanks de problemen die het haar en de mensen in haar omgeving (ook haar eigen kinderen) heeft opgeleverd kon zij zich tot op heden niet langdurig onttrekken aan deze denkwijze. Daarmee is dit een gevolg van de persoonlijkheidsproblematiek en niet alléén een opportunistische manier om snel aan geld te komen.
Op grond van al het bovenstaande wordt betrokkene door onderzoeker verminderd toerekeningsvatbaar geacht.
Aangezien sprake is van een structurele stoornis van de persoonlijkheid kan niet worden verwacht dat deze spontaan of door tijdsverloop zonder methodische beïnvloeding vermindert of verdwijnt. Betrokkene zal langdurig en intensief behandeld moeten worden voor de gevolgen van de persoonlijkheidsproblematiek en de uitwerking daarvan op de psychische toestand van betrokkene
Er is sprake van een zware pathologie die moeilijk behandelbaar is, bij iemand die zich uit de aard van de stoornis moeilijk of niet aan afspraken kan houden.
Ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 12 oktober 2012 heeft [Psycholoog B] -voor zover hier van belang- als getuigendeskundige hieraan nog het volgende toegevoegd:
Mijn advies is om in ieder geval te proberen om verdachte met de zgn. schematherapie te behandelen. Er moet wel commitment bij haar aanwezig zijn. Dit kan worden afgedwongen, maar dan zal gedurende een lange tijd behandeling moeten plaatsvinden. Dit zal meer dan 2 jaar duren. (…) Verdachte moet een dergelijke therapie doen, indien ze nog iets wil met haar leven. Over schematherapie is bekend dat bij bepaalde typen stoornis men zich na de behandeling beter in de maatschappij zal kunnen handhaven. Het is beter dan detentie. In dat geval gebeurt er helemaal niets.
Het hof neemt de nadere conclusie ter terechtzitting van de deskundige [Psychiater A] en de conclusie van de deskundige [Psycholoog B] met betrekking tot een mogelijke behandeling van verdachte over en legt deze ten grondslag aan zijn beslissing dat behandeling van verdachte voor haar persoonlijkheidsproblematiek aangewezen is.
De maatregel van TBS
Door de advocaat generaal is gerekwireerd tot oplegging van een TBS met voorwaarden. Zijdens de verdediging is betoogd dat voor het onderhavige (type) delict in het geheel geen TBS mogelijk is en als dit wel het geval zou zijn verdachte bereid is mee te werken aan een TBS met voorwaarden.
Allereerst merkt het hof op dat behandeling van verdachte, als bijzondere voorwaarde gekoppeld aan een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf niet aan de orde is. Gelet op de recidive zoals die blijkt uit haar strafrechtelijke documentatie en gelet op hetgeen door de deskundigen ten aanzien van haar persoonlijkheid is gerapporteerd maakt de dreiging van een detentie op haar (vrijwel) geen enkele indruk.
Ten aanzien van de vraag of de maatregel van TBS bij een delict als het onderhavige kan worden opgelegd overweegt het hof het volgende.
De verdediging heeft het standpunt ingenomen dat -nu enkel de mogelijkheid bestaat dat verdachte vermogensdelicten zal plegen- niet is voldaan aan het in artikel 37a, eerste lid, sub 2, van het Wetboek van Strafrecht juncto artikel 37b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht opgenomen criterium, te weten dat de algemene veiligheid van personen of goederen de maatregel vereist.
Naar het oordeel van het hof valt onder de algemene veiligheid van goederen niet alleen de algemene veiligheid van goederen tegen fysieke aantasting, doch ook het belang van het ongestoorde bezit van goederen van willekeurige derden (zie ook Gerechtshof Arnhem, TBS P12/0250).
Voorzover de verdediging heeft betoogd dat de algemene veiligheid van goederen niet in het geding is aangezien verdachte, na in vrijheid te zijn gesteld, zich na het wijzen van het vonnis in eerste aanleg niet meer schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten en zij in die periode in staat is gebleken haar leven weer stap voor stap op te pakken, overweegt het hof het volgende.
Uit het dossier blijkt het hof dat verdachte ook in die periode problemen voor haar omgeving schiep door niet alleen niet bereikbaar te zijn voor Justitie, maar ook opnieuw (huur)schulden te maken, waarvoor ze voor de schuldeisers eveneens onvindbaar was. Dit gedrag ligt naar het oordeel van het hof in de lijn van de diagnose van de deskundige [Psychiater A] (…) dat alles erop wijst dat ze met plegen van strafbare feiten zal doorgaan, omdat de wens om te doen wat ze altijd heeft gedaan bij haar uitermate sterk aanwezig is.
