HR 30 september 2003, LJN AF9666
Hof Amsterdam, 16-12-2010, nr. 23-003450-09 (PROMIS)
ECLI:NL:GHAMS:2010:BO7698, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
16-12-2010
- Magistraten
Mrs. R. Veldhuisen, R.P.P. Hoekstra, C.N. Dalebout
- Zaaknummer
23-003450-09 (PROMIS)
- LJN
BO7698
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2010:BO7698, Uitspraak, Hof Amsterdam, 16‑12‑2010
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2009:BI7445, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Cassatie: ECLI:NL:HR:2013:BY4859, Bekrachtiging/bevestiging
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2013:BY4859
Uitspraak 16‑12‑2010
Inhoudsindicatie
Zaak "Millecam". Normering van handelen en nalaten door genezend medium als zorgverlener. Bewijslevering van opzettelijke benadeling van de gezondheid en van verlating van hulpbehoevende. Geen sprake van hulpbehoevendheid. De verdachte wordt integraal vrijgesproken.
Mrs. R. Veldhuisen, R.P.P. Hoekstra, C.N. Dalebout
Partij(en)
ARREST VAN HET GERECHTSHOF AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 12 juni 2009 in de strafzaak onder parketnummer 13-412172-08 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1948],
adres: [adres], [woonplaats].
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingesteld door het openbaar ministerie. Gelet op de inhoud van de akte instellen hoger beroep ligt de zaak in volle omvang ter behandeling door het hof voor. Blijkens de inhoud van de appelschriftuur van de officier van justitie en gehoord de door de advocaat-generaal op de terechtzitting in hoger beroep gegeven toelichting, kan het openbaar ministerie zich wel verenigen met de door de rechtbank ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde gegeven beslissing tot vrijspraak.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 11, 12, 14, 22, 28 en 29 mei 2009 en op de terechtzittingen in hoger beroep van 8 en 15 juli 2010, 8, 16 en 18 november 2010 en 2 december 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank en in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijzigingen is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
- 1.
Primair
zij in of omstreeks de periode van 11 mei 2000 tot en met 20 augustus 2001 te Amsterdam en/of te Millingen aan de Rijn en/of te Hilversum en/of te Zutphen en/of te Bergen op Zoom en/of op een of meer andere plaatsen in Nederland, althans in Nederland, en/of te Gent (België) en/of Yverdon-les-Bains (Zwitserland), (als genezend medium en/of zorgverlener) (beroepshalve of bedrijfsmatig handelend) aan S.M. Millecam, van wie verdachte wist dat zij (binnen de reguliere gezondheidszorg) gediagnosticeerd was met borstkanker opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door (wetende dat zij een grote invloed op Millecam had) met dat opzet:
- —
Millecam (meermalen) mee te delen dat geen sprake was van een kwaadaardig gezwel/kanker en/of dat zij, verdachte, geen kanker ziet en/of
- —
tijdens ‘healings’ Millecam (steeds) in te delen bij een groep personen met als gemeenschappelijke noemer een bacteriële infectie, althans Millecam (steeds) niet in te delen bij de groep kankerpatiënten en/of met Millecam te bellen dat Millecam was ingedeeld bij een groep met als gemeenschappelijke noemer een bacteriële infectie en/of
- —
(meermalen) mee te delen en/of niet te weerspreken dat zij leed aan een bacteriële infectie waardoor verdachte wist, althans had moeten weten, dat Millecam ervan overtuigd raakte dat zij niet lijdende was aan kanker en/of (verder) werd gesterkt in haar opvatting dat zij niet lijdende was aan kanker en/of
- —
op Millecam ‘healings’ toe te passen zonder aan Millecam duidelijk te maken en/of haar mede te delen dat de effectiviteit en/of de diagnosticerende en/of genezende werking van deze ‘healings’ niet deugdelijk was aangetoond ten aanzien van de kwaal waaraan die Millecam leed en/of
- —
aan Millecam te adviseren (alternatieve) medicijnen en/of middelen in te nemen en/of te gebruiken zonder aan Millecam duidelijk te maken wat de mogelijkheden en/of effectiviteit en/of risico's van het gebruik van deze medicijnen en/of middelen was/waren voor de gezondheid van Millecam en/of
- —
Millecam (meermalen) te ontraden en/of niet aan te raden zich te laten opereren en/of Millecam (meermalen) te bewegen zich niet te laten opereren en/of aan Millecam mee te delen de boodschap: ‘niet snijden’en/of
- —
