Einde inhoudsopgave
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 8:12a [Conclusie]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2021
- Bronpublicatie:
14-10-2020, Stb. 2020, 416 (uitgifte: 04-11-2020, kamerstukken: 35550)
- Inwerkingtreding
01-07-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-06-2021, Stb. 2021, 281 (uitgifte: 18-06-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Vakgebied(en)
Fiscaal procesrecht / Procesorde
Staatsrecht / Rechtspraak
Bestuursprocesrecht / Algemeen
Bestuursprocesrecht / Beroep
1.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de president van de Centrale Raad van Beroep en de president van het College van Beroep voor het bedrijfsleven kunnen in zaken die bij hun college in behandeling zijn bij een meervoudige of grote kamer, een lid van het desbetreffende college verzoeken een conclusie te nemen.
2.
Een dergelijk verzoek kan ook worden gericht aan een lid van een van de andere colleges in overeenstemming met de voorzitter onderscheidenlijk de president van dat college.
3.
De conclusie wordt schriftelijk genomen, is met redenen omkleed en vermeldt:
- a.
de naam van degene die haar heeft genomen en
- b.
de dag waarop zij is genomen.
4.
De conclusie wordt uiterlijk zes weken na sluiting van het onderzoek ter zitting ter kennis van het college gebracht en in afschrift aan partijen toegezonden. Aan artikel 8:64 behoeft daarbij geen toepassing te worden gegeven.
5.
Partijen kunnen binnen twee weken na verzending van het afschrift van de conclusie hun schriftelijk commentaar daarop aan het college doen toekomen.
6.
Artikel 8:79, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
7.
Degene die de conclusie heeft genomen, neemt geen deel aan de beraadslagingen over de zaak.
8.
De conclusie bindt het college niet.