In de schriftuur wordt zowel 25 als 27 april 2017 genoemd. Kennelijk wordt steeds 25 april 2017 bedoeld.
HR, 23-05-2023, nr. 22/00920
ECLI:NL:HR:2023:750
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23-05-2023
- Zaaknummer
22/00920
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2023:750, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑05‑2023; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2022:329
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2023:346
ECLI:NL:PHR:2023:346, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 28‑03‑2023
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2023:750
- Vindplaatsen
Uitspraak 23‑05‑2023
Inhoudsindicatie
Liquidatie in woonwijk in Amsterdam. Medeplegen voorbereiding van moord en medeplegen poging tot moord, meermalen gepleegd (art. 289 Sr). 1. Bewijsklachten. 2. Strafmotivering (gevangenisstraf van 24 jaren en 6 maanden). Diende hof bij strafoplegging rekening te houden met gewijzigd regime voor voorwaardelijke invrijheidstelling van art. 6:2:10 Sv? HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 22/00566.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 22/00920
Datum 23 mei 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 11 februari 2022, nummer 23-003883-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt en S. van den Akker, beiden advocaat te Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste tot en met het vierde cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beoordeling van het vijfde cassatiemiddel
3.1
Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
3.2
Het cassatiemiddel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 24 jaren en 6 maanden.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert deze in die zin dat deze 24 jaren en 4 maanden beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 mei 2023.
Conclusie 28‑03‑2023
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Liquidatiezaak. Ennetcom-data. Veroordeling tot 24 jaar en zes maanden wegens o.m. medeplegen van voorbereiding van moord en tweemaal medeplegen van moord. Vijf middelen, met betrekking tot bewijs van (M1) voorbereiding en (M2 en M3) medeplegen, (M4) de strafoplegging en (M5) overschrijding van de redelijke termijn in cassatie. De klacht over de termijnoverschrijding slaagt volgens de AG en moet leiden tot strafvermindering. De overige middelen falen en de AG adviseert om deze met toepassing van art. 81 RO af te doen.
Partij(en)
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 22/00920
Zitting 28 maart 2023
CONCLUSIE
A.E. Harteveld
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
hierna: de verdachte
1. Inleiding
1.1
De verdachte is bij arrest van 11 februari 2022 door het gerechtshof Amsterdam wegens onder 1 “medeplegen van voorbereiding van moord”, onder 2 “medeplegen van opzetheling”, onder 3 primair “medeplegen van poging tot moord, meermalen gepleegd” en onder 4 primair “medeplegen van poging tot moord, meermalen gepleegd” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 jaren en zes maanden.
1.2
Er bestaat samenhang met de zaak 22/00566. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
1.3
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en R.J. Baumgardt en S. van den Akker, advocaten te Rotterdam, hebben vijf middelen van cassatie voorgesteld.
2. Waarover de zaak gaat
2.1
De zaak betreft de betrokkenheid van de verdachte bij voorbereiding van moord (onderzoek 13Baudette), en twee gevallen van medeplegen van moord (onderzoek 13IJshamer en 25Mango). Voor het bewijs is onder meer gebruik gemaakt van zogenoemde ‘Ennetcom-data’. Deze data waren door het bedrijf Ennetcom opgeslagen op servers in Canada. Deze servers werden gebruikt ten behoeve van communicatie met door Ennetcom geleverde mobiele telefoons, waarmee versleutelde communicatie mogelijk was (zogenoemde ‘pgp-gesprekken’).
3. Het eerste middel
3.1
Het middel klaagt dat het hof de bewezenverklaring onder 1 ontoereikend heeft gemotiveerd.
3.2
Aan de verdachte is onder 1 tenlastegelegd dat:
“hij op of omstreeks de periode van 20 april 2017 tot en met 1 juni 2017 te Almere en/of Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, ter voorbereiding van het te plegen misdrijf van moord (artikel 289 Wetboek van Strafrecht), althans een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, opzettelijk
- een vuurwapen, te weten een pistool (merk Glock, model 26, kaliber 9 x 19 mm (synoniem 9 mm luger)) en/of
- een patroonmagazijn (met daarin een of meer (10) patro(o)n(en) (model volmantel rondneus, kaliber 9 mm luger (synoniem 9x19mm)) en/of
- een (personen)auto (van het merk Volkswagen, type Polo, voorzien van het kenteken [kenteken 1] ) en/of
- drie, in elk geval een of meer gestolen (personen)auto's (van het merk BMW, type 5er, Reihe, 530i (origineel kenteken [kenteken 2] , voorzien van (een) valse en/of gedupliceerde en/of gestolen kentekenpla(a)t(en) van het kenteken [kenteken 3] ) en/of van het merk BMW, type 5-serie (origineel kenteken [kenteken 4] , voorzien van (een) valse en/of gedupliceerde en/of gestolen kentekenpla(a)t(en) van het kenteken [kenteken 5] ) en/of van het merk Volkswagen type Caddy sdi 55 kw bestel (origineel kenteken [kenteken 6] , voorzien van (een) valse en/of gedupliceerde en/of gestolen kentekenpla(a)t(en) van het kenteken [kenteken 7] ) en/of
- een of meer (encrypted) telefoon(s) (merk: Blackberry en/of Iphone) en/of
- een fles(je) met daarin benzine en/of een fles(je) met daarin ammoniak, in ieder geval (telkens) een brandbare vloeistof en/of
- een of meer la(a)g(en) zwarte/donkerkleurige kleding (over elkaar) en/of
- een of meer pa(a)ren plastic en/of tuin handschoenen en/of
- een muts,
heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad, kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf;
Subsidiair:
(…)
[betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of een of meer anderen op of omstreeks de periode van 20 april 2017 tot en met 1 juni 2017 te Almere en/of Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, ter voorbereiding van het te plegen misdrijf van moord (artikel 289 Wetboek van Strafrecht), althans een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, opzettelijk
- een vuurwapen, te weten een pistool (merk Glock, model 26, kaliber 9 x 19 mm (synoniem 9 mm luger)) en/of
- een patroonmagazijn (met daarin een of meer (10) patro(o)n(en) (model volmantel rondneus, kaliber 9 mm luger (synoniem 9x19mm)) en/of
- een (personen)auto (van het merk Volkswagen, type Polo, voorzien van het kenteken [kenteken 1] ) en/of
- drie, in elk geval een of meer gestolen (personen)auto's (van het merk BMW, type 5er, Reihe, 530i (origineel kenteken [kenteken 2] , voorzien van (een) valse en/of gedupliceerde en/of gestolen kentekenpla(a)t(en) van het kenteken [kenteken 3] ) en/of van het merk BMW, type 5-serie (origineel kenteken [kenteken 4] , voorzien van (een) valse en/of gedupliceerde en/of gestolen kentekenpla(a)t(en) van het kenteken [kenteken 5] ) en/of van het merk Volkswagen type Caddy sdi 55 kw bestel (origineel kenteken [kenteken 6] , voorzien van (een) valse en/of gedupliceerde en/of gestolen kentekenpla(a)t(en) van het kenteken [kenteken 7] ) en/of
- een of meer (encrypted) telefoon(s) (merk: Blackberry en/of Iphone) en/of
- een fles(je) met daarin benzine en/of een fles(je) met daarin ammoniak, in ieder geval (telkens) een brandbare vloeistof en/of
- een of meer la(a)g(en) zwarte/donkerkleurige kleding (over elkaar) en/of
- een of meer pa(a)ren plastic en/oftuin handschoenen en/of
- een muts,
heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad, kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 20 april 2017 tot en met 25 april 2017 te Almere en/of Diemen en/of [plaats] en/ofte Amsterdam in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest door
- met die [betrokkene 1] en/of die [betrokkene 2] een of meer ma(a)l(en) met een auto ritten te maken door de straat alwaar het beoogde slachtoffer woonachtig was en/of verbleef en/of
- met die [betrokkene 1] en/of die [betrokkene 2] een of meer ma(a)l(en) met een auto ritten te maken van en naar de plaats(en) alwaar een gestolen Volkswagen Caddy (origineel kenteken [kenteken 6] , voorzien van (een) valse of gedupliceerde en/of gestolen kentekenpla(a)t(en) van het kenteken [kenteken 7] ) geparkeerd stond en/of
- (tijdens voornoemde ritten met een auto) die [betrokkene 1] en/of die [betrokkene 2] uitleg gegeven over de diefstal van voertuigen (middels een parkettrekker) en/of met die [betrokkene 1] en/of die [betrokkene 2] gesproken over het neerzetten van een voertuig en/of een brommer en/of het schoonmaken van een auto en/of de plaats en/of de wijze van het in brand steken van een voertuig”.
3.3
Daarvan is bewezenverklaard dat:
“hij in de periode van 21 april 2017 tot en met 25 april 2017 te Almere, tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van het te plegen misdrijf van moord (artikel 289 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk
- een personenauto van het merk Volkswagen type Caddy sdi 55 kw bestel (origineel kenteken [kenteken 6] , voorzien van valse kentekenplaten met het kenteken [kenteken 7] )
voorhanden heeft gehad, kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf”.
3.4
Het hof heeft met betrekking tot het bewezenverklaarde overwogen (met weglating van voetnoten):
“De bewijsmiddelen hebben blijkens hun inhoud in het bijzonder betrekking op vijf personen. Het gaat om [betrokkene 1] , [betrokkene 2] , [verdachte] , [betrokkene 3] en [betrokkene 4] . [betrokkene 1] en [betrokkene 4] hadden contact in de periode van 29 mei tot en met 1 juni 2017, waarbij [betrokkene 3] vaak de Volkswagen Polo bestuurde. [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [verdachte] hadden contact in de periode van 21 tot en met 25 april 2017. Dit blijkt uit de voor het bewijs gebezigde OVC-gesprekken, gevoerd in de Volkswagen Polo in gebruik bij [betrokkene 3] , de partner van [betrokkene 1] .
Tegen de achtergrond van hetgeen hiervoor is uiteengezet, stelt het hof op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast.
- In de periode van 21 april tot en met 31 mei 2017 heeft [betrokkene 1] , in wisselende samenstellingen, veelvuldig door de [wijk 1] en in het bijzonder door de [a-straat] gereden. De [a-straat] is gelegen in de [wijk 1] , een andere wijk dan (en ook niet in de buurt gelegen van) de wijk waar [betrokkene 1] en [betrokkene 3] woonachtig waren. Indien zij rijdend op de A6 naar hun woning in de [b-straat] wilden gaan, was het niet nodig om door de [wijk 1] /de [a-straat] te rijden, wat wel regelmatig gebeurde. Het hof stelt verder op grond van openbare bronnen vast dat de [a-straat] niet op de route ligt vanaf het centrum van Almere naar de [b-straat] .
- In de periode van 21 april tot en met 3 I mei 2017 zijn verschillende gesprekken opgenomen in de Volkswagen Polo waaraan [betrokkene 1] , [betrokkene 2] , [betrokkene 4] en/of [verdachte] op verschillende momenten deelnamen.
21-25 april 2017:
- [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [verdachte] bevonden zich in en verplaatsten zich met de Volkswagen Polo en voerden gesprekken in de auto.