Millecam te ontraden en/of niet aan te raden zich onder behandeling te stellen van en/of haar niet (actief en/of gericht en/of tijdig) (door) te verwijzen naar haar huisarts en/of een borstkankercentrum (mammapolikliniek) en/of een (kanker)chirurg en/of (kanker)specialist, althans haar te ontraden en/of niet aan de raden zich in het reguliere (niet-alternatief) medische circuit te laten behandelen,
waardoor Millecam de benodigde (reguliere) medische zorg is onthouden en/of valse hoop is gegeven en/of onvolledig is geïnformeerd, mede tengevolge waarvan Millecam zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen en/of is toegebracht, te weten een (verdere) doorgroei en/of (verdere) uitzaai van een of meerdere kankergezwel(len) en/of een verergering van haar ziektebeeld en/of een aanzienlijke afname van de genezingskans en/of levensverwachting en/of een (ernstige) toename van de pijnklachten in samenhang met zwaar letsel, zoals ernstig oedeem en/of dyspnoe die het gevolg waren van het uitblijven van deugdelijke palliatieve zorg en/of mede tengevolge waarvan Millecam is overleden;
Subsidiair
zij in of omstreeks de periode van 11 mei 2000 tot en met 20 augustus 2001 te Amsterdam en/of te Millingen aan de Rijn en/of te Hilversum en/of te Zutphen en/of te Bergen op Zoom en/of op een of meer andere plaatsen in Nederland, althans in Nederland, en/of te Gent (België) en/of Yverdon-les-Bains (Zwitserland), (als genezend medium en/of zorgverlener (beroepshalve of bedrijfsmatig handelend) opzettelijk de gezondheid van S.M. Millecam van wie verdachte wist dat zij (binnen de reguliere gezondheidszorg) gediagnosticeerd was met borstkanker heeft benadeeld door (wetende dat zij een grote invloed op Millecam had) met dat opzet:
- —
Millecam (meermalen) mee te delen dat geen sprake was van een kwaadaardig gezwel/kanker en/of dat zij, verdachte, geen kanker ziet en/of
- —
tijdens ‘healings’ Millecam (steeds) in te delen bij een groep patiënten die lijdende was aan een bacteriële infectie, althans Millecam (steeds) niet in te delen bij de groep kankerpatiënten en/of met Millecam te bellen dat Millecam was ingedeeld bij een groep met als gemeenschappelijke noemer een bacteriële infectie en/of
- —
(meermalen) mee te delen en/of niet te weerspreken dat zij leed aan een bacteriële infectie waardoor verdachte wist, althans had moeten weten, dat Millecam ervan overtuigd raakte dat zij niet lijdende was aan kanker en/of (verder) werd gesterkt in haar opvatting dat zij niet lijdende was aan kanker en/of
- —
op Millecam ‘healings’ toe te passen zonder aan Millecam duidelijk te maken en/of haar mede te delen dat de effectiviteit en/of de diagnosticerende en/of genezende werking van deze ‘healings’ niet deugdelijk was aangetoond ten aanzien van de kwaal waaraan die Millecam leed en/of
- —
aan Millecam te adviseren (alternatieve) medicijnen en/of middelen in te nemen en/of te gebruiken zonder aan Millecam duidelijk te maken wat de mogelijkheden en/of effectiviteit en/of risico's van het gebruik van deze medicijnen en/of middelen was/waren voor de gezondheid van Millecam en/of
- —
Millecam (meermalen) te ontraden en/of niet aan te raden zich te laten opereren en/of Millecam (meermalen) te bewegen zich niet te laten opereren en/of aan Millecam mee te delen de boodschap: ‘niet snijden’ en/of
- —
Millecam te ontraden en/of niet aan te raden zich onder behandeling te stellen van en/of haar niet (actief en/of gericht en/of tijdig) (door) te verwijzen naar haar huisarts en/of een borstkankercentrum (mammapolikliniek) en/of een (kanker)chirurg en/of (kanker)specialist, althans haar te ontraden en/of niet aan de raden zich in het reguliere (niet-alternatief) medische circuit te laten behandelen,
waardoor Millecam de benodigde (reguliere) medische zorg is onthouden en/of valse hoop is gegeven en/of onvolledig is geïnformeerd, mede tengevolge waarvan Millecam zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen en/of is toegebracht, te weten een (verdere) doorgroei en/of (verdere) uitzaai van een of meerdere kankergezwel(len) en/of een verergering van haar ziektebeeld en/of een aanzienlijke afname van de genezingskans en/of levensverwachting en/of een (ernstige) toename van de pijnklachten in samenhang met zwaar letsel, zoals ernstig oedeem en/of dyspnoe die het gevolg waren van het uitblijven van deugdelijke palliatieve zorg en/of mede tengevolge waarvan Millecam is overleden;
- 2.
