Hof Arnhem-Leeuwarden, 19-08-2019, nr. WAHV 200.228.629
ECLI:NL:GHARL:2019:6680
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
19-08-2019
- Zaaknummer
WAHV 200.228.629
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2019:6680, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 19‑08‑2019; (Hoger beroep)
Uitspraak 19‑08‑2019
Inhoudsindicatie
Parkeren bij blauwe streep, terwijl de toegestane parkeerduur is verstreken. Maximaal twee uren parkeren. Voertuig stond langer dan twee uren geparkeerd. Verbalisant heeft vastgesteld dat de toegestane parkeerduur is verstreken door steentje op wiel te leggen.
Partij(en)
WAHV 200.228.629
19 augustus 2019
CJIB 194791308
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam
van 27 september 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt mr. [B] ,
kantoorhoudende te [C] .
De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.
De advocaat-generaal heeft daarop gereageerd.
Beoordeling
1. De gemachtigde van de betrokkene stelt zich allereerst op het standpunt dat niet is gebleken dat van het verhandelde ter zitting een proces-verbaal is opgemaakt. De rechtbank heeft een afschrift van een dergelijk proces-verbaal niet toegezonden na het instellen van hoger beroep. Het proces-verbaal behoort volgens de gemachtigde de zakelijke inhoud van de afgelegde verklaringen en hetgeen ter zitting is voorgevallen te bevatten. Dat is niet het geval, nu de standpunten van de officier van justitie in het geheel ontbreken.
2. Deze klacht faalt. Het dossier bevat een afschrift van de aantekening in het proces-verbaal van de openbare zitting van 3 oktober 2017 dat de vermeldingen bevat die op grond van artikel 13, derde lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving (Wahv) vereist zijn. Verder is weergegeven welke procespartijen ter zitting zijn verschenen en bevat het stuk een zakelijke weergave van hetgeen ter zitting is voorgevallen.
3. Verder meent de gemachtigde dat de kantonrechter om een tweetal redenen ten onrechte de beslissing van de officier van justitie in stand heeft gelaten. Als eerste wijst de gemachtigde erop dat sprake is van schending van de hoorplicht. De betrokkene heeft zonder juridisch deskundige administratief beroep ingesteld via het Digitaal Loket. De omschrijving van het recht om te worden gehoord op de inleidende beschikking is volgens vaste rechtspraak van het hof gebrekkig en die inadequate omschrijving is de reden dat de betrokkene in zijn beroepschrift niet heeft verzocht om te worden gehoord. Hierbij verwijst de gemachtigde naar een arrest van het hof van 16 januari 2018 (te vinden op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GHARL:2018:452). Daarnaast wordt men, indien beroep wordt ingesteld middels het Digitaal Loket, niet gewezen op de mogelijkheid tot horen. Tot slot mocht de officier van justitie uit het beroepschrift niet afleiden dat de betrokkene niet gehoord wilde worden. Ten tweede is de gemachtigde van mening dat de officier van justitie heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 7:18 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).In zijn beroepschrift heeft de betrokkene verzocht om nader bewijs. Dit bewijs is hem niet toegezonden, terwijl in zaken als deze een foto deel uit behoort te maken van het dossier.
4. Ingevolge artikel 7:17, aanhef en onder d, van de Awb, kan van het horen van een belanghebbende worden afgezien indien de belanghebbende niet binnen een door het bestuursorgaan gestelde redelijke termijn verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord.
5. Het hof stelt vast dat de betrokkene op 19 januari 2016 zelf via het Digitaal Loket administratief beroep heeft ingesteld tegen de inleidende beschikking. In het beroepschrift is niet verzocht om te worden gehoord.