- Op 25 april 2017 is een gestolen Volkswagen Caddy in de [wijk 2] in Almere aangetroffen. In de Nissan Micra op naam gesteld van [betrokkene 2] werd een sleutel aangetroffen met dezelfde “plaatjescode” als de originele sleutel van deze gestolen Volkswagen Caddy. Het navigatiesysteem (TomTom) dat volgens de aangever in de auto lag, is ook in de Nissan van [betrokkene 2] aangetroffen. Deze Volkswagen Caddy zou gebruikt worden om te “timeren” (het hof begrijpt: om de aanwezigheid [betrokkene 5] in de wijk vast te stellen).
- Op 25 april 2017 is de Volkswagen Caddy in de [wijk 2] geparkeerd en zijn [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [verdachte] op meerdere momenten die avond bij deze Caddy gezien en zijn er door [betrokkene 2] en [verdachte] handelingen verricht aan de Caddy. Over de Caddy werd ook door [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [verdachte] gesproken. Vervolgens werd de Caddy op de [c-straat] geparkeerd.
29 april 2017:
- [betrokkene 1] en [betrokkene 3] reden omstreeks 15 :29 uur door de [a-straat] .
13-15 mei 2017:
- In de nacht van 13 op 14 mei 2017 reden [betrokkene 1] , [betrokkene 3] en [betrokkene 2] van Almere naar de [d-straat] in Amsterdam Noord. Aldaar werden de portieren geopend en weer gesloten. Vervolgens is [betrokkene 3] vertrokken terwijl zij een telefoongesprek voerde met een onbekend . gebleven persoon die zij vertelde dat ze “die jongen heeft weggebracht, effe een andere auto ophalen”.
- Op 14 mei 2017 rond middernacht is [betrokkene 2] staande gehouden en kort daarna (inmiddels 15 mei 2017) aangehouden. Hij reed in een gestolen BMW met valse kentekenplaten. Het hof stelt vast dat [betrokkene 1] , [betrokkene 3] en [betrokkene 2] deze BMW in de nacht van 13 op 14 mei 2017 hebben opgehaald. Dit kan worden afgeleid uit (i) het bezoek aan de [d-straat] in Amsterdam Noord de nacht ervoor, (ii) de mededeling van [betrokkene 3] kort nadat zij weer vanaf de [d-straat] was vertrokken dat “effe een auto moest worden opgehaald”, (iii) de omstandigheid dat [betrokkene 2] direct nadat de politie hem had staande gehouden contact opnam met [betrokkene 1] en (iv) op 22 mei 2017 – dus slechts enkele dagen later – opnieuw een gestolen BMW werd aangetroffen op het parkeerterrein aan de [d-straat] , die nadien door [betrokkene 1] en [betrokkene 4] is gebruikt (zoals volgt uit de opmerking hieronder).
20-29 mei 2017:
- [betrokkene 1] en [betrokkene 3] reden op 20 mei 2017 omstreeks 22:28 uur door de [a-straat] . Om 01:18 uur (inmiddels 21 mei 2017) haalde [betrokkene 3] [betrokkene 1] op in de omgeving van de [a-straat] en om 03:37 uur reden ze vanaf het centrum van Almere via de [a-straat] naar hun woning in de [b-straat] .
- Op 21 mei 2017 omstreeks 15:32 uur reden [betrokkene 1] en [betrokkene 3] in de Volkswagen Polo door de [a-straat] om vervolgens naar Amsterdam te rijden. Later reden zij weer via de [a-straat] terug naar de [b-straat] .
- Op 22 mei 2017 omstreeks 20:57 uur reden [betrokkene 1] en [betrokkene 3] in de Volkswagen Polo door de [wijk 1] .
- Op 22 mei 2017 werd op de [d-straat] in Amsterdam Noord – in de directe omgeving waar in de nacht van 13 op 14 mei 2017 [betrokkene 2] en [betrokkene 1] door [betrokkene 3] waren afgezet – een gestolen BMW met het oorspronkelijke kenteken [kenteken 2] en later voorzien van een valse kentekenplaat met kenteken [kenteken 3] aangetroffen.
- Op 23 mei 2017 omstreeks 19:45 uur zette [betrokkene 3] [betrokkene 1] met de Volkswagen Polo af in de directe nabijheid van de [a-straat] ; omstreeks 21:34 pikte ze hem een paar straten verderop weer op.
- Op 27 mei 2017 omstreeks 01:31 uur reed [betrokkene 1] met [betrokkene 3] in de Volkswagen Polo door de [a-straat] . In de avond, omstreeks 23:25 uur, zette [betrokkene 3] [betrokkene 1] af vlakbij de [a-straat] , om hem daar vervolgens ongeveer een kwartier later weer op te pikken.
- Op 29 mei 2017 omstreeks 18:45 uur werd de gestolen BMW (inmiddels voorzien van valse kentekenplaten) naar Almere verplaatst. Omstreeks 23:35 uur reed de BMW door de [a-straat] . [betrokkene 4] en [betrokkene 1] waren enkele minuten daarvoor in de BMW gestapt.
- Op 29 mei 2017 omstreeks 23:30 uur zijn twee personen gezien die vanuit een steeg de [a-straat] inliepen. Het betrof een negroïde man en een blanke man. De blanke man is herkend als [betrokkene 4] .
30 mei – 1 juni 2017:
- Op 30 mei 2017 omstreeks 20:45 liep [betrokkene 1] door de [a-straat] .
- Later die avond reden [betrokkene 1] en [betrokkene 4] in de Volkswagen Polo naar het benzinestation op de [e-straat] en vulden daar een flesje met benzine.
- In de schuur bij de woning waar [betrokkene 3] en [betrokkene 1] toen verbleven is in een blauwkleurige tas een flesje met benzine en een flesje ammoniak (en handschoenen) aangetroffen. Aan het flesje met benzine zat een handschoen geplakt die overeenkomt met de handschoenen die [betrokkene 4] later tijdens de aanhouding droeg.
- Op 30 mei 2017 omstreeks 23:58 uur verplaatste [betrokkene 4] de BMW naar de [a-straat] . Omstreeks 01:42 uur (het is dan 31 mei 2017) maakte de BMW een rondje door de [wijk 1] en werd de BMW opnieuw geparkeerd in de [a-straat] . Om 02:31 uur werd de BMW naar de [f-straat] verplaatst.
- Op 31 mei 2017 om 19:22 uur parkeerde de politie de Volkswagen Polo van [betrokkene 5] in de [a-straat] .
- Op 31 mei 2017 om 19:30 uur reden [betrokkene 3] en [betrokkene 1] in de Volkswagen Polo door de [a-straat] . Om 21:25 uur reden zij nogmaals door deze straat. Zij reden vervolgens naar Rotterdam (na [betrokkene 4] te hebben opgehaald) en reden op 1 juni 2017 in de nachtelijke uren weer door de [a-straat] . Enkele minuten nadat [betrokkene 4] de BMW in de [buurt] had verplaatst, brachten [betrokkene 1] en [betrokkene 3] [betrokkene 4] terug naar Amsterdam; [betrokkene 4] zei tegen [betrokkene 1] dat hij morgen van hem hoort, hetgeen [betrokkene 1] bevestigde.
- Op 1 juni 2017 omstreeks 21:50 uur haalden [betrokkene 1] en [betrokkene 3] [betrokkene 4] met de Volkswagen Polo op in Amsterdam. Omstreeks 22:39 uur stapte [betrokkene 4] in de gestolen BMW en reed weg. Enkele meters later stapte ook [betrokkene 1] in. Vervolgens werden [betrokkene 1] en [betrokkene 4] omstreeks 22:50 uur aangehouden in die gestolen BMW met (i) [betrokkene 4] in dubbele kleding en met handschoenen aan, (ii) [betrokkene 1] op de achterbank met een vuurwapen in zijn jaszak en een handschoen tussen zijn benen en (iii) allebei in het bezit van PGP-telefoon zonder batterij, terwijl de verdachten de batterijen wel bij zich hadden.
Het hof stelt voorop dat voor de beoordeling van het ten laste gelegde feit en de rol van [verdachte] het geheel van feiten en omstandigheden zoals hiervoor uiteengezet, relevant is. Het enkele feit dat [verdachte] na 25 april 2017 niet meer in beeld is gekomen maakt dat niet anders, nu deze feiten en omstandigheden voor de duiding van de activiteiten waaraan [verdachte] tot die datum heeft deelgenomen relevant zijn.
In de periode van 21 tot en met 25 april 2017 werden in de Volkswagen Polo ook verschillende gesprekken gevoerd waaraan de verdachte deelnam die het hof redengevend acht voor het bewijs. Het hof wijst op de volgende gesprekken.
Het gesprek over het “uitkammen van de wijk” van 21 april 2017.
Hoewel de vertalingen van de politietolken 1 en 2 en de door de RHC benoemde tolk 5 woordelijk wat verschillen, is de strekking van de vertalingen van dit onderdeel van het gesprek duidelijk, namelijk dat ze (het hof begrijpt: de verdachten) naar de wijk gaan rijden en dat ze (het hof begrijpt: de politie) de wijk helemaal gaat uitkammen en dat ze daarom scherp moeten zijn.
Het hof leidt uit dit gesprek af dat ze scherp, voorzichtig moesten zijn omdat, als de politie een melding zou krijgen, ze de hele wijk (het hof begrijpt: de [wijk 1] ) zouden uitkammen. Een dergelijk grootschalig onderzoek waarbij de hele wijk wordt uitgekamd past naar het oordeel van het hof bij een zeer ernstig delict zoals een voorgenomen liquidatie. De verdachte was aanwezig bij dit gesprek en mengde zich er ook in, wat er naar het oordeel van het hof op duidt dat de verdachte wist wat er toen besproken werd.
Het gesprek over “schutter” van 22 april 2017 omstreeks 22:00 uur.
[betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [verdachte] reden in de Volkswagen Polo naar de [g-straat] in de [wijk 2] in Almere. Daar ging [betrokkene 2] tanken bij een benzinestation en daar werd het volgende – in de Nederlandse taal gesproken – gesprek gevoerd tussen [betrokkene 1] en [verdachte] :
[betrokkene 1] : stel ze hebben kenteken gezien van verdachte (ntv)
[verdachte] : ja klopt
[betrokkene 1] : ok ze hebben geen gezichten gezien maar gewoon snap je
[verdachte] : ja ja ja
[betrokkene 1] : maar ze gaan kijken ntv oh dus ik moet tanken ohh
[verdachte] : Tuurlijk tuurlijk
[betrokkene 1] : deze 2 lijken op die schutter
[verdachte] : ja klopt, vandaar, dat zijn die domme foutjes toch
en
[betrokkene 2] : Hier zijn geen camera’s, ik tank hier bijna… weet je hoe vaak ik hier kom ntv
[betrokkene 1] : ntv nog nooit camera’s gezien man.
Het hof leidt uit dit gesprek af dat [betrokkene 1] tegen [verdachte] zegt dat ze voorzichtig moeten zijn omdat de politie via een kenteken en beelden van het benzinestation hen op grond van een signalement zou kunnen herkennen als de “schutter”. Er werd daar getankt omdat daar geen camera’s hangen. De term schutter past in ieder geval ook bij het plan om een liquidatie uit te voeren. Ook nu geldt dat [verdachte] aanwezig was en ook actief reageerde op hetgeen [betrokkene 1] vertelt als hij zegt: “dat zijn die domme foutjes toch”. Het was voor [verdachte] dus duidelijk waarover dit gesprek ging.
