De procesinleiding in cassatie is op 28 juni 2023 ingediend in het webportaal van de Hoge Raad.
HR, 06-10-2023, nr. 23/02502
ECLI:NL:HR:2023:1385
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
06-10-2023
- Zaaknummer
23/02502
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2023:1385, Uitspraak, Hoge Raad, 06‑10‑2023; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie, Beschikking)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2023:725, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2023:725, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑08‑2023
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2023:1385, Gevolgd
- Vindplaatsen
RvdW 2023/957
JGz 2023/60 met annotatie van drs. B.C.J. van den Bosch
Uitspraak 06‑10‑2023
Inhoudsindicatie
Art. 81 lid 1 RO. Wvggz. Medische verklaring onafhankelijk psychiater; eigen onderzoek.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 23/02502
Datum 6 oktober 2023
BESCHIKKING
In de zaak van
[betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: betrokkene,
advocaat: G.E.M. Later,
tegen
OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de officier van justitie,
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/13/732061 / FA RK 23/2273 van de rechtbank Amsterdam van 26 april 2023.
Betrokkene heeft tegen de beschikking van de rechtbank beroep in cassatie ingesteld.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van betrokkene heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het middel
De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren S.J. Schaafsma en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op 6 oktober 2023.
Conclusie 18‑08‑2023
Inhoudsindicatie
volgt
Partij(en)
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 23/02502
Zitting 18 augustus 2023
CONCLUSIE
M.L.C.C. Lückers
In de zaak
[betrokkene] ,
verzoeker tot cassatie,
hierna: betrokkene,
advocaat: mr. G.E.M. Later,
tegen
de Officier van Justitie van het arrondissementsparket Amsterdam
verweerder in cassatie,
hierna: de officier van justitie,
niet verschenen.
1. Inleiding
In deze zaak op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) is bij het verzoek om een zorgmachtiging een medische verklaring overgelegd met daarin passages die bijna letterlijk uit het zorgplan lijken te zijn overgenomen. Het cassatiemiddel stelt de vraag aan de orde of de rechtbank op grond van deze verklaring de verzochte machtiging heeft kunnen verlenen.
2. Feiten en procesverloop
2.1
Op 6 april 2023 heeft de officier van justitie bij de rechtbank Amsterdam een verzoekschrift ingediend tot het verlenen van een zorgmachtiging ten aanzien van betrokkene voor de duur van zes maanden aansluitend op een verleende machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel. Als bijlagen zijn bij het verzoekschrift onder meer overgelegd een op 29 maart 2023 door psychiater [psychiater 1] ondertekende medische verklaring en een op 21 maart 2023 door psychiater [psychiater 2] opgesteld zorgplan.
2.2
De rechtbank heeft het verzoekschrift op 26 april 2023 mondeling behandeld. Bij die gelegenheid heeft de rechtbank gehoord: betrokkene en zijn advocaat, en de behandelend psychiater [psychiater 2] . Uit het proces-verbaal blijkt dat de advocaat ter zitting heeft aangevoerd:
“Ik wil een formeel punt aanvoeren: de medische verklaring is geknipt en geplakt uit het zorgplan. Ik vraag me af of er een echt onderzoek is geweest. Betrokkene heeft wel echt met iemand gesproken zegt hij. Er staat bijvoorbeeld dat hij een fiets uit het raam heeft gegooid, maar bij de crisismaatregel is dat al ontkracht. Ik vind het geen deskundig oordeel waarop de rechter een zorgmachtiging af kan geven. Ik vraag u de zaak aan te houden zodat de beoordeling opnieuw gedaan kan worden.”