6. Door de gemachtigde is verwezen naar een arrest waarin het hof heeft vastgesteld dat de rechtsmiddelenverwijzing op de inleidende beschikking de volgende passage bevat: 'Eventueel kunt u aangeven of u uw beroep telefonisch wilt toelichten (gehoord worden). Vermeld dit dan in uw brief samen met het telefoonnummer waarop u tijdens kantooruren bereikbaar bent.’ Het hof heeft hiervan geoordeeld dat deze mededeling op inadequate wijze tot uitdrukking brengt wat het recht om te worden gehoord inhoudt en dat dit aan de officier van justitie kan worden toegerekend.
7. Het is het hof echter ambtshalve bekend dat de tekst omtrent het horen op de inleidende beschikking medio 2014 is gewijzigd. De inleidende beschikking in de onderhavige zaak is gedateerd 18 januari 2016. De stelling dat de door de gemachtigde aangehaalde passage de reden is dat de betrokkene niet heeft verzocht om te worden gehoord mist derhalve feitelijke grondslag.
8. Aangezien de betrokkene niet heeft verzocht om te worden gehoord, mocht de officier van justitie gelet op artikel 7:17, aanhef en onder d, Awb afzien van het horen. Van schending van de hoorplicht is dan ook geen sprake.
9. Met betrekking tot het verweer dat sprake is van schending van de op de officier van justitie rustende informatieverplichting overweegt het hof als volgt.
10. Artikel 7:18, vierde lid, van de Awb voorziet specifiek voor belanghebbenden in een recht om hangende administratief beroep de op de zaak betrekking hebbende stukken op te vragen bij het beroepsorgaan. Het is vaste rechtspraak dat de stukken waarin de voor de sanctieoplegging relevante gegevens (moeten) zijn vermeld en de stukken die de verbalisant voor de oplegging van de sanctie heeft gebruikt, als op de zaak betrekking hebbende stukken, deel moeten uitmaken van het dossier (vgl. het arrest van het hof van 2 februari 2018, gepubliceerd op rechtspraak.nl, vindplaats ECLI:NL:GHARL:2018:1050). In de onderhavige zaak is geen foto van de gedraging gemaakt. Een foto is aldus niet gebruikt voor de oplegging van de sanctie en behoort dan ook niet tot de op de zaak betrekking hebbende stukken.
11. Het hof stelt bovendien vast dat de betrokkene in administratief beroep erover klaagt dat het feit onvoldoende is bewezen en voert inhoudelijk nog aan dat de sanctie is uitgeschreven op een tijdstip waarop de gedraging (nog) niet was verricht en dat dit aan de hand van de foto kan worden geverifieerd. Dit kan niet worden opgevat als een verzoek om toezending van de op de zaak betrekking hebbende stukken in de zin van artikel 7:18 van de Awb. Daarom komt het hof niet tot het oordeel dat de officier van justitie niet heeft voldaan aan zijn informatieverplichting, zodat dit verweer faalt.
12. De gemachtigde stelt zich met betrekking tot het hiervoor omschreven verweer bovendien nog op het standpunt dat de kantonrechter dit verweer ten onrechte onbesproken heeft gelaten.
13. Het hof stelt, met de gemachtigde, vast dat dit verweer in de procedure is gevoerd, maar dat de kantonrechter hier in zijn motivering in het geheel niet op in is gegaan. Hoewel de kantonrechter niet gehouden is om expliciet op ieder argument in te gaan, moet de betrokkene wel in grote lijnen uit de beslissing kunnen opmaken waarom het aangevoerde bezwaar geen doel treft (vgl. Kamerstukken II 1988/89, 21221, nr. 3 (MvT) p. 154, 157). Dat is met betrekking tot voormeld verweer niet het geval, reden waarom de beslissing van de kantonrechter in zoverre lijdt aan een motiveringsgebrek.
14. De overige bezwaren richten zich tegen de inleidende beschikking waarbij aan de betrokkene als kentekenhouder een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “als bestuurder van een motorvoertuig op meer dan twee wielen parkeren bij blauwe streep met parkeerschijf die niet voldoet aan de gestelde eisen", welke gedraging zou zijn verricht op 16 december 2015 om 16:58 uur op de Hartveldseweg, tegenover perceelnummer 48, te Diemen met het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] .