Het gesprek van 25 april 2017 omstreeks 00:28 uur
[verdachte] : ik zei tegen hem over die busje, je weet toch. Gaat niet je weet toch om in die busje te gaan timeren, ik zeg maar dat gaan niet man. Ik zeg tegen hem die ding heeft volgens mij storing ofzo man. Ik zeg tegen hem van de vorige keer we hebben geen lichte aangelaten je weet toch. Ik zeg tegen hem die ding is gewoon ehh die busje is gewoon paranoia broer. Of niet?
[betrokkene 1] : ja tuurlijk
en later die dag omstreeks 20:21 uur
[verdachte] : we moeten hem sowieso aanduwen
[betrokkene 1] : nee… als ie gewoon niet start …
[verdachte] : ja
[betrokkene 1] : ja.. dan ga ik die man zeggen van luister dat ding start niet we kunnen het aanduwen dan laten brengen al als het weer niet start ntv ja toch
[verdachte] : ik heb hem gister gezegd.. ik zei precies zo… ik zei tegen mijn broer luister.. we kunnen die busje daar weer gaan zetten maar ik zeg tegen hem stel je voor hij gaat niet aan voor die deur
[betrokkene 1] : we gaan weer zeggen.. ik heb gezegd ik heb gezegd.. ok ok jullie komen naar me toe… even kijken of hij start. Als hij niet start…
[verdachte] : ja ja het is wel heet je weet toch. Stel je voor hij kijkt of iemand ziet je of wat dan ook .. ja dan kan je ook.. een hele kale busje hij ziet die busje en daaro belt ie en dan. Eh broer ik zeg je eerlijk he als in die busje zitten broer ik zeg eerlijk ik heb trauma’s van die gannoes bij ons te halen ze … gewoon heel dicht bij ons in die busje.
[betrokkene 1] : ja ja ja ja
[verdachte] : mochten ze komen broer.. ben met niks daar brother… ik zit binnen, ben met niks brother… je weet toch ik heb trauma’s met die busje…
[betrokkene 1] : nee nee nee ik weet dat
[verdachte] besprak met [betrokkene 1] in bovengenoemde gesprekken de startproblemen van het busje. Hij maakte zich daar kennelijk zorgen over gelet op zijn opmerking: “als in die busje zitten broer, ik zegje eerlijk ik heb trauma’s van die gannoes”. Het busje moest dienen als plek van waaruit getimerd moest worden. Uit de inhoud van het hiervoor genoemde “schuttergesprek”, in combinatie met de gesprekken over de problemen met het busje, leidt het hof af dat het busje gebruikt zou worden voor een ernstig misdrijf; dat het busje geen startproblemen moest hebben omdat je anders het risico loopt datje niet op tijd weg kunt komen dan wel dat de politie je ontdekt.
Het gesprek over “busje in brand” van 25 april 2017
[betrokkene 2] : die actie ntv … toch? Of busje gelijk branden of busje gelijk branden… ntv
[verdachte] : busje gelijk branden is eigenlijk optimaal
[betrokkene 2] : ok, als als we gelijk kunnen branden gaan we niet met die benzine in de auto rijden, we gaan…
[verdachte] : ja ja precies… precies ja…
[betrokkene 2] : we gaan het wegzetten waar we het gaan branden
[verdachte] : juist… juist
[betrokkene 1] : hm, hm. Ja tuurlijk
Het feit dat het busje in brand gestoken moest worden duidt erop dat een ernstig misdrijf met dat busje gepleegd zou gaan worden. In dit verband is ook niet zonder betekenis de hiervoor genoemde vaststelling dat [betrokkene 1] en [betrokkene 4] op 30 mei 2017 een flesje met benzine hebben gevuld en een flesje benzine in de schuur bij de woning van [betrokkene 3] en [betrokkene 1] is aangetroffen. Uit het gesprek leidt het hof af dat het de bedoeling was dat het busje eerst zou worden weggezet en dan in brand gestoken zou worden. Ze hoefden dan immers ook niet met benzine in die auto te rijden. Tevens komt betekenis toe aan de verklaring van de verdachte ten overstaan van de rechtbank – die zoals het hof hierna zal overwegen gebruikt kan worden voor het bewijs – inhoudende dat hij bang was dat hij in het busje (het hof begrijpt: de Volkswagen Caddy) DNA zou achterlaten en dat als het busje verbrand zou worden, de sporen weg zouden zijn. De verdachte wilde niet dat zijn DNA op het busje zou achterblijven waardoor de politie hem op het spoor zou kunnen komen.
Zoals hiervoor overwogen is voor de duiding van de handelingen van de verdachte en de inhoud van de gesprekken die hij gevoerd heeft ook relevant hetgeen na 25 april 2017 is voorgevallen. Het hof wijst daarbij in het bijzonder op de omstandigheden (i) dat de auto van [betrokkene 5] door de politie op 31 mei 2017 om 19:22 uur in de [a-straat] is geparkeerd, (ii) [betrokkene 1] en [betrokkene 3] enkele minuten later door die straat reden en (iii) [betrokkene 4] vervolgens werd opgehaald en ze later op de avond terugkeerden naar Almere en [betrokkene 1] omstreeks 01:40 uur tegen [betrokkene 4] zei “gaan we kijken als die waggie nog hetzelfde dinge is, plek”, waaruit het hof afleidt dat [betrokkene 1] op 31 mei 2017 zag dat de auto van [betrokkene 5] in de [a-straat] geparkeerd stond. Hij is die avond/nacht nog met [betrokkene 4] gaan kijken of de auto er nog stond en de volgende dag kwamen zij in actie en zijn zij in een gestolen BMW met een wapen naar de [wijk 1] gereden.
De verklaring van de verdachte ten overstaan van de rechtbank
De hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden waaronder de inhoud van de OVC-gesprekken passen naadloos op de verklaring die de verdachte ten overstaan van de rechtbank heeft afgelegd. Daaruit blijk dat (i) van een incassoklus geen sprake was, (ii) de gezochte persoon [betrokkene 5] betrof, (iii) vanuit de Caddy zou worden getimerd (iv) [verdachte] in de gesprekken ook sprak over een ‘andere liquidatie’, (v) dat hij in het gesprek over het vinden van DNA in het busje advies gaf omdat hij bang was dat hij DNA zou achtergelaten, terwijl de sporen weggaan als het busje wordt verbrand en (vi) er het een en ander met [betrokkene 5] zou gebeuren.
[verdachte] heeft ten overstaan van het hof verklaard dat hij deze verklaring heeft afgelegd op advies van zijn toenmalige raadsvrouw en dat hij enkel heeft verklaard wat de rechtbank wilde horen.
Het hof acht dit niet geloofwaardig. Niet alleen is het bevreemdend dat [verdachte] zonder reden een verklaring zou afleggen waarmee hij zichzelf op verschillende punten belast, maar ook is van belang dat de door hem afgelegde verklaring op details bevestiging vindt in de overige bewijsmiddelen, te weten de verschillende OVC-gesprekken, locatiegegevens, het aantreffen van [betrokkene 1] en [betrokkene 4] op 1 juni 2017 in een gestolen BMW terwijl zij in de richting van de [wijk 1] reden en de vaststelling dat [betrokkene 5] in de [a-straat] een verblijfadres had. Het hof acht de verklaring van de verdachte ten overstaan van de rechtbank geloofwaardig en betrouwbaar, temeer omdat hij – zoals hij ook zelf ten overstaan van de rechtbank heeft verklaard – tijdens de gesprekken in de Volkswagen Polo dacht dat hij in een vertrouwelijke omgeving was en hij vrijuit kon spreken. Met andere woorden: hij achtte zich onbespied en voelde zich vrij te zeggen wat hij wilde. Het hof zal de verklaring van [verdachte] die hij ten overstaan van de rechtbank heeft afgelegd dan ook voor het bewijs bezigen.
Voldoende bepaaldheid beoogd misdrijf?
Gelet op hetgeen hiervoor aan feiten en omstandigheden is vastgesteld en is overwogen, is naar het oordeel van het hof met voldoende mate van bepaaldheid vast te stellen dat het misdadige doel in deze zaak de liquidatie van [betrokkene 5] was. Immers, uit de bewijsmiddelen blijkt dat [betrokkene 5] stond ingeschreven op de [a-straat] . Door de verdachte en zijn medeverdachten [betrokkene 2] en [betrokkene 1] is veelvuldig door de buurt van de [wijk 1] gereden. Uit de gesprekken die in de Volkswagen Polo werden gevoerd, leidt het hof af dat (i) ze scherp, voorzichtig moeten zijn omdat als de politie een melding krijgt ze de hele wijk (het hof begrijpt: de [wijk 1] ) zullen uitkammen; (ii) ze voorzichtig moeten zijn omdat de politie via een kenteken en beelden van het benzinestation hen op grond van een signalement zou kunnen herkennen als de “schutter”; (iii) er (start)problemen met het busje zijn wat grote risico’s oplevert en (iv) het busje beter in brand gestoken kan worden als het weggezet is omdat er dan geen sporen achterblijven. Deze duiding vindt ook voor een groot deel bevestiging in de verklaring van de verdachte zoals door hem ten overstaan van de rechtbank in augustus 2019 afgelegd. Deze omstandigheden in combinatie met (v) de omstandigheid dat [betrokkene 1] op 31 mei 2017 zag dat de auto van [betrokkene 5] in de [a-straat] geparkeerd stond en (vi) de volgende dag – 1 juni 2017 – tot concrete actie is overgegaan, waarna [betrokkene 1] en, een in een dubbele kledinglaag gestoken, [betrokkene 4] op 1 juni 2017 in de gestolen BMW werden aangetroffen met een wapen in de directe nabijheid en beiden met een PGP-telefoon waarvan de batterij was verwijderd, rechtvaardigen de conclusie dat sprake was van een ophanden zijnde liquidatie en dat de verdachte en zijn medeverdachten voorbereidingen hiertoe hebben getroffen en dat de verdachte daar ook wetenschap van had.
Voorbereidingsmiddelen
Voor een bewezenverklaring van het plegen van voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat kan worden bewezen dat de verdachte opzettelijk voorwerpen bestemd tot het begaan van het beoogde misdrijf voorhanden heeft gehad. Voor de beoordeling of de ten laste gelegde voorwerpen bestemd zijn voor het begaan van het beoogde misdrijf is relevant of de voorwerpen afzonderlijk dan wel in onderlinge samenhang naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen van de verdachte en zijn medeverdachten dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat de verdachte en zijn medeverdachten met het gebruik van de middelen voor ogen stond.
