Hof Arnhem-Leeuwarden, 02-02-2018, nr. 200.190.075
ECLI:NL:GHARL:2018:1050
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
02-02-2018
- Zaaknummer
200.190.075
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2018:1050, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 02‑02‑2018; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
Uitspraak 02‑02‑2018
Inhoudsindicatie
In het zaakoverzicht moet melding worden gemaakt van het bestaan van foto's. De officier van justitie moet het zaakoverzicht en de foto('s) van de gedraging toevoegen aan het dossier op basis waarvan hij het administratief beroep beoordeelt en dat naar de kantonrechter wordt gestuurd. In dit geval is de foto van de gedraging vernietigd en niet beschikbaar. Het hof verbindt daaraan het gevolg dat de inleidende beschikking wordt vernietigd.
Partij(en)
WAHV 200.190.075
2 februari 2018
CJIB 190320188
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland
van 4 april 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt mr. [B] ,
kantoorhoudende te [C] .
Het tussenarrest
De inhoud van het tussenarrest van 1 februari 2017 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Ingevolge het tussenarrest heeft de gemachtigde van de betrokkene aanvullende stukken overgelegd, daarbij een nadere toelichting gegeven op het beroep en meegedeeld af te zien van een nieuwe mondelinge behandeling bij het hof.
De advocaat-generaal heeft een reactie gegeven op de nadere toelichting op het beroep.
Op 19 maart 2017 is nog een faxbericht ontvangen van de gemachtigde van de betrokkene.
De voorzitter heeft de zaak verwezen naar de meervoudige kamer van het hof.
Beoordeling
1. De gemachtigde van de betrokkene is bij het tussenarrest in de gelegenheid gesteld aan te tonen dat de door hem overgelegde brief d.d. 31 maart 2016, waarin de gronden van het beroep worden aangevuld, die dag succesvol is verzonden aan de kantonrechter. Het hof is van oordeel dat de gemachtigde daarin is geslaagd. Mede in aanmerking genomen dat in het beroepschrift tegen de beslissing van de officier van justitie de gedraging is ontkend, hetgeen een beroepsgrond is als bedoeld in artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) (vgl. ECLI:NL:GHARL: 2016:10365, r.o.8), brengt dit mee dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is op de grond dat het beroepschrift geen gronden bevat en dit verzuim niet is hersteld. Het hof zal daarom de beslissing van de kantonrechter vernietigen. Dit brengt mee dat de overige bezwaren die de gemachtigde tegen deze beslissing heeft aangevoerd, nu geen bespreking meer behoeven.
2. Het hof zal de zaak niet terugwijzen naar de rechtbank omdat artikel 20d, tweede lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) daar niet in voorziet. Het hof zal derhalve doen hetgeen de kantonrechter had behoren te doen, te weten het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie beoordelen.
3. De officier van justitie heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat geen gronden zijn aangevoerd en dit verzuim niet binnen de daartoe gestelde termijn is hersteld.
4. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat deze beslissing niet juist is en wijst daartoe onder andere op de inhoud van het administratief beroepschrift d.d. 30 juni 2015.
5. Het hof stelt vast dat de gemachtigde van de betrokkene in het beroepschrift d.d.
30 juni 2015 onder meer de verweten gedraging betwist. Nu dit een beroepsgrond is, heeft de officier van justitie ten onrechte bij beslissing van 21 september 2015 het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het verzuim gronden op te geven niet tijdig is hersteld. Het hof zal ook -met gegrondverklaring van het beroep daartegen- deze beslissing vernietigen. Dit brengt mee dat de overige bezwaren die de gemachtigde tegen deze beslissing en de totstandkoming daarvan heeft aangevoerd, nu geen bespreking meer behoeven.
6. Ter beoordeling van het hof is nu het beroep tegen de inleidende beschikking.
7. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “een weg gebruiken is strijd met geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen (Bord C12)”, welke gedraging zou zijn verricht op 6 juni 2015 om 11:55 uur op de Zuster Meyboomstraat te Zutphen met het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] .
8. De gemachtigde van de betrokkene voert in hoger beroep aan dat de gedraging de betrokkene niet kan worden verweten, omdat de verkeerssituatie ter plaatse geheel onduidelijk is en de betrokkene als het ware in een fuik reed. De straat begint bij een bruggetje over een brede sloot. De aanwezige bebording is zodanig geplaatst dat de betrokkene met zijn voertuig de straat al een stukje is ingereden voordat het bord en onderbord goed kunnen worden waargenomen. Op de brug omkeren gaat niet omdat deze smal is. Achteruitrijden ging ook niet, omdat zich ander verkeer achter de betrokkene bevond. Hij kon niet anders dan een stukje doorrijden, op het parkeerterrein draaien en dan terugrijden. Dat heeft hij ook gedaan. Navraag bij de gemeente leert hem dat ter plaatse een camera is geplaatst. Foto's heeft de betrokkene nog niet gezien, terwijl deze relevant kunnen zijn voor zijn betoog. Het niet beschikbaar stellen van deze foto's door de officier van justitie is in strijd met de Richtlijn nr. 2012/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van
22 mei 2012 betreffende het recht op informatie in strafprocedures. Ingevolge artikel 7 van die richtlijn bestaat het recht op alle bewijsstukken waarover de bevoegde autoriteiten beschikken en die ontlastend voor betrokkenen kunnen zijn.