15. De gemachtigde is van mening dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat de gedraging is begaan. Anders dan de kantonrechter overweegt, is in het dossier geen ambtsedige verklaring van een ambtenaar te vinden. Naast het zaakoverzicht is geen ander bewijsmateriaal, zoals een foto, voorhanden op grond waarvan de gedraging kan worden vastgesteld, terwijl de ambtenaar gehouden is de situatie vast te leggen. Ook een aankondiging van beschikking is nooit aangetroffen. De betrokkene is hierdoor in zijn verdedigingsbelangen geschaad. Verder meent de gemachtigde dat de ambtenaar niet uit eigen waarneming kan verklaren dat het voertuig van de betrokkene continue op de plaats van de gedraging heeft gestaan en vanaf welk moment dat is geweest, omdat de situatie niet goed is vastgelegd. De ambtenaar heeft volgens de gegevens op de inleidende beschikking om 16:58 uur de sanctie opgelegd, terwijl de ambtenaar zelf heeft geconstateerd dat de blauwe schijf was ingesteld op 15:30 uur en er, vanwege het parkeerregime van maximaal twee uren, geparkeerd zou mogen worden tot 17:30 uur. Uit het dossier blijkt niet op behoorlijke wijze dat de betrokkene er al op een eerder moment stond en dat toen een andere, eerdere, begintijd was ingesteld. Nu de toegestane parkeertijd niet was verstreken, kan niet worden gezegd dat de parkeerschijf niet voldeed aan de gestelde eisen.In diens nadere toelichting heeft de gemachtigde verder nog het standpunt ingenomen dat de ambtenaar die de sanctie heeft opgelegd hiertoe niet bevoegd was. Uit de stukken blijkt niet in welk domein de ambtenaar bevoegd is om op te treden. Het zaakoverzicht en het aanvullende proces-verbaal vermelden op dit punt slechts dat het gaat om een "parkeercontroleur (b.o.a.)". Hieruit volgt dat niet is gebleken dat de ambtenaar bevoegd was om op te treden en dat het opleggen van de sanctie is gerelateerd aan de openbare orde.
16. De onderhavige gedraging betreft een overtreding van het bepaalde in artikel 25 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Artikel 25 luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
''1. Het is verboden in een parkeerschijfzone te parkeren, behalve op parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangegeven of plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep.
2. Op plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep is het parkeren van een motorvoertuig op meer dan twee wielen slechts toegestaan indien het motorvoertuig overeenkomstig het bij ministeriële regeling bepaalde is voorzien van een duidelijk zichtbare parkeerschijf.
Indien het motorvoertuig is voorzien van een voorruit, wordt de parkeerschijf achter de voorruit geplaatst.
3. Op de parkeerschijf staat aan de getoonde zijde slechts één cijferreeks, die een aanduiding geeft van de kalenderuren, en die vanaf het begin van het parkeren in duidelijk leesbare cijfers tegen een contrasterende achtergrond in hele of halve uren het tijdstip weergeeft waarop met het parkeren is begonnen. Een parkeerschijf voorzien van een mechanisme dat tijdens het parkeren het tijdstip van aankomst automatisch verschuift, mag niet worden gebruikt."
17. Het hof merkt op dat de gemachtigde het verweer met betrekking tot het ontbreken van een ambtsedige verklaring, een foto van de gedraging en een aankondiging van beschikking reeds in vele zaken aan het hof heeft voorgelegd en dat dit verweer inmiddels ook vele malen is verworpen. Het hof volstaat daarom in dit geval met verwerping van dit verweer. Overigens bevatten de stukken van het dossier thans, na overlegging daarvan door de advocaat-generaal, een op ambtseed opgemaakte verklaring van de desbetreffende ambtenaar.
18. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
"Overtreden artikel: 25 lid 3 RVV 1990.
Naam van ambtenaar 1: [D] .