[verdachte] , [betrokkene 1] en [betrokkene 2] hebben in de periode 21 tot en met 25 april 2017 de beschikking gehad over de Volkswagen Caddy met origineel kenteken [kenteken 6] en later voorzien van het valse kenteken [kenteken 7] . De Volkswagen Caddy is in de [wijk 2] geparkeerd en [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [verdachte] zijn op meerdere momenten op 25 april 2017 naar deze Caddy gereden en er zijn door [betrokkene 2] en [verdachte] handelingen verricht aan de Caddy waarover ook door [verdachte] , [betrokkene 2] en [betrokkene 1] in de Volkswagen Polo is gesproken. Zoals hiervoor al overwogen was de bedoeling om vanuit de Caddy te timeren om zo zicht te verkrijgen op het doelwit, [betrokkene 5] . Gelet op het feit dat het “timeren” aldus een noodzakelijk onderdeel is van de voorbereiding van de liquidatie zelf en in tijd ook dicht tegen de feitelijke uitvoering van het beoogde misdrijf aan zit, is het hof van oordeel dat de Volkswagen Caddy als voorbereidingsmiddel kan worden beschouwd van het voorgenomen misdrijf. In dit verband komt betekenis toe aan de hiervoor al genoemde OVC-gesprekken over “het uitkammen” en “in brand steken van het busje”, temeer omdat volgens [verdachte] door het in brand steken van het busje geen sporen zouden achterblijven, terwijl door zijn handelingen in en bij het busje anders zijn DNA daar mogelijk gevonden zou worden.
Op grond van het voorgaande en gezien het geheel aan bewijsmiddelen, zoals hiervoor uiteengezet, staat buiten redelijke twijfel dat het gebruik van de Volkswagen Caddy bestond in de inzet van het beoogde levensdelict.
Ten aanzien van de overige in de tenlastelegging genoemde voorbereidingsmiddelen kan het hof onvoldoende vaststellen dat deze middelen in een nauw verband staan met de voorbereiding van de liquidatie van [betrokkene 5] , nog daargelaten het antwoord op de vraag of de verdachte deze goederen voorhanden heeft gehad. In het bijzonder merkt het hof nog op dat het flesje met benzine werd aangetroffen in de schuur bij de woning van [betrokkene 3] en [betrokkene 1] en dus niet direct voorhanden was. Het gesprek gevoerd in de Volkswagen Polo hierover “als we gelijk kunnen branden gaan we niet met die benzine in de auto rijden en we gaan het wegzetten waar we het gaan branden” bevestigt weliswaar dat de benzine niet meegenomen zou worden in de auto, maar maakt het oordeel over het nauwe verband niet anders. Ook de kleding acht het hof in onvoldoende nauw verband staan met het voorgenomen misdrijf, nu de kleding veel meer verband lijkt te houden met het voorkomen van het achterlaten van sporen en identificatie. De Volkswagen Polo is weliswaar gedurende een langere periode gebruikt voor voorverkenningen, maar dit levert een voorbereiding van voorbereiding op en is aldus niet een middel voor de voorbereiding van de liquidatie van [betrokkene 5] . Ten aanzien van de BMW met origineel kenteken [kenteken 2] , de BMW met origineel kenteken [kenteken 4] en het wapen merkt het hof tot slot op dat het verband tussen dit middel en de verdachte op basis van het dossier onvoldoende is komen vast te staan, zodat de verdachte reeds om die reden op deze punten zal worden vrijgesproken.
Voorbedachte raad
Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan dat de verdachten zich gedurende enige tijd hebben kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en niet hebben gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat zij de gelegenheid hebben gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van de voorgenomen daad en daarvan rekenschap hebben gegeven.
Gelet op het planmatige karakter stelt het hof vast dat sprake is van voorbedachte raad om [betrokkene 5] van het leven te beroven. Gedurende de periode dat de voorbereidingen werden getroffen hadden de verdachte en zijn medeverdachten gelegenheid om over dit voorgenomen misdrijf na te denken en rekening te houden met de gevolgen daarvan. Gelet op de verschillende opvolgende handelingen, verspreid over verschillende dagen, hebben zij zich daar ook rekenschap van kunnen geven.
Medeplegen
Hiervoor heeft het hof vastgesteld dat sprake was van een vooraf gemaakt plan om [betrokkene 5] van het leven te beroven. De verdachte en de medeverdachten hebben op verschillende momenten activiteiten uitgevoerd en de Volkswagen Caddy voorhanden gehad die maakt dat er een sterk verweven geheel is en gesproken kan worden van een bewuste en nauwe samenwerking. [verdachte] is in de periode van 21 april tot en met 25 april 2017 regelmatig met [betrokkene 1] en [betrokkene 2] in de [wijk 1] . [verdachte] was – gelet op het “schutter”-gesprek bezien in samenhang met zijn eigen verklaring dat er het een en ander zou gebeuren met [betrokkene 5] – op de hoogte van het voorgenomen plan om [betrokkene 5] te liquideren. [verdachte] was verantwoordelijk voor het openmaken en klaarmaken van de achterbak van de Volkswagen Caddy om van daaruit te timeren. Bovendien dacht hij actief met [betrokkene 1] en [betrokkene 2] mee over de voorbereiding van de beoogde liquidatie, door aan te geven dat vanwege technische problemen de Caddy beter niet gebruikt kon worden en door aan te sturen op het in brand steken van dit voertuig. Aldus is sprake van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [verdachte] .
Conclusie
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachten in de periode van 21 april tot en met 25 april 2017 voorbereidingshandelingen heeft verricht, gericht op de liquidatie van [betrokkene 5] .”
3.5
In de schriftuur wordt aangevoerd dat de bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd, omdat het hof de verdachte heeft vrijgesproken van voorbereidingshandelingen verricht na 25 april 2017, maar bij het bewijs van medeplegen wel gedragingen van medeverdachten van na 25 april 2017 heeft meegewogen.1.Het zou gaan om onder meer het verwerven of voorhanden hebben van een vuurwapen, patroonmagazijn, twee auto’s, een of meer telefoons, brandbare vloeistof en kleding.
3.6
Naar mijn oordeel faalt de klacht. Het hof heeft kort gezegd bewezenverklaard dat de verdachte ter voorbereiding van het grondmisdrijf een auto voorhanden heeft gehad. In zijn bewijsoverweging heeft het hof andere gedragingen van medeverdachten van een latere datum opgenomen ter onderbouwing van het oordeel dat het bewezenverklaarde voorhanden hebben van de auto betrekking had op het grondmisdrijf. Het hof heeft daarover overwogen dat voor de beoordeling van het tenlastegelegde feit en de rol van de verdachte het geheel van feiten en omstandigheden relevant is en dat het enkele feit dat de verdachte na 25 april 2017 niet meer in beeld is gekomen dat niet anders maakt. Het hof heeft verder toereikend gemotiveerd waarom het tot een bewezenverklaring van medeplegen is gekomen. Waarom die bewezenverklaring onbegrijpelijk zou zijn, wordt in de schriftuur verder niet uitgelegd en is mij ook niet gebleken.
3.7
Het middel faalt.
4. Het tweede middel
4.1
Het middel klaagt dat het hof de bewezenverklaring onder 3 primair ontoereikend heeft gemotiveerd.
4.2
Ten laste van de verdachte is onder 3 primair bewezenverklaard dat:
“hij op 3 april 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [betrokkene 6] en een onbekend gebleven tweede persoon van het leven te beroven, met een vuurwapen schoten heeft afgevuurd op voornoemde personen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid”.
4.3
Het hof heeft met betrekking tot deze bewezenverklaring onder meer overwogen:
“Uit de bewijsmiddelen – in het bijzonder liet aangetroffen dactyloscopisch spoor in de Opel Corsa, de inhoud van de Ennetcom-berichten en de verklaring van de getuige [betrokkene 7] – volgt dat [betrokkene 6] het beoogde en op 3 april 2016 daadwerkelijk beschoten doelwit was.
Over de rol die [verdachte] en zijn medeverdachten daarbij hebben gespeeld kan aan de hand van de Ennetcom-berichten het volgende worden vastgesteld.
Op 19 mei 2015 en 17 december 2015 wordt door [betrokkene 8] informatie over [betrokkene 6] opgeslagen. [betrokkene 9] ziet op 27 maart 2016 [betrokkene 6] op de snelweg rijden en geeft diens kenteken – zij het met verschrijving van één letter – door aan [betrokkene 8] . Blijkbaar is [betrokkene 9] dus op de hoogte van het feit dat [betrokkene 8] belangstelling heeft voor (informatie over) [betrokkene 6] . De volgende dag stuurt [betrokkene 8] aan [betrokkene 7] het bericht dat ‘we een actie hebben’. [betrokkene 8] vraagt aan [betrokkene 7] of hij die duizend nog heeft en vraagt hem om deze aan [verdachte] en [betrokkene 9] te geven. Een paar uur later bericht [betrokkene 7] aan [betrokkene 8] dat hij bezig is met een auto. [betrokkene 8] geeft aan ‘die hitler moet!!! Ik zoek hem al jaren’.
Uit het bericht van [betrokkene 10] aan [betrokkene 7] van 30 maart 2016 volgt dat [verdachte] vanaf 08:30 uur tot 14:00 uur bezig is geweest met ‘timeren bij die flikker voor de deur’. [verdachte] heeft [betrokkene 6] met andere woorden in de gaten gehouden. [betrokkene 7] heeft in de nacht van 31 maart 2016 op 1 april 2016 contact met [betrokkene 8] over het plaatsen van een zender onder de auto van [betrokkene 6] . De zender mag er van [betrokkene 8] niet te lang onder blijven zitten omdat hij bang is dat [betrokkene 6] deze anders ontdekt.
Op 1 april 2016 bericht [betrokkene 7] aan [betrokkene 8] dat ze [betrokkene 6] hebben gezien; hij reed in een oude Mercedes. Uit de berichtgeving op 2 april 2016 volgt dat de zender onder de Mercedes is bevestigd en dat [betrokkene 6] die avond zal worden ‘geveegd’ (straattaal voor: kapot gemaakt). [betrokkene 8] benadrukt dat de zender er dan wel af moet zijn omdat er geen sporen achtergelaten mogen worden.
Uit de berichten aan het begin van de avond van 2 april 2016 volgt dat [verdachte] en [betrokkene 9] [betrokkene 6] samen in de gaten aan het houden zijn. Dat doen ze om er zeker van te zijn dat het geobserveerde doelwit inderdaad [betrokkene 6] is, want [betrokkene 9] heeft met [betrokkene 6] vastgezeten. Later die avond bericht [betrokkene 8] opnieuw dat hij wil dat de zender eraf wordt gehaald voordat er wordt overgegaan tot actie. [betrokkene 7] bericht aan [betrokkene 8] dat ze net de vluchtroute hebben gecheckt; [verdachte] en [betrokkene 10] houden [betrokkene 6] in de gaten; [betrokkene 7] zal [betrokkene 6] samen met [betrokkene 9] gaan ‘geven’ (het hof begrijpt: beschieten).