Verdachte heeft door haar handelen stelselmatig anderen op slinkse wijze benadeeld. Met deze benadelingen waren steeds zeer grote bedragen gemoeid. Uit het strafblad van verdachte maakt het hof op dat de eerdere veroordelingen van verdachte terzake van oplichting, gelet op de daarbij opgelegde straffen, eveneens omvangrijke benadelingspraktijken betroffen.
Gelet hierop is naar het oordeel van het hof voldaan aan het hiervoor bedoelde vereiste.
Ten aanzien van de vraag in welke vorm de TBS moet worden opgelegd overweegt het hof het volgende.
[Psychiater A] komt in eerder aangehaald rapport tot de conclusie dat
wanneer de maatregel van terbeschikkingstelling in deze zaak door het hof noodzakelijk
wordt geacht, die maatregel niet dient te worden opgelegd in de voorwaardelijke variant.
Volgens de psychiater lijkt verdachtes psychopathologie de mogelijkheid van een langdurig commitment aan een voorwaardelijk kader ten enenmale uit te sluiten.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft [Psychiater A] hieraan -voor zover hier van belang- nog het volgende toegevoegd:
Er mag geen sprake zijn van oplegging van TBS in een vrijblijvende vorm, te weten TBS met voorwaarden. De regie van het leven van verdachte moet worden overgenomen. (…) Andere mogelijkheden dan TBS met dwangverpleging bieden te veel de mogelijkheid voor verdachte om te ontvluchten. Schematherapie in het kader van TBS met dwangverpleging is de moeite van het proberen waard, indien dit binnen het juiste kader wordt uitgevoerd. Ik bedoel daarmee dat anderen dan volledig de regie moeten hebben over verdachte. Anders heeft behandeling geen enkele zin.
Volgens het rapport van de psycholoog [Psycholoog B], zal verdachte langdurig en intensief behandeld moeten worden voor de gevolgen van de persoonlijkheidsproblematiek en de uitwerking daarvan op de psychische toestand van betrokkene. De maatregel van TBS met dwangverpleging lijkt mogelijk voor de hand te liggen indien uitsluitend de ernst en complexiteit van de pathologie in combinatie met de noodzakelijke interventies in ogenschouw wordt genomen (…).
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de deskundige [Psycholoog B], hier aan toegevoegd dat hij met de formulering “indien uitsluitend de pathologie in ogenschouw wordt genomen” heeft willen aangeven dat hij er vanuit is gegaan dat bij dit type delict TBS met dwangverpleging niet wordt opgelegd. Zijn advies is om in ieder geval te proberen om verdachte met de zgn. schematherapie te behandelen. Verdachte moet een dergelijke therapie doen, indien ze nog iets wil met haar leven.
Het hof neemt de conclusies van voornoemde deskundigen over de vorm waarin oplegging van de maatregel - gelet op de geconstateerde problematiek van verdachte - vereist is over en legt deze ten grondslag aan zijn beslissing.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat verdachte ter beschikking dient te worden gesteld, nu tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, de door verdachte gepleegde oplichtingen misdrijven betreffen waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld en de algemene veiligheid van personen of goederen oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling van verdachte eist.
Naar het oordeel van het hof valt van een behandeling van verdachte binnen een voorwaardelijk kader onvoldoende resultaat te verwachten.
Mitsdien ziet het hof geen andere mogelijkheid tot een effectieve behandeling dan in de vorm van een TBS met dwangverpleging.
Het hof neemt hierbij in aanmerking de ernst van het bewezen verklaarde, in het bijzonder de aanzienlijke hoogte van het totale geldbedrag waarvoor de slachtoffers van verdachte zijn opgelicht, alsmede de omstandigheid dat verdachte reeds eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en het feit dat verdachte onderhavige oplichtingen heeft gepleegd gedurende de proeftijd van een tweetal aan haar voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen, verband houdende met twee eerdere veroordelingen ter zake van oplichting.
Nu de algemene veiligheid van goederen zulks eist, zal het hof bevelen dat de terbeschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd. Gelet op het bepaalde in artikel 38d, tweede lid in samenhang met artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, is de totale duur van de tbs-maatregel in dit geval beperkt tot vier jaar.
Naar het oordeel van het hof dient deze terbeschikkingstelling zo spoedig als mogelijk te worden aangevangen.