zij in of omstreeks de periode van 11 mei 2000 tot en met 20 augustus 2001 te Amsterdam en/of te Millingen aan de Rijn en/of te Hilversum en/of te Zutphen en/of te Bergen op Zoom en/of op een of meer andere plaatsen in Nederland, althans in Nederland, en/of te Gent (België) en/of Yverdon-les-Bains (Zwitserland), (als genezend medium en/of haar zorgverlener) opzettelijk S.M. Millecam, tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging zij krachtens wet of overeenkomst verplicht was, in een hulpeloze toestand heeft gebracht en/of gelaten, door met dat opzet:
- —
Millecam (meermalen) mee te delen dat geen sprake was van een kwaadaardig gezwel/kanker en/of dat zij, verdachte, geen kanker ziet en/of
- —
tijdens ‘healings’ Millecam (steeds) in te delen bij een groep patiënten die lijdende was aan een bacteriële infectie, althans Millecam (steeds) niet in te delen bij de groep kankerpatiënten en/of met Millecam te bellen dat Millecam was ingedeeld bij een groep met als gemeenschappelijke noemer een bacteriële infectie en/of
- —
(meermalen) mee te delen en/of niet te weerspreken dat zij leed aan een bacteriële infectie waardoor verdachte wist, althans had moeten weten, dat Millecam ervan overtuigd raakte dat zij niet lijdende was aan kanker en/of (verder) werd gesterkt in haar opvatting dat zij niet lijdende was aan kanker en/of
- —
op Millecam ‘healings’ toe te passen zonder aan Millecam duidelijk te maken en/of haar mede te delen dat de effectiviteit en/of de diagnosticerende en/of genezende werking van deze ‘healings’ niet deugdelijk was aangetoond ten aanzien van de kwaal waaraan die Millecam leed en/of
- —
aan Millecam te adviseren (alternatieve) medicijnen en/of middelen in te nemen en/of te gebruiken zonder aan Millecam duidelijk te maken wat de mogelijkheden en/of effectiviteit en/of risico's van het gebruik van deze medicijnen was/waren voor de gezondheid van Millecam en/of
- —
Millecam (meermalen) te ontraden en/of niet aan te raden zich te laten opereren en/of Millecam (meermalen) te bewegen zich niet te laten opereren en/of aan Millecam mee te delen de boodschap: ‘niet snijden’en/of
- —
Millecam te ontraden en/of niet aan te raden zich onder behandeling te stellen van en/of haar niet (actief en/of gericht en/of tijdig) (door) te verwijzen naar haar huisarts en/of een borstkankercentrum (mammapolikliniek) en/of een (kanker)chirurg en/of (kanker)specialist, althans haar te ontraden en/of niet aan de raden zich in het reguliere (niet-alternatief) medische circuit te laten behandelen,
waardoor Millecam zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen en/of is toegebracht, te weten een (verdere) doorgroei en/of (verdere) uitzaai van een of meerdere kankergezwel(len) en/of een verergering van haar ziektebeeld en/of een aanzienlijke afname van de genezingskans en/of levensverwachting en/of een (ernstige) toename van de pijnklachten in samenhang met zwaar letsel, zoals ernstig oedeem en/of dyspnoe die het gevolg waren van het uitblijven van deugdelijke palliatieve zorg en/of is overleden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt, in het bijzonder niet met de gronden waarop de door de rechtbank gegeven vrijspraken berusten.