Op 3 april 2016 worden er diverse berichten gestuurd over het volgen van [betrokkene 6] . Uit de berichten volgt dat [verdachte] en [betrokkene 10] bij elkaar zijn en dat zij gaan proberen om de zender van de auto te halen. Dit lukt aanvankelijk niet, maar op een gegeven moment bericht [betrokkene 10] aan [betrokkene 8] dat het gelukt is de zender te verwijderen. Uit de berichtenwisseling die daarop volgt blijkt dat [verdachte] en [betrokkene 10] nog steeds samen zijn. [betrokkene 10] bericht aan [betrokkene 8] dat hij op de wacht staat. [betrokkene 10] mailt hun als ‘hij’ er staat. [betrokkene 10] zal het dus melden wanneer [betrokkene 6] er is. Om 22:37 uur bericht [betrokkene 10] aan [verdachte] dat [betrokkene 6] met een ander naar de auto liep en dat hij niet te missen is. [verdachte] stuurt even daarna aan [betrokkene 10] het bericht ‘kom op de weg bro’.
Rond 22:40 uur vindt de aanslag plaats.
[betrokkene 7] bericht enkele minuten later via de PGP-telefoon van [betrokkene 9] aan [betrokkene 8] dat ze ‘die man’ te pakken hebben gehad; hij heeft hem ‘drie stuks gegeven’, maar het wapen weigerde vervolgens. Hij heeft drie maal op zijn auto gemikt maar het wapen deed het niet. Hij heeft de man sowieso ‘één voor zijn neus gegeven’ en tijdens de achtervolging nog drie. [betrokkene 7] bericht dat [betrokkene 9] en hijzelf [betrokkene 6] herkenden. [betrokkene 6] was met nog een ander; [betrokkene 7] zou ook hem hebben ‘gegeven’ (het hof begrijpt: beschoten) als het wapen had gewerkt. [betrokkene 9] was een soldaat, want toen [betrokkene 6] wegreed, reed [betrokkene 9] achter hem aan.
Na de aanslag wordt de scooter geparkeerd en rijden [betrokkene 9] en [betrokkene 7] in de auto naar Rotterdam. [verdachte] heeft drie schoten gehoord. Hij rent naar [betrokkene 10] in de auto toe en samen rijden ze weg.
[betrokkene 8] bericht aan [betrokkene 9] , [betrokkene 7] en [betrokkene 10] dat hij, ondanks dat de liquidatie is mislukt, hun toch wil betalen voor de actie. [betrokkene 8] vraagt aan [betrokkene 10] om dat ook tegen [verdachte] te zeggen.
Ook is er op 4 april 2016 nog contact over het wegmaken van de scooter. [verdachte] stelt voor de scooter te verbranden. [betrokkene 8] is bang dat als er te lang mee wordt gewacht, de scooter dan gevonden wordt. Uiteindelijk heeft [betrokkene 10] de scooter en het wapen in het water gegooid.
Uit het voorgaande volgt dat [betrokkene 8] de opdrachtgever van de beoogde liquidatie van [betrokkene 6] was. [verdachte] en zijn medeverdachten hebben de feitelijke uitvoering van de aanslag voor hun rekening genomen, na deze gedurende enkele dagen zorgvuldig te hebben voorbereid. [verdachte] heeft [betrokkene 6] , daags voor de aanslag, samen met [betrokkene 9] in de gaten gehouden. Vlak voor de aanslag is het peilbaken dat onder de auto van [betrokkene 6] was geplaatst verwijderd door [verdachte] en [betrokkene 10] , waarbij de feitelijke wegneemhandeling is verricht door [betrokkene 10] . [betrokkene 7] heeft vervolgens als schutter opgetreden in samenwerking met [betrokkene 9] , die de scooter bestuurde waarop [betrokkene 7] zat en vanaf welke hij – achter [betrokkene 6] aan rijdend – schoot. Na de mislukte aanslag hebben [verdachte] en [betrokkene 10] met [betrokkene 8] overleg gehad over het wegmaken van het wapen en de scooter. [betrokkene 8] wilde de uitvoerders een beloning betalen. Aldus is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [betrokkene 8] (de opdrachtgever van de moord) enerzijds en [verdachte] , [betrokkene 9] , [betrokkene 7] en [betrokkene 10] anderzijds. [verdachte] en zijn medeverdachten hadden ieder een eigen taak bij de uitvoering: [verdachte] en [betrokkene 10] lokaliseerden [betrokkene 6] en verwijderden het peilbaken onder zijn auto om de aanslag te kunnen uitvoeren, waarna [betrokkene 7] (als schutter) en [betrokkene 9] (als bestuurder van de scooter) [betrokkene 6] en de onbekend gebleven persoon beschoten.
[verdachte] heeft zich aldus samen met de medeverdachten schuldig gemaakt aan het medeplegen van poging tot moord op [betrokkene 6] en de onbekend gebleven persoon. Dat sprake is van voorbedachte raad volgt uit de bewijsmiddelen. Daaruit blijkt immers dat sprake is geweest van een langdurige en zorgvuldige voorbereiding, waarbij ieder een eigen taak had en die uiteindelijk heeft geleid tot het schieten op [betrokkene 6] en de onbekende persoon met een automatisch vuurwapen. Ten aanzien van die onbekend gebleven persoon geldt dat uit de door [betrokkene 8] opgeslagen notities blijkt dat bekend was dat [betrokkene 6] een bodyguard dan wel lijfwacht had. Voorafgaand aan de poging heeft [betrokkene 10] gezien dat [betrokkene 6] samen met iemand anders was en heeft hij dit aan [verdachte] doorgegeven. Naar het oordeel van het hof heeft het plan aldus mede omvat om de mogelijke lijfwacht van [betrokkene 6] en de bij de uitvoering ook daadwerkelijk aanwezig gebleken onbekende persoon van het leven te beroven, wat door [betrokkene 7] ook in zijn bericht aan [betrokkene 8] is bevestigd. Ook het medeplegen van poging moord ten aanzien van de onbekend gebleven persoon kan dus worden bewezen.”
4.4
Het hof heeft in deze bewijsoverweging verwezen naar onder meer de volgende in het arrest geciteerde gesprekken:
“Vervolgens (vanaf 22:22 uur) vond de volgende berichtenwisseling plaats tussen [betrokkene 10] , [betrokkene 7] , [verdachte] en [betrokkene 8] :
Zender | Ontvanger | Bericht |
[betrokkene 10] | [betrokkene 7] | Ee kom na huiss snelllll |
[betrokkene 10] | [betrokkene 7] | Bro kommmmmmmm |
[betrokkene 8] | [betrokkene 10] | Pffff gruwelijk. Laat ze het doen dan |
[betrokkene 10] | [betrokkene 8] | Jaa maar ze z-jn niet osso in west sta nu hierr wacht |
[…] | ||
[betrokkene 10] | [betrokkene 8] | Jaa bro luister ik loop nu naar daar soes laat ze zien als ze daar die wakkie daar nog staat mail ik hun zeg ik ze hij staat er dan ren ik naar mijn wakkie heb die andere 2gesproken |
[betrokkene 8] | [betrokkene 10] | Oke bro |
[betrokkene 10] | [verdachte] | Bro hij is er nog maar volgens mij is hij liep hij net naar de wa’kie hij is 2mans met nog iemnad je kan hem niet missen hij kaa |
[betrokkene 10] | [verdachte] | Waar jullie |
[betrokkene 10] | [verdachte] | Ik ben hier bro doe snel bij die viswinkel waar ik je zij |
[betrokkene 10] | [verdachte] | Waar we afgesproken hebben ben daar bro |
[verdachte] | [betrokkene 10] | Kom naar die viswinkel |
[verdachte] | [betrokkene 10] | Nee rij er uit |
[verdachte] | [betrokkene 10] | Kom op de weg bro |
[…] |
Vervolgens (vanaf 22:46 uur) is er de volgende berichtenwisseling tussen [betrokkene 7] en [betrokkene 8] . [betrokkene 7] , die zich identificeert als [naam] , maakt daarbij gebruik van het toestel van [betrokkene 9] .
Zender | Ontvanger | Bericht |
[betrokkene 9] | [betrokkene 8] | Yo bro met [naam] we hebben die man te pakken gehad wollah bro die ak is troep hij gaat niet af ik sta tegenover hem bro ik geef hem 3 stuks verder blijft ie haken wollah hij doet het niet |
[betrokkene 9] | [betrokkene 8] | Ik heb 3 op ze waggie gemikt ik heb mij best gedaan wollah echt maar die k kak doet het niet man bro |
[betrokkene 8] | [betrokkene 9] | Kk he man, ewa dan heeft ie gelukt gehad |
[betrokkene 9] | [betrokkene 8] | Bro wollah we komen daar hij rijd weg eindstand we hebben hem gevolgd alles wollah liveshow voor ik weet niet hoeveel man |
[betrokkene 8] | [betrokkene 9] | Was ie alleen |
[betrokkene 9] | [betrokkene 8] | Nee 2 mans |
[betrokkene 8] | [betrokkene 9] | Oke bro afwachten dan of is sowieso mislukt? Bro maak jezelf niet para je hebt je best gedaan |
[betrokkene 9] | [betrokkene 8] | Ai ja toch bro is cool die freaks is ook soldaat wollah en toen tie wegblaazde reden we achter hem en bleven geven maar hij wil niet |
[betrokkene 8] | [betrokkene 9] | Maar is hij geraakt of denk je niet?? |
[betrokkene 9] | [betrokkene 8] | Ik weet niet man bro ik heb hem eentje zoiezo gegeven voor ze neus en daarna nog 3 tijdens achtervolging en daarna liep tie vast moest steeds laden opnieuw |
[betrokkene 8] | [betrokkene 9] | Oke afwachten dan. Herkende freaks hem ahaha |
[betrokkene 9] | [betrokkene 8] | Hahaha ja toch ik ook en ik had schijt ze waren 2 mans zou ze alle 2 geven maar was druk daar bro wollah maar geen streesss motro is weg geparkeerd freaks is met mij in de waggie richting [naam] |
(…)”
4.5
In de schriftuur wordt aangevoerd dat het oordeel van het hof dat de verdachte schuldig is aan een poging tot moord op een onbekend gebleven persoon onbegrijpelijk is. Het hof zou immers hebben overwogen dat het plan mede heeft omvat het van het leven beroven van de mogelijke lijfwacht van [betrokkene 6] en/of de bij de uitvoering aanwezige onbekende persoon, terwijl daaruit niet volgt dat de verdachte hiervan ook op de hoogte is geweest.
4.6
Het hof heeft de poging tot moord ook ten aanzien van de onbekend gebleven persoon bewezenverklaard, omdat (i) uit de door de medeverdachte [betrokkene 8] opgeslagen notities blijkt dat bekend was dat [betrokkene 6] een bodyguard dan wel lijfwacht had en (ii) voorafgaand aan de poging de medeverdachte [betrokkene 10] heeft gezien dat [betrokkene 6] samen met iemand anders was en hij dit aan de verdachte heeft doorgegeven. Het hof heeft daaruit afgeleid dat het plan mede heeft omvat het van het leven beroven van de mogelijke lijfwacht van [betrokkene 6] en de bij de uitvoering ook daadwerkelijk aanwezig gebleken onbekende persoon, wat volgens het hof door [betrokkene 7] ook in zijn bericht aan [betrokkene 8] is bevestigd.
