Sturen met proceskosten
Einde inhoudsopgave
Sturen met proceskosten (BPP nr. XII) 2011/4.10:4.10 Conclusie
Sturen met proceskosten (BPP nr. XII) 2011/4.10
4.10 Conclusie
Documentgegevens:
mr. P. Sluijter, datum 31-10-2011
- Datum
31-10-2011
- Auteur
mr. P. Sluijter
- JCDI
JCDI:ADS596741:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Ook verdragsrechtelijke verplichtingen beperken deze ruimte nauwelijks, zo bleek uit § 4.8. Wel kunnen partijen zelf de ruimte beperken als ze een afwijkend kostenbeding overeenkomen, hoewel dergelijke bedingen soms kunnen stranden op onredelijke bezwarendheid, redelijkheid en billijkheid en de matigingsbevoegdheid van de rechter (§ 4.7).
Aan het eind van hoofdstuk 5 kan ook pas de tweede deelvraag, zoals die in § 4.1 is geformuleerd, worden beantwoord.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De veroordeling in de proceskosten in civiele zaken is niet voor elke procedure-vorm hetzelfde en dat maakt dat ook de mogelijke kostenconsequenties ten aanzien van verstorend procesgedrag verschillen. In dagvaardingszaken geldt op grond van artikel 237 Rv als hoofdregel dat de verliezer in de kosten wordt veroordeeld. De grootste kostenpost, het salaris van de advocaat, wordt echter forfaitair berekend met het niet-dekkende liquidatietarief. Dit systeem kent uitzonderingen die de rechter de ruimte bieden om rekening te houden met procesgedrag. Zo kan de rechter bij gedeeld ongelijk kiezen om wel of niet de kosten te compenseren en bij die beslissing rekening houden met gedrag, kan hij kosten als nodeloos gemaakt aanmerken en kan hij zelfs afwijken van het liquidatietarief, omdat dat niet bindend is. Daarnaast biedt het liquidatietarief ook enige interne speling om rekening te houden met partijgedrag.
In zaken waarin partijen familiale banden hebben, in IE-zaken en voor de buitengerechtelijke kosten (inclusief deelgeschilprocedures) gelden andere regimes. In eerstgenoemde gevallen worden normaliter de kosten gecompenseerd, maar kan de rechter wegens verstorend gedrag toch een kostenveroordeling uitspreken; meestal conform het liquidatietarief, maar ook afwijking daarvan is mogelijk. In IE-zaken is de standaard juist dat de werkelijke proceskosten worden vergoed, zolang die redelijk, evenredig en billijk zijn. Er zijn wel indicatietarieven die in zaken bij de rechtbanken aangeven welke bedragen normaliter het maximum van een redelijke vergoeding bedragen. Het resultaat bestaat uit meestal fors hogere kostenveroordelingen dan in normale zaken, maar ook heeft de rechter veel ruimte om gedrag mee te wegen en te bekijken of de door de winnende partij opgevoerde kostenposten wel redelijk zijn. Voor de buitengerechtelijke kosten - en de daaraan gekoppelde kostenbegroting in deelgeschilprocedures -geldt ook dat in beginsel de werkelijk gemaakte redelijke kosten worden vergoed, maar dit geldt alleen voor de eisende partij. De gedaagde krijgt deze slechts bij misbruik van procesrecht vergoed. Ook worden de incassokosten in de praktijk beperkt door de tarieven in Voorwerk II en is een wettelijke tariefregeling voor incassokosten in de maak. De buitengerechtelijke kosten en de deelgeschilprocedure worden in dit onderzoek verder niet behandeld (zie § 4.6.1). Wel is van belang dat de scheidslijn met proceskosten veelal dun is en dat de conclusies van dit onderzoek met betrekking tot proceskosten ook kunnen worden gebruikt bij de invulling van de redelijkheidstoets (en eigen schuld en rechterlijke matiging) bij de begroting van buitengerechtelijke kosten en de kosten in deelgeschilprocedures.
Met alle ruimte die de wetten en regelingen aan de rechter bieden om in de kostenveroordeling rekening te houden met onnodig vertragend en/of kostenverhogend procesgedrag1 wordt in de praktijk weinig gedaan. Dit blijkt uit een jurisprudentieanalyse die is uitgevoerd met behulp van de database van rechtspraak.nl. Daarin valt op dat er überhaupt weinig zaken zijn waarin rechters kostenoverwegingen relateren aan procesgedrag en dat partijen ook weinig kostenconsequenties jegens de wederpartij verzoeken, hoewel het mogelijk is dat dergelijke verzoeken vaker worden gedaan, maar niet in de uitspraak worden vermeld. Met name veroordelingen in de werkelijke kosten en andere afwijkingen van het liquidatietarief zijn zeer zeldzaam. Er zijn zelfs zaken waarin de rechter vindt dat een partij lichtvaardig heeft gehandeld of een kansloze vordering heeft ingesteld, maar toch niet grijpt naar een kostenconsequentie. Ook de middelen van kostencompensatie en de nodelozekostenregeling worden tamelijk spaarzaam gebruikt.
Dit werpt de vraag op waarom rechters zo terughoudend zijn met het toepassen van kostenconsequenties. Om deze redenen te achterhalen worden rechters geïnterviewd. Daarbij wordt tevens gevraagd of zij herinvoering van de mogelijkheid om de advocaat rechtstreeks en persoonlijk in de kosten te veroordelen wensen. Het verslag van de interviewstudie staat in hoofdstuk 5.2