9. De advocaat-generaal concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep tegen de inleidende beschikking. Het verweer met betrekking tot de fuik mist feitelijke grondslag. Ter onderbouwing zijn afdrukken van Google Streetview overgelegd. Verder heeft de afdeling Toezicht & Handhaving van de gemeente Zutphen hem de volgende informatie verstrekt. De handhaving gebeurt met behulp van een camerasysteem dat alle passerende kentekens registreert die niet als vergunninghouder staan geregistreerd. Vervolgens worden aan de hand van het tijdstip op deze foto door een verbalisant de videobeelden van de gedraging bekeken. Keert het betreffende voertuig nog vóór het bord, dan wordt geen sanctie opgelegd. Rijdt het voertuig door, dan wordt een sanctie opgelegd. Het brondocument en de beelden worden vervolgens in het computersysteem van de gemeente opgeslagen en om redenen van privacy na verloop van één jaar verwijderd. De omstandigheid dat de foto van de gedraging daarom nu niet meer kan worden overgelegd hoeft, gelet op de in het zaakoverzicht vermelde gegevens, niet tot vernietiging van de inleidende beschikking te leiden, aldus de advocaat-generaal. Hij wijst daarbij op het door hem bijgevoegde maar niet gepubliceerde arrest van het hof inzake WAHV 200.159.364.
10. De gemachtigde van de betrokkene heeft hierop gereageerd en wijst erop dat de overgelegde afdrukken van Google Streetview de situatie in augustus 2016 weergeven, derhalve een andere situatie dan die ten tijde van de gedraging. Bij gebreke van de foto van de gedraging, een zaakstuk in de zin van artikel 7:18 Awb, kan de sanctiebeschikking geen stand houden. De gemachtigde had al bij brief d.d. 30 juni 2015 om de foto verzocht en acht het laakbaar dat de foto is vernietigd als gevolg van de proceshouding van de officier van justitie.
11. Het hof overweegt met betrekking tot het recht op en de noodzaak tot het overleggen van de foto van de gedraging het volgende.
12. Een sanctie op grond van de Wahv is een criminal charge als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Dit brengt mee dat de betrokkene in het kader van het recht op een eerlijke behandeling gedurende zijn proces recht heeft op informatie om zich te kunnen verdedigen.
13. Richtlijn 2012/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het recht op informatie in strafprocedures (hierna: de Richtlijn) bepaalt in artikel 2, tweede lid, dat als het recht van een lidstaat erin voorziet dat voor lichte strafbare feiten een sanctie wordt opgelegd door een andere autoriteit dan een in strafzaken bevoegde rechtbank en tegen het opleggen van deze sanctie beroep bij deze rechtbank kan worden ingesteld, deze richtlijn alleen van toepassing is op de procedure voor deze rechtbank als gevolg van dit beroep. Artikel 7, tweede en derde lid, van de Richtlijn bepalen dat de bevoegde autoriteiten tijdig toegang verlenen tot de bewijsstukken waarover zij beschikken of later de beschikking krijgen. Deze verplichting ziet derhalve niet op verplichtingen van de officier van justitie in de fase van het administratief beroep in Wahv-procedures.
14. Artikel 7:18, vierde lid, van de Awb voorziet specifiek voor belanghebbenden in een recht om hangende administratief beroep de op de zaak betrekking hebbende stukken op te vragen bij de officier van justitie. Het gaat daarbij om stukken die nodig zijn om de opgelegde sanctie op basis daarvan te betwisten. Het is vaste jurisprudentie van het hof dat daaronder in Wahv-zaken moet worden begrepen het zaakoverzicht en - indien aanwezig - een foto van de gedraging (vgl. het arrest van dit hof van 28 september 2015, ECLI:NL:GHARL: 2015:7246). Het betreft de stukken waarin de voor de sanctieoplegging relevante gegevens (moeten) zijn vermeld respectievelijk die de verbalisant voor de oplegging van de sanctie heeft gebruikt. Over deze gegevens moet de officier van justitie, bij de beslissing op het administratief beroep, (kunnen) beschikken, onafhankelijk van hetgeen in administratief beroep is aangevoerd. Deze stukken behoren daarom deel uit te maken van het dossier en moeten desgevraagd aan de betrokkene worden verstrekt door de officier van justitie.
15. Het zaakoverzicht bevindt zich standaard in het dossier en wordt ook op verzoek aan een betrokkene verstrekt. Voor de foto('s) van de gedraging, zo is het hof ambtshalve bekend, geldt dit echter -de vaste jurisprudentie van het hof ten spijt- niet. Deze berusten regulier bij de verbalisant die de sanctie heeft opgelegd dan wel onder het beheer van de instantie waar de verbalisant werkzaam is en worden niet standaard aan het dossier toegevoegd. Dergelijke foto's worden ook niet standaard toegezonden aan de betrokkene als deze daarom verzoekt. Van het (nog) beschikbaar zijn van (een) foto ('s) van de gedraging wordt in het zaakoverzicht ook geen melding gemaakt.