4.7
Naar mijn oordeel is niet onbegrijpelijk dat het hof heeft geoordeeld dat de verdachte hiervan op de hoogte is geweest. Het hof heeft overwogen dat de medeverdachte [betrokkene 10] voorafgaand aan de aanslag aan de verdachte heeft bericht dat [betrokkene 6] met een ander naar de auto liep en dat hij niet te missen is, waarop de verdachte heeft teruggestuurd: “Kom op de weg bro”. Daaruit heeft het hof de wetenschap van de verdachte kunnen afleiden. Het hof heeft voor dat oordeel bevestiging gezien in het bericht van de medeverdachte [betrokkene 7] aan de medeverdachte [betrokkene 8] , waarin is geschreven: “ze waren 2 mans zou ze alle 2 geven”. Ook dat is niet onbegrijpelijk.
4.8
Tot slot merk ik op dat in de schriftuur wordt gesteld dat ook van belang is dat uit de door het hof genoemde uitspraken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden blijkt dat de medeverdachten [betrokkene 8] en [betrokkene 10] en de door het hof in het arrest genoemde schutter [betrokkene 7] zijn vrijgesproken van poging tot moord op een onbekend persoon, terwijl uit het arrest zou volgen dat het hof daarbij is uitgegaan van dezelfde PGP-berichten. Dat kan echter niet afdoen aan de begrijpelijkheid van de bewezenverklaring in de onderhavige zaak.
4.9
Het middel faalt.
5. Het derde middel
5.1
Het middel klaagt dat het hof de bewezenverklaring onder 4 primair ontoereikend heeft gemotiveerd.2.
5.2
Ten laste van de verdachte is onder 4 primair bewezenverklaard dat:
“hij op 1 november 2014 te Almere tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met een vuurwapen schoten heeft afgevuurd in de richting van de auto en op voornoemde personen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid”.
5.3
Het hof heeft met betrekking tot deze bewezenverklaring overwogen:
“Het hof stelt op grond van de gebezigde bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 1 november 2014 rond 05:25 uur heeft een aanslag plaatsgehad op het leven van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Zij reden in een Volkswagen Golf GTI op de [h-straat] in Almere. Een explosief onder hun auto werd tot ontploffing gebracht en zij werden in de auto onder vuur genomen. Beiden vluchtten daarop uit de zwaar beschadigde auto weg. In zijn vlucht werd [slachtoffer 1] met vuurwapens beschoten door personen die in een donkere BMW zaten. Op en nabij de plaats delict werden 37 hulzen aangetroffen en onder de auto waarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] reden werd een peilbaken aangetroffen waarmee deze auto in de periode van 25 oktober 2014 tot en met de aanslag is gevolgd, onder meer vanaf het adres [i-straat] te Amsterdam. Op dit adres bleken onder meer [betrokkene 1] en diens neef [betrokkene 13] te verblijven.
Een getuige heeft gezien dat in de genoemde BMW minstens drie mannen zaten. Eén van de mannen die achterin uit het raam hing, heeft een vuurwapen op de getuige gericht. De BMW is vervolgens via de snelweg en daarna de afslag [plaats] weggereden.
Ongeveer tien minuten na de aanslag werd de BMW brandend aangetroffen op de [j-straat] in [plaats] . In de uitgebrande auto werden een Kalasjnikov, de restanten van twee Glocks en munitie gevonden, die qua kaliber past bij één van de Glocks. De BMW bleek in september 2014 te zijn gestolen. Uit onderzoek volgde dat de aangetroffen hulzen op de plaats delict in Almere zijn verschoten met de Kalasjnikov en één van de beide Glocks die zijn gevonden in de uitgebrande BMW.
Enkele buurtbewoners van de [j-straat] hadden de BMW eerder in de omgeving opgemerkt. Eén getuige heeft bovendien een verband gelegd tussen de BMW en een rood busje, een Volkswagen Transporter met kenteken [kenteken 8] , op welk busje de inzittenden van de BMW vermoedelijk waren overgestapt. Voor deze rode Volkswagen Transporter werd op 4 november 2014 rond 21:00 uur in het televisieprogramma Opsporing Verzocht aandacht gevraagd. Ook dit voertuig bleek enkele maanden tevoren te zijn gestolen. Iets meer dan vier uur later werd het busje brandend in een woonwijk aan de [k-straat] in Amsterdam gezien. Kort na de brandstichting waren twee mannen in donkere kleding weggereden op een scooter met twee voorbanden.
Op 21 april 2017 bevond [verdachte] zich met twee medeverdachten in het onderzoek 13Baudette in een auto waarin afluisterapparatuur was geplaatst. Er heeft toen een gesprek (OVC-sessie 33) plaatsgevonden tussen [verdachte] , [betrokkene 1] en [betrokkene 2] , waarbij vooral [verdachte] aan het woord is geweest. [verdachte] heeft erkend dat hij degene is geweest die dit gesprek heeft gevoerd. Gelet op de inhoud van dit gesprek, die hierna is weergegeven, heeft [verdachte] daarin verklaard over de aanslag op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op 1 november 2014. Verschillende elementen die [verdachte] in het gesprek benoemde komen immers, zoals hierna ook zal worden toegelicht, exact overeen met de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden. De verdediging heeft overigens ook niet bestreden dat dit gesprek gaat over de aanslag op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
[verdachte] , [betrokkene 1] en [betrokkene 2] bespraken onder meer het volgende met elkaar:
[verdachte] : Weet je vorige keer hoe ntv… Weet je hoe ze vorige keer hebben…
[betrokkene 2] : RS ntv die Volvo he ntv
[betrokkene 1] : Wat? Je bent op grappen jongen. Je bent op grappen denk ik.
[betrokkene 2] : ntv
[verdachte] : Weet je hoe ehh weet je hoe je hun moet flessen?
[betrokkene 1] : Volvo toch? Hey ntv ga die Volvo gaat niet bijhouden hoor.
[betrokkene 2] :. Hey kijk die Volvo toch. Hoe hard gaan ze maximaal rijden?
[verdachte] : Volvo van KLPD die gaan 250 ofzo man
[betrokkene 1] : Hai
[betrokkene 2] : 250, 260 en als je een….
[betrokkene 1] : Maar met wie gaat ie? ai
[verdachte] : Ja dat is max 270 max
[betrokkene 1] : Redt ie het wel?
[verdachte] : Ja 270
[betrokkene 2] : 270 toch
[verdachte] : Ja max. Dat is echt max wat ie kan
[betrokkene 1] : En dat is niet ntv
[betrokkene 2] : Ja ok maar ligt er ook aan wat voor RS je hebt
[verdachte] : Ja maar ik zeg je eerlijk he de meeste agenten zien boven de 250 ofzo
[betrokkene 2] : Ze gaan niet harder dat is het
[verdachte] : Die denkt ook bij zichzelf van zijn kindertjes enzo je weet toch.
[betrokkene 1] : ah die kaolo Volvo (ntv)
[verdachte] : Maar ik zegje eerlijk er zijn sommige broer, he broer, al ben je op de 3 barkies (300) he broer …leip….
[betrokkene 1] : Ja he
[verdachte] : kan je niet meer… kan je niet loesoe he brother. Die man blijft gewoon, haha. Op een gegeven moment wordt die afstand groter maar broer is faya want die man geeft melding je weet toch. Ze sluiten je verder op daar op
[betrokkene 1] : Ja toch
[verdachte] : En dan ook al heb je RS he broer. 1 storing en je bent de lul die hele kanker RS valt uit mekaar. Dat is faya van die kankerdingen. Vorige keer wij waren met busje weggegaan. Zijn we overgestapt busje.
[betrokkene 2] : O die thai
[verdachte] : Met die bimma in poortje. Gewoon rustig met boessoe. Ik en die andere [bijnaam] (fon) en die andere rustig achterin tabaca’tje roken. Die andere reed gewoon rustig. Ja man gewoon easy. Nog een kanker opvallende ook nog. Hahaha
[betrokkene 2] : Van [plaats] ?
NN: He?
[betrokkene 2] : van [plaats]
[verdachte] : Nee ntv poort
[betrokkene 2] : he?
[verdachte] : gewoon poort
[betrokkene 2] : Maar overstappen [plaats] toch?
[verdachte] : Nee [plaats]
[betrokkene 1] : Ja nog snel dan. Jullie waren snel weg.
[verdachte] : Je rijdt gewoon in [plaats] . Daarom die andere snel snel bam die andere stappen uit rennen naar die andere waggie. Alles was erin in die waggie alles alles was in die bimma gebleven. Gannoes alles we hebben alles erin gelaten. Tututut rennen naar die waggie stappen in. Achterin in die busje
[betrokkene 1] : Haha
[verdachte] : Die andere rijdt rustig hey barkietje (100) ntv kankerleip zin in dus die kant op gegaan.
[betrokkene 2] : Ja?
[verdachte] : Broer die kaolo ntv Almere Buiten man. hahaha. Matti van me zegt what the fuck man hahaha. Daarom, hier is busje is wel…. Caddy is wel een goeie. Daarom zeg ik, Caddy is wel een goeie.
[betrokkene 1] : Ja man
[verdachte] : Is kanker onopvallend.
[betrokkene 2] : Jullie waren binnen paar minuutjes….
[verdachte] : Eventjes, he broer.
[betrokkene 2] : Het was een 335?
[verdachte] : Ja, ik deed mijn ogen dicht mijn ogen open en we waren al in [plaats] . Daarna stappen in die busje broer ik reed.. 2 sigaretten en ik ben in West-side. Haha. Ik zie West-side, lekker rustig. Maar kijk dat is dan garage je weet toch. Rijden naar West-side, niffo’s heb je gewoon standaard daar en daar. Ik heb garagesleutels. Breng hem daaro. Zetten hem in daaro. Die busje. Ook paar ehh volgende week daarna we zien ehh ze zoeken die ehh die ehh die busje. Die andere zegt broer haal hem gelijk weg. En eindstand heb ik hem diezelfde dag na die uitzending diezelfde dag… [Zoals volgt uit het in de bijlage vermelde bewijsmiddel 42, heeft [verdachte] vervolgens verklaard – hetgeen blijkbaar niet te horen is op de OVC-opname, dat het busje in brand is gestoken].
[betrokkene 1] : Ja?
[verdachte] : Broer geloof me mijn buren hebben sowieso die waggi een week lang gezien en 0 tips. 0 tips ik heb hem…. Mensen letten niet op. Er zijn zoveel busjes
[betrokkene 1] : Ja ja ja
[verdachte] : Hoe gaan mensen weten welke ntv.
[…].
[verdachte] : Die snel naar huis moet of weet ik veel. Keertje zag ons in die kaolo bimma ey wow broer weetje hoe faya dat was
[betrokkene 1] : Wie?
[verdachte] : Die kaolo zusje komt zo aanrijden. En wij zijn zo.
[betrokkene 1] : Hm hm
[verdachte] : Wij zitten in die Bimma nu we rijden zo en hij komt op ons af.
[betrokkene 1] : hmmmm
[verdachte] : Kijk deze faya achter hem achter een beetje helemaal in de verte we zien skotoe. Wordt gek. En hij is gewoon bijna osso.
[betrokkene 1] : Je kan niets doen man.