Vordering van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
Inleiding
De onderhavige strafzaak vindt zijn aanleiding in een op 9 april 2008 door dit hof gegeven bevel tot dagvaarding van twee artsen en de verdachte, die zich reeds vanaf 1991 als genezend medium afficheert en onder de naam Jomanda landelijke bekendheid geniet. Ieder van hen is in de periode van 1999–2001 op de een of andere manier — kort gezegd — handelend betrokken geweest bij Sylvia Millecam en haar ziekte kanker, aan de gevolgen waarvan zij op 20 augustus van 2001 is overleden. De op last van dit hof ingestelde strafvervolging naar aanleiding van het aan ieder van hen verweten handelen en nalaten is door de officier van justitie gegoten in het vat van de in de in de artikelen 255, 257, 300 (leden 2 en 3) en 302 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) omschreven misdrijven.
Aan de door de officier van justitie ingestelde strafvervolging is het volgende vooraf gegaan. Millecam genoot tijdens haar leven landelijke bekendheid, vooral als comédienne.
Na haar overlijden op 20 augustus 2001 is veelvuldig en aanhoudend publicitaire aandacht besteed aan haar ernstige ziekte en de kwaliteit van de aan haar geboden zorgverlening. Hierin heeft de Inspecteur-generaal voor de Gezondheidszorg aanleiding gezien tot het formeren van een landelijk inspectieteam. Dit team is in de zomer van het jaar 2002 met een onderzoek gestart. De resultaten van dat onderzoek zijn neergelegd in een rapport van februari 2004 van de Inspectie voor de Gezondheidszorg, getiteld: ‘De zorgverlening aan S.M. Een voorbeeldcasus’. In dit rapport is verslag gedaan van het optreden van een aanzienlijk aantal zorgverleners, waaronder de eerder bedoelde twee artsen en de verdachte. De inhoud van het rapport heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg er op 18 februari 2004 vervolgens toe gebracht schriftelijk aangifte te doen bij het openbaar ministerie tegen een aantal van die zorgverleners, waaronder de eerder bedoelde twee artsen en de verdachte. Hierop is door de officier van justitie een opsporingsonderzoek ingesteld, waarna door deze op grond van de resultaten daarvan bij beslissing van 3 oktober 2006 is beslist dat door hem van het instellen van strafvervolging tegen de evenbedoelde personen werd afgezien.
Vervolgens is door twee belanghebbenden in de maand december van 2006 beklag gedaan bij dit hof, welk beklagen waren gericht tegen deze beslissingen van de officier tot niet-vervolging. De op deze klachten gevolgde beklagprocedure heeft geleid tot de eerder bedoelde beslissing van dit hof van 9 april 2008, waardoor alsnog door de officier van justitie strafvervolging is ingesteld.
De hiervoor weergegeven omvang van de ingestelde strafvervolging vindt zijn verklaring in het gegeven dat in verband met de werking van de wettelijke verjaringsregeling de vervolging niet (ook) kon worden gegrond op het in artikel 96 van de Wet beroepsuitoefening Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG) in lid 1 als overtreding en in lid 2 als misdrijf strafbaar gestelde feit, noch louter op het in artikel 300, eerste lid, Sr strafbaar gestelde misdrijf van eenvoudige mishandeling, of de in de artikelen 307 en 308 Sr omschreven misdrijven, waarin niet het opzet doch het minder zware verwijt van schuld van de verdachte centraal staat.
Het hof releveert deze voorgeschiedenis ook met het oog op het navolgende.
In de onderhavige strafzaak staat het aan de verdachte in relatie tot Millecam verweten handelen en nalaten in de periode van het de maand mei van 2000 tot haar overlijden in augustus 2001 centraal. Dit handelen en nalaten heeft zich voorgedaan in het bestek van de relatie zoals die heeft bestaan tussen Millecam en de verdachte, als zorgverlener.
Nu Millecam is overleden kan — behalve op de verklaring van de verdachte — wat betreft hetgeen in de relatie van de verdachte met Millecam is besproken, verricht en voorgevallen slechts worden teruggevallen op de inhoud van een door Millecam aan een arts geschreven en verzonden brief, en voorts op wat derden zich herinneren van hetgeen zij toentertijd van Millecam en van anderen — onder wie de verdachte — hebben gehoord of waargenomen.