Straf
Het hof is van oordeel dat naast de maatregel van TBS, de ernst en de aard van de feiten tevens een vrijheidsbenemende straf rechtvaardigen. De persoonlijkheid van de verdachte staat daar niet aan in de weg.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- -
de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- -
de omstandigheid dat de bewezenverklaarde feiten omvangrijke oplichtingen betreffen, waarbij verdachte zich bediend heeft van verscheidende leugens en waarbij door de slachtoffers grote financiële schade is geleden;
- -
de geraffineerde wijze waarop verdachte haar slachtoffers heeft weten te bewegen tot de afgifte van de bewezenverklaarde geldbedragen.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- -
de inhoud van het haar betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 26 september 2011, waaruit blijkt dat zij meerdere malen ter zake van soortgelijke feiten door de strafrechter is veroordeeld;
- -
de inhoud van de ten aanzien van verdachte opgestelde deskundigenrapporten hiervoor geciteerd, waaruit onder meer naar voren komt dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moeten worden beschouwd;
- -
de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Het hof heeft voor wat betreft de op te leggen strafsoort en hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door dit gerechtshof in geval van oplichting worden opgelegd.
Daarnaast heeft het hof rekening gehouden met het bepaalde in artikel 63 van het wetboek van strafrecht nu het hof ambtshalve bekend is met het feit dat verdachte op 14 november 2012 door dit hof is veroordeeld met een strafoplegging.
Gelet op alle feiten en omstandigheden acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 744 dagen in dit geval passend en geboden. Het hof heeft zich daarbij ook rekenschap gegeven van het aantal dagen, dat verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Vorderingen tot tenuitvoerlegging
Het hof is ten aanzien van de vordering van het openbaar ministerie te Breda van 21 oktober 2009, tot tenuitvoerlegging van het bij vonnis van de Meervoudige kamer te Breda van 23 augustus 2007 onder parketnummer 02-607899-06 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden van oordeel, dat -nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt- de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis, dient te worden gelast.
Het hof is ten aanzien van de vordering van het openbaar ministerie te Breda van 12 november 2009, tot tenuitvoerlegging van het bij vonnis van de Politierechter te 's-Hertogenbosch van 25 januari 2008 onder parketnummer 01-821282-07 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden , van oordeel, dat -nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt- de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis, dient te worden gelast.
Beslag
De verdediging heeft aangevoerd dat door de officier van justitie ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 19 augustus 2010 aan verdachte is toegezegd dat de onder verdachte in beslag genomen computers, zoals vermeld op de beslaglijst onder nr. 79393 en nr. 103714, aan haar zouden worden teruggegeven. De advocaat generaal acht het mogelijk dat deze toezegging is gedaan en verzet zich mitsdien niet tegen teruggave aan verdachte.
Ten aanzien van deze in beslag genomen en nog niet teruggegeven computers zal de teruggave aan de verdachte worden gelast.
Maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht
De verdediging heeft ten aanzien van de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel het standpunt ingenomen dat enkel één dag vervangende hechtenis dient te worden opgelegd omdat door de rechtbank een verkeerde beslissing zou zijn genomen ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen nu verdachte op dat moment in staat van faillissement verkeerde en bovendien voorzienbaar is dat verdachte aan de verplichting tot schadevergoeding niet zal kunnen voldoen, waardoor moet worden uitgegaan van executie van de vervangende hechtenis. Dit zou dan, zo begrijpt het hof, een extra straf opleveren, terwijl de vervangende hechtenis niet is bedoeld als straf.
Het hof overweegt het volgende. In hoger beroep wordt de beslissing van de rechtbank getoetst waarna het hof, voorzover nodig, daarvoor zijn afwijkende beslissing in de plaats stelt. Dat in het onderhavige geval onder de toen geldende omstandigheden de beslissing van de rechbank onjuist kan worden geacht en deze omstandigheden ondertussen zodanig zijn gewijzigd (het toen geldende faillissement van verdachte is ondertussen opgeheven) dat dit nu niet meer in de weg staat aan de oplegging van de maatregel kan niet tot de conclusie leiden dat die maatregel nu niet in volle omvang zou moeten worden opgelegd.
Voorts ziet het hof geen aanleiding om in verband met de op dit moment mogelijk ontbrekende financiën bij verdachte om de door de benadeelde partijen ingediende vorderingen te voldoen, over te gaan tot matiging van de bij schadevergoedingsmaatregel op te leggen vervangende hechtenis. Verdachte heeft kenbaar gemaakt tot het overeenkomen van een afbetalingsregeling bereid te zijn. Het hof leidt hieruit af dat niet valt uit te sluiten dat na ommekomst van de straf en maatregel zo’n afspraak (opnieuw) tot de mogelijkheden behoort.
