NJB 2023/769
Uitspraak grote kamer na conclusie. Art. 11 Wet AB en art. 120 Grondwet staan bij de huidige stand van de rechtsontwikkeling in de weg aan toetsing van een wet in formele zin aan het evenredigheidsbeginsel. Slechts als sprake is van bijzondere omstandigheden die niet of niet ten volle zijn verdisconteerd in de afweging van de wetgever, kan aanleiding bestaan om tot een andere uitkomst te komen dan waartoe toepassing van de wettelijke bepaling leidt. Die situatie doet zich hier niet voor. (In dezelfde zin ABRvS 1 maart 2023, nr. 202100115/1/A2, ECLI:NL:RVS:2023:852).
ABRvS 01-03-2023, ECLI:NL:RVS:2023:772
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
1 maart 2023
- Magistraten
Mrs. Van Ettekoven, Simons, Borman, Koopman, Avedissian
- Zaaknummer
202006816/1/A2
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
Conclusie, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 01‑03‑2023
ECLI:NL:RVS:2023:772, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 01‑03‑2023
- Wetingang
Essentie
Uitspraak grote kamer na conclusie. Art. 11 Wet AB en art. 120 Grondwet staan bij de huidige stand van de rechtsontwikkeling in de weg aan toetsing van een wet in formele zin aan het evenredigheidsbeginsel. Slechts als sprake is van bijzondere omstandigheden die niet of niet ten volle zijn verdisconteerd in de afweging van de wetgever, kan aanleiding bestaan om tot een andere uitkomst te komen dan waartoe toepassing van de wettelijke bepaling leidt. Die situatie doet zich hier niet voor. (In dezelfde zin ABRvS 1 maart 2023, nr. 202100115/1/A2, ECLI:NL:RVS:2023:852).