2.3
Bij op 26 april 2023 mondeling gegeven beschikking, schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op 4 mei 2023, heeft de rechtbank ten aanzien van betrokkene de verzochte machtiging verleend met een geldigheidsduur tot en met 26 oktober 2023. Daartoe heeft de rechtbank, voor zover in cassatie van belang, als volgt overwogen:
“2.4. De advocaat heeft naar voren gebracht dat de tekst in de medische verklaring is geknipt en geplakt uit het zorgplan. Zij betwist daarom of er een deskundig oordeel is van een onafhankelijk psychiater waarop de rechter een zorgmachtiging af kan geven. De advocaat heeft derhalve om aanhouding verzocht teneinde de onafhankelijk psychiater in de gelegenheid te stellen om de beoordeling opnieuw te doen. De rechtbank gaat hierin niet mee en overweegt daartoe als volgt. Hoewel het de rechtbank bevreemdend overkomt dat er kennelijk ten behoeve van de medische verklaring voor een deel geknipt en geplakt is, wil dat nog niet zeggen dat daarmee de diagnose aangaande de stoornis en de gevaren onjuist is. Feit blijft dat de beschrijving van de problemen iets uitgebreider is ook met de korte weergave van het gesprek met betrokkene. Hoewel voor het beoordelen van de medische verklaring het niet relevant is, geeft de psychiater ter zitting geen andere diagnose. Daarnaast is van belang dat de rechtbank binnen drie weken na het indienen van het verzoek van de officier van justitie (6 april 2023) een beslissing moet nemen over het verzoek. Om voornoemde redenen zal de onderhavige zaak niet worden aangehouden.”
2.4
Namens betrokkene is tijdig1.cassatieberoep ingesteld van deze beschikking. De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
3. Bespreking van het cassatiemiddel
3.1
Het middel klaagt dat de rechtbank een zorgmachtiging heeft verleend zonder dat voldaan is aan het vereiste van een actuele medische verklaring van een onafhankelijk psychiater. Volgens het middel zijn in de medische verklaring grote delen uit het zorgplan letterlijk overgenomen en is het hierdoor de vraag of de psychiater die deze verklaring heeft opgesteld daadwerkelijk betrokkene heeft onderzocht. De behandelend psychiater was verantwoordelijk voor het zorgplan en was op de zitting aanwezig. Dat betekent volgens het middel dat alle oordelen over de stoornis en het ernstig nadeel gebaseerd zijn op informatie van de behandelend psychiater. In aanmerking genomen dat het zorgplan op 21 maart 2023 is opgesteld terwijl de mondelinge behandeling op 26 april 2023 heeft plaatsgevonden, is het ook de vraag of de delen uit het zorgplan die in de medische verklaring zijn overgenomen de actuele toestand van betrokkene beschrijven, aldus het middel.
3.2
Bij de bespreking van het middel neem ik het volgende tot uitgangspunt.
3.3
Uit het systeem van de Wvggz, in het bijzonder uit art. 5:8 lid 1 Wvggz in verbinding met art. 5:17 lid 3 Wvggz en art. 6:4 Wvggz, volgt dat een rechter slechts een zorgmachtiging mag verlenen indien uit een medische verklaring van een psychiater over de actuele gezondheidstoestand van de betrokkene blijkt dat uit diens gedrag als gevolg van zijn psychische stoornis ernstig nadeel voortvloeit. Voor de psychiater die de medische verklaring opstelt, gelden de in art. 5:7 Wvggz genoemde voorwaarden, waaronder dat de psychiater minimaal één jaar geen zorg heeft verleend aan de betrokkene. Die voorwaarden dienen als waarborg voor een onafhankelijke, onpartijdige en behoorlijke besluitvorming over verplichte zorg. Een en ander strookt met de rechtspraak van het EHRM over art. 5 lid 1, aanhef en onder e, EVRM.2.
3.4
Het onderzoek ten behoeve van een medische verklaring dient de psychiater in beginsel aldus te verrichten, dat hij de betrokkene in een direct contact, dat wil zeggen: in diens fysieke aanwezigheid, spreekt en observeert. Dit is slechts anders indien dat redelijkerwijs niet mogelijk is. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een weigering van de betrokkene om aan een onderzoek mee te werken, maar ook andere omstandigheden kunnen meebrengen dat onderzoek in fysieke aanwezigheid van de betrokkene niet of slechts beperkt mogelijk is. In die gevallen zal, met het oog op de beoogde maatregel, steeds op de best mogelijke manier moeten worden getracht inzicht te verkrijgen in de actuele gezondheidstoestand van de betrokkene en de noodzaak tot het treffen van de beoogde maatregel.3.