Ingevolge het bepaalde in artikel 24c en 60a van het Wetboek van Strafrecht, in het bijzonder het daaruit voortvloeiende maximum beloop van het totaal van de vervangende vrijheidsstraffen, te weten één jaar, overweegt het hof ten aanzien van de hierna vermelde schadevergoedingsmaatregelen dat de vervangende vrijheidsstraffen naar rato zullen worden bepaald.
1. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [benadeelde 2] als gevolg van het in de zaak met parketnummer 02-800655-09 onder 1 bewezen verklaarde feit, schade heeft geleden tot een bedrag van € 8.135,=. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. Het hof zal daarom aan de verdachte tot meerdere zekerheid van vorenmelde betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 8.135,= te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
2. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [benadeelde 1] als gevolg van het in de zaak met parketnummer 02-800655-09 onder 1 bewezen verklaarde feit, schade heeft geleden tot een bedrag van € 26.640=. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. Het hof zal daarom aan de verdachte tot meerdere zekerheid van vorenmelde betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 26.640,= te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
- 3.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [benadeelde 3] als gevolg van het in de zaak met parketnummer 02-800655-09 onder 1 bewezen verklaarde feit, schade heeft geleden tot een bedrag van € 19.500,=. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. Het hof zal daarom aan de verdachte tot meerdere zekerheid van vorenmelde betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 19.500,= te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
- 4.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [benadeelde 5] als gevolg van het in de zaak met parketnummer 02-800655-09 onder 1 bewezen verklaarde feit, schade heeft geleden tot een bedrag van € 11.250,=. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. Het hof zal daarom aan de verdachte tot meerdere zekerheid van vorenmelde betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 11.250,= te betalen ten behoeve van het slachtoffer
- 5.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [benadeelde 4] als gevolg van het in de zaak met parketnummer 02-800655-09 onder 1 bewezen verklaarde feit, schade heeft geleden tot een bedrag van € 19.500,=. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. Het hof zal daarom aan de verdachte tot meerdere zekerheid van vorenmelde betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 19.500,= te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
- 6.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [benadeelde 13] als gevolg van het in de zaak met parketnummer 02-800655-09 onder 1 bewezen verklaarde feit, schade heeft geleden tot een bedrag van € 21.500,=. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. Het hof zal daarom aan de verdachte tot meerdere zekerheid van vorenmelde betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 21.500,= te betalen ten behoeve van het slachtoffer
- 7.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [benadeelde 10] als gevolg van het in de zaak met parketnummer 02-627688-09 onder primair bewezen verklaarde feit, schade heeft geleden tot een bedrag van € 16.000,=. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. Het hof zal daarom aan de verdachte tot meerdere zekerheid van vorenmelde betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 16.000,= te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
- 8.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [benadeelde 11] als gevolg van het in de zaak met parketnummer 02-627688-09 onder primair bewezen verklaarde feit, schade heeft geleden tot een bedrag van € 11.750,=. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. Het hof zal daarom aan de verdachte tot meerdere zekerheid van vorenmelde betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 11.750,= te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
- 9.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [benadeelde 12] als gevolg van het in de zaak met parketnummer 02-627688-09 onder primair bewezen verklaarde feit, schade heeft geleden tot een bedrag van € 3.250,=. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. Het hof zal daarom aan de verdachte tot meerdere zekerheid van vorenmelde betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 3.250,= te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
- 10.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [benadeelde 7] als gevolg van het in de zaak met parketnummer 02-627688-09 onder primair bewezen verklaarde feit, schade heeft geleden tot een bedrag van € 2.369,=. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. Het hof zal daarom aan de verdachte tot meerdere zekerheid van vorenmelde betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 2.369,= te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Vorderingen van de benadeelde partijen
- 1.
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 8.135=. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 8.135=. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 2] als gevolg van verdachtes in de zaak met parketnummer 02-800655-09 onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van
€ 8.135=. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
- 2.1.
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 39.140,=. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 39.140,=. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 1] als gevolg van verdachtes in de zaak met parketnummer 02-800655-09 onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van
€ 26.640,=. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
- 2.2.
Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien vaststelling van de hoogte van deze niet nader onderbouwde schade ten koste zou gaan van de vlotte afhandeling van de strafzaak, terwijl de benadeelde partij naar het oordeel van het hof in voldoende mate in de gelegenheid is geweest om naar voren te brengen wat zij ter staving van de vordering kan aanvoeren en daarvan bewijs te leveren. De benadeelde partij kan daarom thans voor dit gedeelte niet in haar vordering worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
- 3.
De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 19.500,= te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 19.500=. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 3] als gevolg van verdachtes in de zaak met parketnummer 02-800655-09 onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van
€ 19.500,=, te vermeerderen met de wettelijke rente. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
- 4.
De benadeelde partij [benadeelde 5] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 11.250,=. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 11.250,=.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 5] als gevolg van verdachtes in de zaak met parketnummer 02-800655-09 onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van
€ 11.250,=. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
- 5.
De benadeelde partij [benadeelde 4] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 19.500,=. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 4] als gevolg van verdachtes in de zaak met parketnummer 02-800655-09 onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 19.500,=. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld
- 6.1.
De benadeelde partij [benadeelde 13] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 23.100,=. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 21.600,=. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 13] als gevolg van verdachtes in de zaak met parketnummer 02-800655-09 onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van
€ 21.500,=. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten ten bedrage van € 100,=.
- 6.2.
Het hof is van oordeel dat voor het resterende gedeelte de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partij kan daarom thans voor dit gedeelte niet in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
- 7.
De benadeelde partij [benadeelde 14] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 570,85. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Het hof is van oordeel dat de benadeelde partij niet in haar vordering kan worden ontvangen, aangezien de daarin geclaimde schade niet verband houdt met een feit dat in onderhavige strafprocedure is ten laste gelegd. Met betrekking tot de kosten zal worden beslist als in het dictum vermeld.
- 8.
De benadeelde partij [benadeelde 15] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 10.158,77. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Het hof is van oordeel dat de benadeelde partij niet in haar vordering kan worden ontvangen, aangezien de daarin geclaimde schade niet verband houdt met een feit dat in onderhavige strafprocedure is ten laste gelegd. Met betrekking tot de kosten zal worden beslist als in het dictum vermeld.
- 9.
De benadeelde partij [benadeelde 9] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.663,65. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Het hof is van oordeel dat de benadeelde partij niet in haar vordering kan worden ontvangen, aangezien de daarin geclaimde schade niet verband houdt met een feit dat in onderhavige strafprocedure is ten laste gelegd. Met betrekking tot de kosten zal worden beslist als in het dictum vermeld.
- 10.
De benadeelde partij [benadeelde 10] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 16.000,=. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 16.000,=. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 10] als gevolg van verdachtes in de zaak met parketnummer 02-627688-08 onder primair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 16.000,=. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is met een beslissing omtrent de kosten conform 1 punt van het van toepassing zijnde liquidatietarief, te weten € 384,=.
- 11.
De benadeelde partij [benadeelde 11] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 11.750,=. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 11.750,=. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 11] als gevolg van verdachtes in de zaak met parketnummer 02-627688-08 onder primair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 11.750,=. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
- 12.
De benadeelde partij [benadeelde 6] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 16.000,=. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 6] als gevolg van verdachtes in de zaak met parketnummer 02-627688-09 onder primair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 16.000,=. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is met een beslissing omtrent de kosten ten bedrage van € 92,=.
- 13.
De benadeelde partij [benadeelde 12] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 3.250,=. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.250,=. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 12] als gevolg van verdachtes in de zaak met parketnummer 02-627688-08 onder primair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 3.250,=. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
- 14.1.
De benadeelde partij [benadeelde 7] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 3.619,=. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.369,=. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 12] als gevolg van verdachtes in de zaak met parketnummer 02-627688-08 onder primair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 2.369,=. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
- 14.2.
Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien vaststelling van de hoogte van deze vooralsnog geschatte en niet nader onderbouwde schade ten koste zou gaan van de vlotte afhandeling van de strafzaak, terwijl de benadeelde partij naar het oordeel van het hof in voldoende mate in de gelegenheid is geweest om naar voren te brengen wat zij ter staving van de vordering kan aanvoeren en daarvan bewijs te leveren. De benadeelde partij kan daarom thans voor dit gedeelte niet in haar vordering worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
- 15.
De benadeelde partij [benadeelde 16] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 8.480,=. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Het hof is van oordeel dat de benadeelde partij niet in haar vordering kan worden ontvangen, aangezien de daarin geclaimde schade niet verband houdt met een feit dat in onderhavige strafprocedure is ten laste gelegd. Met betrekking tot de kosten zal worden beslist als in het dictum vermeld.