Daarbij komt, dat er ten tijde van hun verhoor, gerekend vanaf de periode waarover zij hebben verklaard, veel tijd is verstreken (met gevolg dat hun geheugen in meer of mindere mate zal zijn verbleekt), dat getuigen herhaald zijn gehoord en een aantal van hen ook onderling over hun waarnemingen en indrukken ter zake heeft gesproken, en, tot slot, dat (ook) de hierboven vermelde publicitaire aandacht de niet-onaanzienlijke mogelijkheid in zich bergt dat hun vermogen tot behoorlijke, in de zin van verifieerbare duiding van hun redenen van wetenschap van hetgeen door hen is waargenomen en ondervonden daardoor nadelig is beïnvloed.
Dit een en ander brengt mee, dat het hof bij de in de onderhavige zaak te nemen beslissingen in het bijzonder de vorenweergeven aspecten onder ogen heeft gezien die, in samenhang beschouwd, het hof nopen tot het betrachten van een bijzondere behoedzaamheid.
Het bewijs
1. Feiten waarvan het hof uitgaat
1.1
Op 22 september 1999 heeft Millecam haar huisarts bezocht in verband met een knobbeltje in haar borst. Deze huisarts, [naam huisarts], heeft door palpatie in de rechterborst een knobbeltje vastgesteld van 1 à 1,5 centimeter. Millecam is direct doorverwezen naar het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis. In dat ziekenhuis is, nog diezelfde dag, een mammografie en een echografie verricht. Daarbij is een tumor van ongeveer 1 centimeter vastgesteld, de aard van de tumor stond daarbij nog niet vast. Huisarts [naam huisarts] heeft vervolgens ten behoeve van Millecam een afspraak met een chirurg van het VU ziekenhuis gemaakt, maximaal een week na 22 september 1999. Op deze afspraak is Millecam niet verschenen.
1.2
Tussen 22 september en 20 oktober 1999 heeft Millecam een bezoek gebracht aan de — alternatief werkende — arts [medeverdachte 1] die bij haar elektro-acupunctuur heeft toegepast.
1.3
In maart 2000 heeft Millecam in verband met een andere aandoening haar huisarts [naam huisarts] bezocht. Deze heeft eerst toen bemerkt dat zij niet op de afspraak bij het VU-ziekenhuis was verschenen.
1.4
Op 11 mei 2000 heeft [naam plastisch chirurg], plastisch chirurg van het Kennemergasthuis te Haarlem, bij Millecam een knobbeltje vastgesteld van ongeveer 3 à 4 cm. Chirurg [naam chirurg] heeft op diezelfde datum een punctie verricht, waarin adenocarcinoomcellen werden aangetroffen. Daarmee stond de diagnose kanker vast. Als behandeling is een gecombineerde operatie voorgesteld. De operatie kon binnen een week plaatsvinden. Millecam heeft om bedenktijd verzocht en zij wilde elders een second opinion vragen.
1.5
Millecam heeft in juni 2000 twee maal een second opinion gevraagd. Zij heeft zich gewend tot het VU Medisch Centrum alwaar zij is onderzocht door prof.dr. [naam oncologisch chirurg], oncologischchirurg en internist-oncologe [naam internist-oncologe]. Vervolgens heeft zij een second opinion gevraagd aan dr. [naam oncologisch chirurg 2], oncologisch chirurg in het Antonie van Leeuwenhoek ziekenhuis. De diagnose was steeds dat sprake was van borstkanker. De behandelmogelijkheden zijn besproken.
1.6
Op 19 juni 2000 had Millecam tevens een nieuwe afspraak met [naam internist-oncologe]. Millecam heeft deze afspraak afgezegd en daarbij verteld dat zij de voorkeur gaf aan een alternatieve behandeling in Zwitserland: Cell Specific Cancer Therapy (CSCT) of Zoetron therapie.
1.7
Op 19 juni 2000 heeft Millecam voor het eerst de praktijk van dr. [naam internist], internist te Hilversum, tevens alternatief werkend arts, bezocht. Zij is met [naam internist] in contact gekomen via de verdachte. Tevens is zij via de verdachte in contact gekomen met paragnost [naam paragnost], die werkzaam was in de praktijk van [naam internist].