3.5
In de in deze zaak overgelegde medische verklaring is [psychiater 1] vermeld als psychiater die de verklaring afgeeft en die het psychiatrisch onderzoek verricht (rubriek 2). Bij de geraadpleegde hulpverleners (rubriek 3) is onder anderen psychiater [psychiater 2] genoemd. Als datum en tijdstip van het onderzoek (rubriek 4a) is vermeld “27-03-2022= 1600hr”, waarmee bedoeld zal zijn 27 maart 2023 om 16.00 uur.
3.6
In antwoord op de vraag naar de symptomen die betrokkene vertoont (rubriek 4b) bevat de verklaring de volgende passage (onderstreping door mij, A-G):
“Clent is meerdere keren opgenomen met psychotische klachten. Hij is daarbij in de problemen gekomen vanwege achterdochtige ideen (wanen) naar een buurman.
Naast de psychotische klachten is ADHD en autisme eerder vast gesteld. Het is de vraag of de diagnoses los van elkaar zijn of met elkaar te maken hebben.
Client is vauit eerdere opnames vrijwillig in zorg gekomen. Echter dit was van korte duur.
Na overlast medlingen is geprobeerd behandeling aan te bieden, maar dat is niet gelukt.
Bij de opname is opnieuw psychose opgemerkt, waarbij hij beinvloed wordt door een buurman.
Tevensspeelt het getal pi een belangrijke rol en besteed hij veel tijd aan het uitbalanceren wat hij presies nodig heeft aan vitamines en preparaten, want dat heeft hij berekend met het getal ‘Pi’. Zijn buren pesten hem door met deuren te slaan en ze hangen berichten op door deze op hun raam te plakken. Ze zijn jaloers op hem zijn.
Op de afdeling is wat vreemd gedrag te zien dat hij mensen ongevraagd aanraakt en te gemoedelijk is.
Hijzelf zegt dat de psychose terug is omdat hij is gaan blowen.De medicatie die hij nu krijgt helpt wel. Is eerder gestopt omdat hij teveel was aangekomen. Heeft naast de psychose alle vormen van ADHD en dementie. Dit komt door de pillen.
Zegt dat zijn stoornissen uit het cerebellum komen.
De ruzie met de buren heeft een lange geschiedenis, die hij probeert uit te leggen maar is hierin niet te volgen. Hij wil zijn huur opzeggen en in Utrecht gaan wonen. Hij wil actief gaan leven en een nieuw begin maken.
Patient is in het gesprek nauwelijks te volgen en te sturen. Hij is verhoogd associatief, achterdochtig maar vriendelijk Hij wil geen zorgmachtiging.”
Deze passage komt bijna letterlijk overeen met de probleembeschrijving in het zorgplan (rubriek 3a), met uitzondering van de door mij onderstreepte zinnen die alleen in de medische verklaring staan.
3.7
Verder is als antwoord op de vraag waaruit het ernstig nadeel bestaat (rubriek 6b) vermeld:
“Client heeft voor opname een fiets uit het raam van zijn woning gegooid. Hij heeft een mes gepakt en bedreigde daar zijn buren mee. Hij vind het terecht dat hij een mes heeft gepakt, want zijn buren hebben zijn moeder uitgescholden en dat vindt hij niet kunnen. Dat hoort hij als hij langs hun woning loopt.
Hij vertelt bij opname dat het verder heel geod gaat en dat er niets met hem aan de hand is. Hij wilde die dag juist gaan solliciteren. Er is geen ziekte besef of inzicht.
In september 2022 ABT consult ivm melding door politie en ambulance na opnieuw veel overlast (schreeuwen en bonken) bij buren. Patient geeft aan niet meer psychotisch te zijn, heeft wel last van buren welke hem express dwarszitten door geluid te maken als hij zich wil concentreren en ymere die hem eruit wil, daarnaast verschillende stressoren ASS) waardoor nu afgelopen weken wat minder goed gaat en hierdoor mogelijk meer overlast kan hebben veroorzaakt. Gebruikt nu 4 maanden geen drugs meer. Bij onderzoek zien we een redelijk verzorgde, vriendelijke maar drukke man. Welke met name breedsprakig en zonder ziekte-inzicht zijn verhaal doet, waarbij er versneld denken is, kan verzanden in zijn verhaal. Met achterdochtige ideeën over buren. UC:positief..
Zorgtoeleiding is ingeschakeld maar heeft niet tot behandeling geleid.