16. Het hof is van oordeel dat in zijn algemeenheid de eis mag worden gesteld dat uit de in het zaakoverzicht opgenomen verklaring blijkt dat de verbalisant zijn wetenschap dat de gedraging is verricht, ontleent aan camerabeelden. De tekst in het zaakoverzicht zal bij de huidige stand van zaken van dossiervorming en informatieverstrekking door het openbaar ministerie voor een betrokkene (en de rechter, later oordelend) de enige aanwijzing zijn dat er een foto is gemaakt en dat er derhalve meer op de zaak betrekking hebbende stukken zijn (geweest) dan het zaakoverzicht.
17. In de procedure van beroep bij de kantonrechter is de wijze waarop de betrokkene de beschikking kan krijgen over op de zaak betrekking hebbende stukken geregeld in artikel 11, vijfde lid, van de Wahv. Ingevolge dit artikellid worden alle op een beroepschrift betrekking hebbende stukken, nadat zekerheidstelling heeft plaatsgevonden, neergelegd ter griffie van de rechtbank en wordt de betrokkene daarvan mededeling gedaan. Hij kan deze stukken inzien en/of een afschrift ervan vragen. Ook deze bepaling brengt mee dat indien er een foto van de gedraging is, deze dient te behoren tot de stukken van het dossier. Daarmee wordt ook bewerkstelligd dat een latere vernietiging van de foto's op overwegingen ontleend aan de bescherming van de persoonlijke levenssfeer niet meebrengt dat op de zaak betrekking hebbende stukken verloren (kunnen) gaan. Voor de compleetheid van het dossier dient de officier van justitie zorg te dragen. Deze moet, ingevolge artikel 10 van de Wahv, het beroepschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken ter kennis van de rechtbank brengen.
18. In de onderhavige zaak houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB, naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, onder meer het volgende in:
“overtreden artikel: 62 jo bord C12 RVV 1990 (…)
Opgaven RDW
Merk van voertuig: Peugeot
Type van voertuig: Partner 170C 1.9D (…)
De betrokkene is van het mannelijk geslacht."
19. De verklaring van de verbalisant houdt niet in dat er een foto van de gedraging beschikbaar is. Uit de door de advocaat-generaal verstrekte informatie blijkt echter wel dat er een foto van de gedraging is gemaakt. Het hof acht, gelet op het namens de betrokkene gevoerde verweer dat de situatie ter plaatse onduidelijk is en de van Google Streetview afkomstige foto niet de situatie op de pleegdatum weergeeft, anders dan in de zaak WAHV 200.159.364, voor de beoordeling van onderhavige zaak kennisneming van de gedraging gemaakte foto noodzakelijk. Deze foto bevindt zich echter, in strijd met artikel 10 van de Wahv, niet in het dossier. De foto is ook niet meer beschikbaar, omdat die is vernietigd. Het hof verbiedt hieraan de gevolgtrekking dat de inleidende beschikking moet worden vernietigd.
20. Namens de betrokkene is verzocht om vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De advocaat-generaal verzet zich tegen toekenning daarvan omdat het belang van de betrokkene, dat met name is gelegen in de vernietiging van de bij inleidende beschikking opgelegde sanctie, niet is gediend door de wijze waarop de gemachtigde in dit geval heeft geprocedeerd. Volgens de advocaat-generaal heeft de gemachtigde in administratief beroep en in beroep bij de kantonrechter ten onrechte geen inhoudelijk verweer gevoerd. Het hof volgt de advocaat-generaal hierin niet. Aan het verzoek van de gemachtigde om toezending van alle op de zaak betrekking hebbende stukken is in administratief beroep geen gevolg gegeven. Die stukken waren ook niet alle aanwezig in het dossier zoals dat bij de rechtbank ter inzage heeft gelegen. Onder die omstandigheden kan aan het niet voeren van inhoudelijk verweer tegen de opgelegde sanctie in administratief beroep en in beroep bij de kantonrechter niet de betekenis toekomen dat geen sprake is geweest van rechtsbijstandverlening.
21. Nu de beslissing van de kantonrechter, de beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking worden vernietigd, is er grond voor toekenning van een proceskostenvergoeding. De vergoeding van kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald per proceshandeling. De gemachtigde van de betrokkene heeft drie maal een beroepschrift ingediend, waaraan telkens dient één punt te worden toegekend. Verder heeft de gemachtigde naar aanleiding van het tussenarrest nadere informatie verstrekt, waaraan een halve punt moet worden toegekend. De waarde per punt bedraag € 501,-. Gelet op de aard van de zaak past het hof wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 876,75 (= 3,5 x
€ 501,- x 0,5).
Beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt deze beslissing;
vernietigt de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 190320188 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de WAHV tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd.
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 876,75 over te maken op rekeningnummer [00000] ten name van [B] te [C] .
Dit arrest is gewezen door mrs. Anjewierden, Beswerda en Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Smeitink als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.