1.8
In juli 2000 heeft Millecam een magneetveldtherapie van vijf weken ondergaan in de CSCT-kliniek in Yverdon-Les-Bains in Zwitserland. Zij is aldaar tweemaal bezocht door de arts [medeverdachte 1] en de verdachte heeft haar gedurende een week vergezeld. Na terugkeer uit Zwitserland is Millecam onder behandeling geweest bij [naam internist]. Zij heeft ook haar contacten met de verdachte en [naam paragnost] voortgezet.
1.9
Bij brief van augustus 2000 heeft Millecam dr. [naam oncologisch chirurg 2] onder meer het volgende geschreven:
‘ (…) ik ben inderdaad naar Zwitserland gegaan (…)Vanaf het begin heb ik mijn twijfels over de chemokuur zowel met mijn huisarts, dr. [naam huisarts 3]als met u besproken. (…)Ik heb de allermoeilijkste momenten van mijn leven achter de rug en ik hoef u natuurlijk niet te vertellen dat zo'n beslissing niet over een nacht ijs is gegaan. (…) Ik ben me bewust van het feit dat ik een keuze heb gemaakt die niet de uwe zou zijn geweest’.
1.10
In september 2000 is Millecam een zouttherapie bij [naam therapeut] te Hilversum gestart. Zij is daar ongeveer zes weken onder behandeling geweest.
1.11
Millecam is in oktober 2000 onder behandeling gekomen bij eerder genoemde [naam internist]. Bij deze behandeling zijn ook paragnost [naam paragnost] en de verdachte betrokken. [naam internist] heeft een ontmoeting gearrangeerd tussen Millecam met prof.dr. [naam oncologisch chirurg 3] (oncologisch chirurg). Op 3 oktober 2000 heeft Millecam een ontmoeting met [naam oncologisch chirurg 3] gehad. Er is naar aanleiding van dit gesprek een afspraak gemaakt voor 5 oktober 2000 met oncologisch chirurg [naam oncologisch chirurg 4] in het Anthonie van Leeuwenhoek ziekenhuis. Millecam is op die afspraak niet verschenen.
1.12
Mevrouw [naam helderziende], helderziende, is betrokken geraakt bij de behandeling van Millecam en zij heeft haar telefonisch gesproken vanaf oktober 2000.
1.13
Op 15 oktober 2000 heeft een consult plaatsgevonden bij [naam internist] thuis, met [naam paragnost], [naam therapeut], de verdachte en Millecam en haar partner, [partner Millecam].
1.14
Eind november heeft Millecam het contact met [naam therapeut] verbroken.
1.15
Op 5 december 2000 heeft Millecam plastisch chirurg [naam plastisch chirurg 2], op aanraden van [naam internist], geconsulteerd. Het is haar opgevallen dat Millecam sterk vermagerd is en er cachectisch uitzag. [naam plastisch chirurg 2] schrok bij de aanblik van haar borst: het was duidelijk dat het om een indrukwekkende tumor ging met een omvang van 15 bij 10 cm. [naam plastisch chirurg 2] heeft een afspraak in het Sophia Ziekenhuis in Zwolle gemaakt voor het ondergaan van een punctie maar Millecam is op die afspraak niet verschenen.
1.16
De behandeling bij [naam internist] in Hilversum is gestopt en vanaf 12 december 2000 heeft [medeverdachte 2], alternatief werkend arts in Haarzuilens, Millecam verder behandeld. Dit was op advies van [naam helderziende].
1.17
Op 12 maart 2001 heeft Millecam's huisarts [naam huisarts] haar thuis bezocht. Het is het laatste contact dat zij hebben. [naam huisarts] stelt vast dat de mate van de zwelling, de grootheid van de tumor en de afwezigheid van een abces een infectie uitsluiten. [naam huisarts] heeft haar een operatie geadviseerd waarbij de borst verwijderd wordt, die levensverlengend zou zijn geweest en heeft daarbij uitdrukkelijk gezegd: ‘Als je dit niet laat opereren, dan ga je hier aan dood’.
1.18
Namens Millecam zijn (onder andere door [naam helderziende]) healings bij Jomanda bezocht. Vanwege hevige pijn gebruikte zij 12 tabletten paracetamol per dag.