Hij wil zijn huur opzeggen wat tot dakloosheid gaat leiden.”
Ook hier is het niet door mij onderstreepte gedeelte bijna letterlijk hetzelfde als een onderdeel van het zorgplan, namelijk de beschrijving van het gedrag dat tot dreigend ernstig nadeel leidt (rubriek 5a). Waar in de medische verklaring staat “UC:positief” is dat in het zorgplan “UC: negatief” (de afkorting ‘UC’ zal naar urinecontrole verwijzen).
3.8
Op de vraag naar de symptomen, gedragingen of feiten die tot het oordeel leiden dat sprake is van ernstig nadeel (rubriek 6c) is geantwoord “Patient is achterdochtig in het gesprek, is nog achterdochtig naar buren”. Bij de vraag welke symptomen, gedragingen of feiten niet zelf door de rapporterend psychiater zijn waargenomen (rubriek 6d) is vermeld “Bedreiging buren, stoel uit raam gooien. Medegedeeld door H Bats behandelend psychiater”. De vraag of betrokkene wilsbekwaam is (rubriek 6h), is ontkennend beantwoord met als toelichting “hij is niet te corrigeren in zijn psychotische gedachten en kan op grond van deze gedachte gemakkelijk de verkeerde beslissingen nemen.”
3.9
In de bestreden beschikking is het verweer dat een deskundig oordeel van een onafhankelijk psychiater ontbreekt door de rechtbank verworpen met de overweging dat kennelijk ten behoeve van de medische verklaring voor een deel geknipt en geplakt is maar dat dit nog niet wil zeggen dat daarmee de diagnose van de stoornis en de gevaren onjuist is en dat feit blijft dat de beschrijving van de problemen in de verklaring iets uitgebreider is, ook met de korte weergave van het gesprek met betrokkene. In deze overweging ligt volgens mij besloten dat de rechtbank in de medische verklaring onvoldoende aanknopingspunten ziet om in twijfel te trekken dat deze verklaring is gebaseerd op een door onafhankelijk psychiater [psychiater 1] zelf verricht onderzoek van betrokkene. Dat oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting over de aan een medische verklaring te stellen eisen. Het oordeel is ook niet onbegrijpelijk, gelet op de hiervoor in 3.5-3.8 beschreven inhoud van deze verklaring. Met name uit het door mij onderstreepte deel van de weergave van de symptomen (rubriek 4b) in de medische verklaring valt op te maken dat psychiater [psychiater 1] met betrokkene heeft gesproken. Daarop duidt ook de vermelding dat betrokkene achterdochtig is in het gesprek (rubriek 6b) en de in het kader van de beoordeling van wilsbekwaamheid (rubriek 6h) gemaakte opmerking dat betrokkene niet is te corrigeren in zijn psychotische gedachten. Dat daarnaast kennelijk passages uit het zorgplan zijn overgenomen, leidt niet tot een andere conclusie. Het middel slaagt naar mijn mening niet.
4. Conclusie
De conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 18‑08‑2023
HR 5 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1012, NJ 2020/347 m.nt. J. Legemaate, JGz 2020/45 m.nt. W.J.A.M. Dijkers, rov. 4.1.2; HR 11 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:885, NJ 2021/245 m.nt. J. Legemaate, JGz 2021/62 m.nt. R.B.M. Keurentjes, rov. 3.2; en HR 10 februari 2023, ECLI:NL:HR:2023:191, JGz 2023/21 m.nt. C.C. van Velzen, rov. 3.2.1.
Aldus HR 25 september 2020, ECLI:NL:HR:2020:1509, NJ 2020/402 m.nt. J. Legemaate, JGz 2020/79 m.nt. W.J.A.M. Dijkers rov. 3.1.3-3.1.4, waarin wordt verwezen naar de rechtspraak onder de Wet Bopz (oud). De overweging is herhaald in HR 11 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2015, JGz 2021/6 m.nt. H.J. Beintema, RvdW 2021/49, rov. 3.2; HR 21 april 2023, ECLI:NL:HR:2023:665, RvdW 2023/499, rov. 3.2; HR 30 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:1004, RvdW 2023/764, rov. 3.2. Zie ook mijn recente conclusie van 7 juli 2023, ECLI:NL:PHR:2023:685.