[verdachte] : Je wordt gek. we rijden zo, bam, rechtdoor. Gewoon langs hem. Tegen hem tegemoet. Zijn kankermoer. Hij keek een beetje vies. Je weet toch. Hij maakt die eerste rondje en toen ging die weg, broer. Wij komen gelijk op die scotoe af, broer. Weetje hoe zij omkeerden.
[betrokkene 1] : Scotoe he?
[verdachte] : Ha ha. 365 graden, gelijk meteen. Die andere trapt hem broer. Weet je. We vlogen over de drempels. Zijn kankermoer.
[betrokkene 1] : ntv haha.
Het hof stelt vast dat door de verdachte in dit gesprek naar voren gebrachte details naadloos aansluiten op de hiervoor weergegeven objectieve bevindingen in het onderzoek Mango. Het hof wijst daarbij in het bijzonder op de volgende punten:
(i) de locatie waar de aanslag plaatshad (‘poortje’, Almere-Poort dus);
(ii) de bij de vlucht gebruikte auto (‘bimmie’, de BMW dus);
(iii) de plaats waar de BMW is achtergelaten ( [plaats] );
(iv) het feit dat de wapens (‘gannoes’) in de BMW (‘waggie’) zijn achtergelaten;
(v) het voertuig (‘boessoe’, de Volkswagen Transporter dus) waarin de daders zijn overgestapt;
(vi) het feit dat dit voertuig in brand is gestoken;
(vii) de omstandigheid dat dit gebeurde nadat op televisie (‘uitzending’, de uitzending van het programma Opsporing Verzocht dus) voor dit voertuig aandacht was gevraagd.
In beginsel rechtvaardigt dit de conclusie dat de verdachte tijdens deze autorit uit eigen wetenschap – en daarmee als degene die als een van de daders bij de aanslag op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aanwezig is geweest – heeft verklaard over de gebeurtenissen rond deze aanslag. Deze conclusie wordt anders indien de verdachte een verklaring heeft afgelegd die de redengevendheid van deze feiten en omstandigheden ontzenuwt.
Dat brengt het hof bij de beoordeling van de aannemelijkheid van de verklaring van de verdachte. Het ter terechtzitting in hoger beroep gepresenteerde scenario komt erop neer dat niet de verdachte zelf, maar zijn overleden vriend [betrokkene 14] betrokken was bij de aanslag. De verdachte heeft het dossier van [betrokkene 14] op advies van diens advocaat in 2015, nadat [betrokkene 14] was vrijgekomen, gelezen en ook nadien meermalen gelezen. De kennis die hij over de aanslag heeft, heeft hij deels uit dit dossier, deels uit verhalen op straat en deels uit informatie in de uitzending van Opsporing Verzocht. De verdachte heeft niet eerder dan in hoger beroep willen verklaren wie de werkelijke dader is uit respect voor de nabestaanden van zijn vriend. Hij heeft gepretendeerd zelf betrokken te zijn geweest bij de aanslag om stoer te doen tegenover [betrokkene 1] en [betrokkene 2] .
Het hof zal allereerst bezien welke verklaringen de verdachte bij de verschillende gelegenheden heeft afgelegd.
De verdachte heeft zijn alternatieve scenario voor het eerst gepresenteerd in zijn hoedanigheid van getuige in de strafzaak van de in onderzoek Mango veroordeelde [betrokkene 15] ter terechtzitting van 12 februari 2018. Na aanvankelijk op meerdere vragen omtrent OVC-sessie 33 een beroep op zijn verschoningsrecht te hebben gedaan, heeft hij op de vraag hoe hij details kan kennen van de liquidatiepoging in Almere als hij niet zelf in de BMW heeft gezeten, verklaard dat hij een dossier heeft ingezien waarin daderinformatie stond. Dit dossier met daderinformatie heeft hij gekregen van een advocaat omdat er ook informatie over hem in stond. Hetgeen hij in OVC-sessie 33 heeft gezegd, was slechts stoerdoenerij. [verdachte] heeft vervolgens verklaard dat hij het dossier in 2015 heeft gekregen via een cliënt van een advocaat. Het dossier was zo dik dat het niet door de brievenbus paste. Hij heeft het dossier niet direct in 2015 maar pas in 2017 gelezen. Zijn informatie over de aanslag op [slachtoffer 1] heeft [verdachte] volgens zijn zeggen overal vandaan gehaald: van de straat, van internet en uit de uitzending van Opsporing Verzocht.
Op de vraag wie hij met ‘zusje’ bedoelde in OVC-sessie 33 heeft de verdachte geantwoord dat hij dat gespreksgedeelte letterlijk heeft gehoord van een overleden vriend, wiens naam hij niet wil noemen uit respect voor diens nabestaanden, en letterlijk heeft naverteld. [verdachte] heeft verklaard niet te weten of de overleden vriend zijn informatie uit eigen wetenschap had; hij heeft het de overleden vriend niet gevraagd en het interesseerde hem ook niet.
[verdachte] heeft ten slotte verklaard dat zijn overleden vriend niet de cliënt van de advocaat was via wie hij het dossier had gekregen en dat hij geen informatie over de aanslag van anderen heeft gekregen.
Tegenover de rechter-commissaris op 28 februari 2019 heeft de verdachte een inhoudelijke verklaring in zijn eigen zaak afgelegd. De verdachte heeft bij deze gelegenheid verklaard dat hij in 2015 een dossier heeft gelezen, dat hij heeft gehad van een overleden vriend wiens naam hij niet wil noemen. Deze vriend was aangehouden als verdachte in het onderzoek Mango en vond het noodzakelijk hem het dossier te geven, omdat er informatie in stond die de verdachte betrof. De informatie over het onderzoek Mango waarover de verdachte beschikte, was aldus afkomstig uit het dossier en enkele details die niet in het dossier stonden heeft de verdachte van zijn vriend gehoord.
Over de persoon met de bijnaam ‘ [bijnaam] ’ over wie [verdachte] in OVC-sessie 33 heeft verklaard, heeft hij aangegeven dat hij deze [bijnaam] van het voetballen bij [A] kent en dat deze [betrokkene 13] heet.
Ter terechtzitting in eerste aanleg op 22 augustus 2019 heeft de verdachte verklaard dat zijn overleden vriend naar hem was toegekomen met het dossier betreffende de aanslag op [slachtoffer 1] . De advocaat van de vriend leek het goed om [verdachte] op de hoogte te brengen omdat hij in het onderzoek voorkwam. [verdachte] heeft verklaard dat hij gedaan heeft alsof hij zelf betrokken was bij de aanslag om stoer te doen en een hogere status te verwerven bij de grote jongens. Hij heeft het dossier gelezen en daarnaast heeft zijn vriend hem enkele details verteld. [verdachte] heeft verklaard dat hij [betrokkene 13] kent maar dat hij niet [bijnaam] is.
Ten slotte heeft de verdachte ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij het dossier betreffende de aanslag op [slachtoffer 1] nooit in zijn bezit heeft gehad maar uitsluitend bij zijn overleden vriend [betrokkene 14] thuis in 2015 heeft gelezen en daarna nog een paar keer. Dit was op advies van de advocaat van [betrokkene 14] , nu de verdachte ook in het onderzoek voorkwam. Bepaalde informatie heeft [verdachte] van verhalen op straat en uit de uitzending van Opsporing Verzocht van 4 november 2014 vernomen. Deze uitzending had hij die avond samen met [betrokkene 14] in een coffeeshop bekeken. [verdachte] heeft wel twintig keer de details rond de aanslag op [slachtoffer 1] van [betrokkene 14] gehoord.
Daarnaast heeft hij verklaard dat hij niet weet wie ‘ [bijnaam] ’ is. Van zijn vorige raadsman moest [verdachte] verzinnen dat hij [bijnaam] van voetballen bij [A] kende terwijl hij in werkelijkheid op straat had gehoord dat ene [bijnaam] betrokken is geweest bij de aanslag op [slachtoffer 1] . Hij wist tijdens OVC-sessie 33 niet dat [bijnaam] de neef was van zijn gesprekspartner [betrokkene 1] ; dat was toeval.
Het hof constateert een aantal opmerkelijke inconsistenties in de verklaringen van de verdachte:
• omtrent de herkomst van zijn kennis over de aanslag op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
Aanvankelijk heeft hij als getuige in de zaak van [betrokkene 15] verklaard dat hij daderinformatie heeft afkomstig uit het dossier betreffende de aanslag op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dat hij van een advocaat heeft gekregen. Vervolgens heeft hij verklaard dat hij het dossier via een cliënt van een advocaat heeft gekregen. Die cliënt was niet zijn overleden vriend van wie hij een detail over de aanslag had gehoord en hij heeft van niemand anders informatie over de aanslag gekregen. Tot slot heeft [verdachte] verklaard dat hij zijn informatie over de aanslag overal vandaan heeft gehaald: van de straat, van internet en uit de uitzending van Opsporing Verzocht.
Tegenover de rechter-commissaris heeft [verdachte] evenwel verklaard dat hij het dossier juist wel van zijn overleden vriend heeft gehad. De informatie over de aanslag op [slachtoffer 1] heeft hij enerzijds uit dit dossier verkregen en anderzijds heeft hij enkele details van zijn overleden vriend vernomen.
Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte verklaard dat zijn overleden vriend hem het dossier is komen brengen. Zijn informatie heeft hij deels uit het dossier en deels uit verhalen van zijn overleden vriend.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij het dossier betreffende de aanslag op [slachtoffer 1] überhaupt nooit in zijn bezit heeft gehad, maar uitsluitend thuis bij zijn overleden vriend [betrokkene 14] heeft gelezen en het daarna daar nog een paar keer heeft herlezen. Voorts heeft hij verklaard dat hij de informatie over de aanslag op [slachtoffer 1] deels uit het dossier heeft verkregen, deels uit verhalen van zijn overleden vriend [betrokkene 14] , deels uit verhalen op straat en deels uit de uitzending van Opsporing Verzocht.
• omtrent het tijdstip van zijn kennis over de aanslag op [slachtoffer 1]
Allereerst heeft hij als getuige in de zaak van [betrokkene 15] verklaard dat hij het dossier in 2015 heeft gekregen, maar pas in 2017 heeft gelezen.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte echter verklaard dat hij het dossier wel in 2015 heeft gelezen. Hij wist al wel van de aanslag omdat hij op 4 november 2014 samen met [betrokkene 14] toen naar de uitzending van Opsporing Verzocht had gekeken.
• omtrent zijn kennis over ‘ [bijnaam] ’
Ook ten aanzien van ‘ [bijnaam] ’ heeft de verdachte tegenstrijdig verklaard.
Tegenover de rechter-commissaris heeft de verdachte over de persoon met de bijnaam ‘ [bijnaam] ’ verklaard dat hij hem van het voetballen bij [A] kent en [betrokkene 13] heet.
In eerste aanleg en in hoger beroep heeft hij evenwel ontkend ‘ [bijnaam] ’ te kennen en heeft hij ontkend te hebben verklaard dat dit [betrokkene 13] is. Dat zijn gesprekspartner [betrokkene 1] een neef bleek te hebben die [bijnaam] werd genoemd, was toeval.
Dit betekent dat de verdachte zijn verhaal bij de verschillende gelegenheden op een aantal wezenlijke punten heeft aangepast. Deze omstandigheid doet ernstig afbreuk aan de geloofwaardigheid hiervan.