Eed/belofte: Eed:
Rangomschr. ambtenaar: parkeercontroleur (b.o.a.).
Nummer akte van beëdiging: [00000] .
Opmerkingen ambtenaar 1: Tussen 14:15 uur en 14:45 uur geweest. Blauwe schijf lag toen op 13:30 uur. Steentje op wiel gelegd. Blauwe schijf nu 15:30 uur en steentje lag nog op wiel. 10 minuten geen activiteit waargenomen.
19. In reactie op het hoger beroepschrift heeft de advocaat-generaal een op 3 april 2018 op ambtseed opgemaakt aanvullend proces-verbaal in het geding gebracht waarin - voor zover van belang - het volgende is opgenomen:
"In de buurt van de parkeerplaatsen aan de Hartveldseweg ligt een autogarage en een tandartsenpraktijk. De bewoners van de Hartveldseweg klagen geregeld bij de gemeente dat de bezoekers van de tandartsenpraktijk en de autogarage de blauwe schijf doordraaien. De gemeente Diemen verzoekt vervolgens om extra handhaving hierop. Elk voertuig dat in de Hartveldseweg geparkeerd staat met gebruikmaking van een blauwe schijf wordt genoteerd en leg ik een steentje op een wiel. Vervolgens kom ik minimaal 2 uur later terug om te kijken welke voertuigen er nog staan en welke verplaatst/weg zijn.
Ik bevond mij op 16 december 2015 tussen 14:15 en 14:45 uur, in uniform gekleed en belast met parkeercontrole, op de Hartveldseweg ter hoogte van pandnummer 48 te Diemen. Daar zag ik een voertuig van het merk BMW voorzien van het kenteken [00-YY-YY] geparkeerd staan. Ik zag dat er een blauwe schijf op het dashboard lag. Ik zag dat de blauwe schijf op 13:30 uur lag. Ik heb het kenteken genoteerd en een steentje op één van de wielen gelegd.
Ik bevond mij op 16 december 2015 omstreeks 16:58 uur op de Hartveldseweg ter hoogte van pandnummer 48 te Diemen. Daar zag ik een voertuig van het merk BMW voorzien van het kenteken [00-YY-YY] geparkeerd staan. Ik zag op mijn notitieblokje dat dit voertuig tussen 14:15-14:45 uur ook op deze parkeerplaats geparkeerd stond. Ik heb vervolgens gekeken of het steentje nog op het wiel lag. Ik zag dat dit steentje daar nog lag. Ik besloot om een aankondiging van beschikking uit te schrijven op grond van de gedraging R400AT."
20. Niet in het geding is dat het voertuig van de betrokkene bij een blauwe streep stond geparkeerd, dat het aldaar was toegestaan om maximaal twee uren te parkeren en dat het voertuig was voorzien van een duidelijk zichtbare parkeerschijf.
21. Uit de verklaringen van de ambtenaar kan - kort gezegd - worden afgeleid dat het voertuig van de betrokkene tussen 14:15 en 14:45 uur is aangetroffen waarbij de parkeerschijf stond ingesteld op 13:30 uur. De ambtenaar heeft een steentje op het wiel gelegd en is omstreeks 16:58 teruggekomen. Zij heeft toen waargenomen dat het steentje nog steeds op het wiel lag en dat de parkeerschijf op dat moment stond ingesteld op 15:30 uur. De sanctie is opgelegd om 16:58 uur.
22. Naar het oordeel van het hof kan op basis van de verklaringen van de ambtenaar worden vastgesteld dat de parkeerschijf, die eerst stond ingesteld op 13:30 uur, op enig moment tussen 14:15 en 14:45 uur en 16:58 uur opnieuw is ingesteld op 15:30 uur en dat het voertuig in de tussentijd niet is verplaatst. Dat de ambtenaar er niet daadwerkelijk getuige van is geweest dat het voertuig daar al die tijd is blijven staan, doet daaraan niet af. Relevant is dat de ambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat het voertuig niet van de parkeerplaats af is geweest. Het hof is van oordeel dat dit het geval is, wat er inhoudelijk ook zij van de daarbij door de ambtenaar gehanteerde methode. Hetgeen namens de betrokkene tegenover deze verklaringen is gesteld, geeft het hof geen aanleiding tot twijfel. De conclusie is dan ook dat de toegestane parkeerduur van twee uren is overschreden.