- 16.
De benadeelde partij [benadeelde 17] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 26.750,=. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Het hof is van oordeel dat de benadeelde partij niet in haar vordering kan worden ontvangen, aangezien de daarin geclaimde schade niet verband houdt met een feit dat in onderhavige strafprocedure is ten laste gelegd. Met betrekking tot de kosten zal worden beslist als in het dictum vermeld.
Ten aanzien van evengenoemde schadevergoedingsmaatregelen en civiele vorderingen:
Het hof zal bepalen dat indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, daarmede de verplichting van verdachte tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer in zoverre komt te vervallen (zulks vice versa, dat wil zeggen: indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte tot betaling van de vordering van de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen).
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 02-800655-09 onder 4 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-800655-09 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer
02-627688-08 onder primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 02-800655-09 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 02-627688-08 onder primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 744 (zevenhonderdvierenveertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat zij van overheidswege zal worden verpleegd.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer te Breda van 23 augustus 2007, parketnummer 02-607899-06, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te 's-Hertogenbosch van 25 januari 2008, parketnummer 01-821282-07, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- -
1 computer, kleur roze, Sony Pcg-3elm, notebook, nr. 79393;
- -
1 computer, kleur zwart, BTO, laptop, nr. 103714;.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] terzake van het in de zaak met parketnummer 02-800655-09 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 8.135,00 (achtduizend honderdvijfendertig euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2], een bedrag te betalen van € 8.135,00 (achtduizend honderdvijfendertig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 24 (vierentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] terzake van het in de zaak met parketnummer 02-800655-09 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 26.640,00 (zesentwintigduizend zeshonderdveertig euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1], een bedrag te betalen van € 26.640,00 (zesentwintigduizend zeshonderdveertig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 54 (vierenvijftig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] terzake van het in de zaak met parketnummer 02-800655-09 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 19.500,00 (negentienduizend vijfhonderd euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3], een bedrag te betalen van € 19.500,00 (negentienduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 42 (tweeënveertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 5] terzake van het in de zaak met parketnummer 02-800655-09 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 11.250,00 (elfduizend tweehonderdvijftig euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 5], een bedrag te betalen van € 11.250,00 (elfduizend tweehonderdvijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 29 (negenentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 4] terzake van het in de zaak met parketnummer 02-800655-09 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 19.500,00 (negentienduizend vijfhonderd euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 4], een bedrag te betalen van € 19.500,00 (negentienduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 42 (tweeënveertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 13]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 13] terzake van het in de zaak met parketnummer 02-800655-09 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 100,00 (honderd euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 13], een bedrag te betalen van € 21.500,00 (eenentwintigduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 45 (vijfenveertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 18] T.a.v. Dhr. [benadeelde 14]
Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 18] T.a.v. Dhr. [benadeelde 14], in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 15]
Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 15], in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9]
Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 9], in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 10]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 10] terzake van het in de zaak met parketnummer 02-627688-08 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 16.000,00 (zestienduizend euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 384,00 (driehonderdvierentachtig euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 10], een bedrag te betalen van € 16.000,00 (zestienduizend euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 37 (zevenendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 11]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 11] terzake van het in de zaak met parketnummer 02-627688-08 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 11.750,00 (elfduizend zevenhonderdvijftig euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 11], een bedrag te betalen van € 11.750,00 (elfduizend zevenhonderdvijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 6] terzake van het in de zaak met parketnummer 02-627688-08 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 16.000,00 (zestienduizend euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 92,00 (tweeënnegentig euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 6], een bedrag te betalen van € 16.000,00 (zestienduizend euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 37 (zevenendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 12]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 12] terzake van het in de zaak met parketnummer 02-627688-08 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 3.250,00 (drieduizend tweehonderdvijftig euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 12], een bedrag te betalen van € 3.250,00 (drieduizend tweehonderdvijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 14 (veertien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 7], t.a.v. [X] terzake van het in de zaak met parketnummer 02-627688-08 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 2.369,00 (tweeduizend driehonderdnegenenzestig euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 7], t.a.v. [X], een bedrag te betalen van € 2.369,00 (tweeduizend driehonderdnegenenzestig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 11 (elf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 16]
Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 16] t.a.v [Y] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 17]
Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 17], in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. J.J. van der Kaaden, voorzitter,
mr. J.F. Dekking en mr. S.C. van Duijn, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.R. Veldt, griffier,
en op 21 november 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.