Ook inhoudelijk bevat het scenario dat de verdachte heeft geschetst een aantal elementen die bevreemding wekken. Daarbij wijst het hof op het volgende.
Vooropgesteld zij dat het bevreemdt dat [verdachte] tegenover de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij eronder lijdt dat hij in verband is gebracht met liquidaties, indien het motief voor zijn verklaring in OVC-sessie 33 stoerdoenerij was – en hij om die reden juist in verband met een liquidatiepoging wilde worden gebracht. Vanuit dat oogpunt bezien is evenzeer bevreemdend dat [verdachte] heeft opgeschept over zijn betrokkenheid bij een mislukte aanslag en dat hij dan met name over de details rond de aanslag in het bijzonder de vlucht heeft verteld in plaats van over de aanslag zelf, waarbij immers fors vuurwapengeweld is toegepast en een zware ontploffing heeft plaatsgevonden.
Blijkens de inhoud van OVC-sessie 33 sprak [verdachte] aanvankelijk met [betrokkene 1] en [betrokkene 2] over snelle voertuigen. Daarop heeft [verdachte] spontaan over de aanslag op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verteld terwijl hij zich onbespied waande. Hij heeft vervolgens een uiterst gedetailleerde beschrijving gegeven van de gebeurtenissen rond de aanslag op [slachtoffer 1] . Daarbij heeft hij [betrokkene 2] tot tweemaal toe verbeterd waar het de plaats delict van de aanslag (Almere Poort) en de overstapplaats naar de vluchtauto ( [plaats] ) betrof. Ook overigens is de verklaring van [verdachte] in OVC-sessie 33 dusdanig gedetailleerd, zoals hiervoor is toegelicht, dat het moeilijk voorstelbaar is dat hij al deze informatie heeft gelezen en onthouden uit een dossier van een ander dat hij nimmer in zijn bezit heeft gehad, al dan niet aangevuld met informatie van horen zeggen en uit een uitzending van Opsporing Verzocht van jaren geleden.
[betrokkene 1] begreep blijkbaar waarover [verdachte] sprak; [betrokkene 1] merkte immers, nadat [verdachte] begonnen was te vertellen, op: “Ja nog snel dan. Jullie waren snel weg.”. Dit is opmerkelijk, omdat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij – toen hij het verhaal aan [betrokkene 1] vertelde – niet wist of deze kennis had over de aanslag. Daarbij is het voorts opmerkelijk dat [verdachte] verklaarde over de betrokkenheid van [betrokkene 1] neef ‘ [bijnaam] ’, waarbij [betrokkene 1] ook niet verbaasd reageerde, terwijl de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft gesteld dat hij niet wist wie [bijnaam] was. Dat [bijnaam] de bijnaam is van [betrokkene 13] , de neef van [betrokkene 1] , is uit onderzoek gebleken, evenals het feit dat [betrokkene 13] verbleef op een adres van waaruit is ingelogd op het peilbaken onder de auto van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Ten slotte valt naar het oordeel van het hof de verklaring van de verdachte dat hij uit respect voor de nabestaanden van [betrokkene 14] niet eerder diens naam heeft willen noemen dan in hoger beroep, niet goed te rijmen met zijn gestelde onschuld en het belang om dus hierover te verklaren.
Op grond van het voorgaande acht het hof het alternatieve scenario van [verdachte] niet aannemelijk geworden. Dit betekent dat de verdachte geen aannemelijke en geloofwaardige verklaring heeft kunnen geven voor het belastende bewijs.
Het hof is van oordeel, gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, in samenhang beschouwd, dat bewezen is dat [verdachte] , tezamen en in vereniging met anderen, zich op 1 november 2014 schuldig heeft gemaakt aan de poging tot moord op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Daarbij merkt het hof op dat, anders dan de raadsman heeft bepleit, niet slechts sprake is geweest van medeplichtigheid maar van medeplegen van de poging tot moord op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Dat aan de hand van de onderzoeksbevindingen niet kan worden vastgesteld wie van de daders op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft geschoten, staat aan het bewijs van het medeplegen in dit geval niet in de weg. Daarbij is van belang dat de verdachte zich samen met zijn mededaders naar de plaats delict heeft begeven, waar het explosief onder de auto van de slachtoffers tot ontploffing is gebracht en vervolgens de slachtoffers zijn beschoten, waarna hij samen met zijn mededaders in de BMW is gevlucht, in [plaats] is overgestapt in een rood busje, de BMW in brand heeft gestoken, het busje in Amsterdam in een parkeergarage heeft geparkeerd en dit busje een paar dagen later ook in brand heeft gestoken. Naar het oordeel van het hof is aldus sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, die in de kern heeft bestaan uit een gezamenlijke uitvoering. Dat sprake is geweest van voorbedachte raad volgt uit de bewijsmiddelen. Daaruit blijkt immers dat er kennelijk een zorgvuldige voorbereiding is geweest, waarbij een explosief onder de auto van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] – die was voorzien van een peilbaken – tot ontploffing is gebracht, waarna [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in hun auto zijn beschoten en [slachtoffer 1] vervolgens in zijn vlucht uit de auto opnieuw onder vuur is genomen.
Het hof concludeert dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde medeplegen van poging tot moord op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .”
5.4
In de schriftuur wordt aangevoerd dat niet uit de bewijsmiddelen volgt (i) dat de verdachte heeft geweten dat de mededaders een explosief onder de auto van de slachtoffers hebben geplaatst en die tot ontploffing hebben gebracht, (ii) dat de verdachte daarbij met die daders volledig en nauw heeft samengewerkt, (iii) dat de verdachte handelingen heeft verricht voorafgaand of kort na het schieten met het oog op de verwezenlijking van een bepaald oogmerk en (iv) dat de verdachte de BMW en het rode busje in brand heeft gestoken of daarbij aanwezig is geweest.
5.5
Het hof heeft onder 4 bewezenverklaard dat de verdachte als medepleger ter uitvoering van het grondmisdrijf met een vuurwapen schoten heeft afgevuurd in de richting van een auto en op personen. Omdat de hiervoor weergegeven klachten gaan over gedragingen die niet zijn bewezenverklaard, heeft de verdachte geen belang bij de behandeling van deze klachten.
5.6
Het middel faalt.
6. Het vierde middel
6.1
Het middel klaagt dat de strafoplegging ontoereikend is gemotiveerd en in strijd is met art. 7 EVRM, nu het hof pas arrest heeft gewezen nadat de voor de verdachte ongunstige wijziging van de regeling omtrent de voorwaardelijke invrijheidstelling in werking is getreden.
6.2
Het hof heeft in zijn strafoplegging het volgende overwogen over het gewijzigde regime voor voorwaardelijke invrijheidstelling:
“Met ingang van 1 juli 2021 is de Wet straffen en beschermen in werking getreden. Deze wet strekt tot wijziging van de regeling inzake detentiefasering, waaronder in het bijzonder de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling, in de Penitentiaire beginselenwet en in het Wetboek van Strafrecht. Veroordeelden zullen niet meer automatisch in aanmerking komen om voorwaardelijk in vrijheid te worden gesteld. Daarnaast zal de periode waarin een veroordeelde via een voorwaardelijke invrijheidstelling kan werken aan zijn resocialisatie worden gehandhaafd op een derde van de opgelegde straf, met een maximum van twee jaar. De wet bevat geen overgangsbepaling zodat de regeling onmiddellijke werking heeft, in die zin dat op arresten van na 1 juli 2021 het nieuwe regime van toepassing is.
Het hof ziet in de onderhavige situatie geen aanleiding om, zoals door de verdediging verzocht, de op te leggen straf, wat betreft het deel waarvoor geen voorwaardelijke invrijheidstelling kan worden toegekend, te vergelijken met de straf die de rechtbank heeft opgelegd of de straf die het hof onder de oude regeling zou hebben opgelegd. Nog daargelaten dat het hof tot een andere strafoplegging komt dan de rechtbank, heeft te gelden dat ook onder het oude regime geen zekerheid bestond dat voorwaardelijke invrijheidstelling zou worden verleend. De veroordeelde kwam van rechtswege in aanmerking voor voorwaardelijke invrijheidstelling, maar of dit plaatsvond was afhankelijk van het gedrag van de veroordeelde. Daarbij bleef onder het oude regime een langere voorwaardelijke gevangenisstraf boven het hoofd van de betrokkene hangen dan onder het nieuwe regime. In zoverre kan een bruto-nettovergelijking zoals de verdediging die voorstaat niet worden gemaakt. Bij het bepalen van de straf heeft het hof zich rekenschap gegeven van de gevolgen voor de verdachte van de invoering van de nieuwe regeling voor de tenuitvoerlegging.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.”
6.3
Voor zover de steller van het middel klaagt dat het oordeel van het hof in strijd is met art. 7 EVRM, faalt het. Het gewijzigde regime voor voorwaardelijke invrijheidstelling zoals neergelegd in art. 6:2:10 Sv, waarnaar de stellers van het middel verwijzen, voorziet in de mogelijkheid aan degene die is veroordeeld tot een vrijheidsstraf voorwaardelijke invrijheidstelling te verlenen en heeft betrekking op de executie van een opgelegde straf. Dit brengt mee dat de wijziging van deze regeling niet kan worden aangemerkt als een wijziging van wetgeving ten aanzien van de strafbaarstelling en de strafbedreiging als bedoeld in onder meer art. 7 EVRM.3.
6.4
Ook de klacht dat het hof geen rekening heeft gehouden met het gewijzigde regime voor voorwaardelijke invrijheidstelling faalt. Het staat het hof enerzijds vrij om bij de strafoplegging rekening te houden met de manier waarop de op te leggen straf ten uitvoer zal worden gelegd, anderzijds schrijft geen rechtsregel voor dat daarmee wel rekening moet worden gehouden. De afweging van feiten en omstandigheden is immers voorbehouden aan het hof en behoefde geen nadere motivering.4.
6.5
Het middel faalt.
7. Het vijfde middel
7.1
Het middel klaagt dat de inzendtermijn in de cassatiefase is overschreden.
7.2
Het cassatieberoep is ingesteld op 11 februari 2022. De stukken van het geding zijn op 18 oktober 2022 ter griffie van de Hoge Raad ontvangen. Dit brengt met zich dat de inzendtermijn van zes maanden met ruim twee maanden is overschreden. Deze overschrijding kan niet meer worden gecompenseerd door een voortvarende afdoening, hetgeen dient te leiden tot vermindering van de opgelegde straf.
7.3
Het middel slaagt.
8. Slotsom
8.1
De eerste vier middelen falen en kunnen worden afgedaan met de aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering. Het vijfde middel slaagt.
8.2
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
8.3
Deze conclusie strekt tot:
- vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf;
- verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 28‑03‑2023
De rechtbank had van dit feit (4 primair) vrijgesproken, maar de subsidiair tenlastegelegde medeplichtigheid bewezenverklaard.
HR 20 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1902.
Zie A.J.A. van Dorst en M.J. Borgers, Cassatie in strafzaken, Deventer: Wolters Kluwer 2022, p. 362 en HR 23 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK9252.