23. Op grond hiervan kan worden vastgesteld dat aan de betrokkene een administratieve sanctie van € 90,- kan worden opgelegd ter zake van feitcode R400ab: "als bestuurder van een motorvoertuig op meer dan twee wielen parkeren op plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep, terwijl de toegestane parkeerduur is verstreken" en niet, zoals in de inleidende beschikking, ter zake van de destijds geldende feitcode R400at: "als bestuurder van een motorvoertuig op meer dan twee wielen parkeren op plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep, terwijl dat motorvoertuig niet is voorzien van een parkeerschijf waarop het tijdstip staat weergegeven waarop met het parkeren is begonnen". Nu ook overigens is voldaan aan de voorwaarden voor wijziging van de feitcode zal het hof de beslissing van de kantonrechter vernietigen en, met gedeeltelijke gegrondverklaring van het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie, deze beslissing wijzigen in dier voege dat daarbij de inleidende beschikking wordt gewijzigd als hieronder aangegeven.
24. Aangaande het verweer met betrekking tot de (ontbrekende) bevoegdheid van de ambtenaar, overweegt het hof voorts geen reden te hebben om aan deze bevoegdheid te twijfelen. Uit de gegevens in het zaakoverzicht volgt dat de onderhavige sanctie is opgelegd door ambtenaar [D] , buitengewoon opsporingsambtenaar in dienst van de gemeente Diemen, met functie parkeercontroleur. Dat daarbij het specifieke domein niet is benoemd, maakt niet dat moet worden getwijfeld aan de bevoegdheid van deze ambtenaar. Het is het hof overigens ambtshalve bekend dat een parkeercontroleur werkzaam is in het domein Openbare Ruimte. Aan de hand van het nummer van de akte van beëdiging kan de bevoegdheid van de ambtenaar worden onderzocht, indien daaromtrent twijfel zou bestaan.
25. Voor zover de gemachtigde hierbij een verwijzing maakt naar de destijds geldende Beleidsregels buitengewoon opsporingsambtenaar, waarin - voor zover van belang - is opgenomen dat in geval van rijdend verkeer handhaving op C-borden slechts is toegestaan in
relatie tot de openbare orde, merkt het hof op dat hiervan in de onderhavige zaak geen sprake is. Het betreft hier immers een parkeerovertreding waarbij een E-bord betrokken is.
26. De noodzakelijke wijzigingen in de inleidende beslissing impliceren dat er sprake is van herroeping van een bestreden besluit wegens een aan de ambtenaar die de sanctie heeft opgelegd te wijten onrechtmatigheid. Dit dient er evenwel -anders dan voorheen- niet toe te leiden dat het verzoek tot vergoeding van proceskosten wordt ingewilligd. Zoals het hof heeft overwogen in zijn het arrest van 1 mei 2019 (gepubliceerd op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GHARL:2019:3197), is daartoe slechts aanleiding als de inleidende beschikking wordt vernietigd. Dat is hier niet het geval. Het hof wijst het verzoek om een proceskostenvergoeding dan ook af.
Beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gedeeltelijk gegrond;
wijzigt de beslissing van de officier van justitie in dier voege dat de inleidende beschikking in zoverre wordt gewijzigd, dat de omschrijving van de gedraging en de feitcode worden vastgesteld op: “als bestuurder van een motorvoertuig op meer dan twee wielen parkeren op plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep, terwijl de toegestane parkeerduur is verstreken, feitcode R400ab”;
wijst het verzoek om vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Arends als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.