1.19
Op 14 mei 2001 is de behandeling bij [medeverdachte 2] beëindigd. Millecam is naar de alternatief werkend arts [medeverdachte 1] in Millingen aan de Rijn gegaan en zij is bij hem en zijn gezin in huis getrokken. [medeverdachte 1] heeft Millecam met een magneetveld-apparaat behandeld.
1.20
Op 14 augustus 2001 heeft [medeverdachte 1] de hulp ingeroepen van huisarts dr. [naam huisarts 2] uit Millingen aan de Rijn. [naam huisarts 2] heeft een massale tumormassa aan de rechter borst gezien en een vergevorderde borstkanker herkend. [naam huisarts 2] heeft antibiotica en een vochtafdrijvend middel voorgeschreven. Hij heeft ervoor gezorgd dat Millecam in het ziekenhuis werd opgenomen.
1.21
Op 17 augustus 2001 is Millecam opgenomen in het Radboud Ziekenhuis in Nijmegen. Prof. [naam oncoloog], oncoloog, treft een patiënte aan die stervende is. Hij constateert een ver voortgeschreden mastitis carcinomatosa van de rechter borst. Uitwendig was een grote tumormassa reikend tot aan de schouder, inwendig werd nagenoeg de gehele rechter thoraxhelft ingenomen door tumormassa. Voorts waren er forse uitzaaiingen in de oksel. De armen en benen vertoonden oedeem. Millecam verkeerde in een slechte conditie. Zij heeft zuurstof en bloed toegediend gekregen. De behandeling is erop gericht het haar zo comfortabel mogelijk te maken.
1.22
In de nacht van 19 op 20 augustus 2001 is Sylvia Millecam overleden.
2. Overwegingen met betrekking tot het bewijs
2.1. Ten aanzien van feit 1
2.1.1
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken van hetgeen aan haar wordt verweten onder 1 primair, de zware mishandeling. Zij vordert veroordeling voor hetgeen de verdachte onder 1 subsidiair ten laste is gelegd. Zij meent dat sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de benadeling van de gezondheid van Millecam, met zwaar lichamelijk letsel en uiteindelijk de dood tot gevolg.
2.1.2
De verdediging heeft, op in de pleitnotities uiteengezette gronden, integrale vrijspraak bepleit van feit 1.
2.1.3
De beschuldiging is aldus opgebouwd dat aan de verdachte onder het ten laste gelegde feit 1 primair en subsidiair wordt verweten — in de in de tenlastelegging genoemde periode en plaats — een aantal, achter gedachtestreepjes geplaatste, feitelijke handelingen te hebben verricht of te hebben nagelaten. Dit samenstel van handelingen en/of dit nalaten is door de steller van de tenlastelegging in de sleutel van de in de artikelen 302 respectievelijk 300, tweede en vierde lid, Sr strafbaar gestelde misdrijven gesteld (kort gezegd: zware mishandeling dan wel opzettelijke benadeling van de gezondheid van Millecam, met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg).
2.1.4
Het hof zal allereerst vast dienen te stellen of de achter voornoemde gedachtestreepjes omschreven handelingen of nalaten in feitelijke zin voor bewezenverklaring in aanmerking komen. Indien zulks het geval is zal het hof nagaan of ten gevolge van die handelingen en/of dat nalaten Millecam zwaar lichamelijk letsel is toegebracht of de gezondheid van Millecam is benadeeld, met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. Vervolgens ligt ter beoordeling voor of dit een en ander met het ten laste gelegde opzet is geschied.
2.1.5
Het hof heeft hiervoor in het algemeen stilgestaan bij zekere, aan in het onderhavige onderzoek beschikbare bronnenmateriaal verbonden aspecten, die het hof ertoe hebben gebracht in het geval van de beoordeling van de bruikbaarheid daarvan, daarbij een bijzondere behoedzaamheid te betrachten.
2.1.6
In de verdachte betreffende strafzaak komt daar nog bij, dat door de verdachte spaarzaam is verklaard. Naast het verslag van het op 7 november 2002 in het kader van het door de Inspectie voor de Gezondheidszorg gehouden onderzoek met de verdachte gevoerde gesprek (waarbij is gevoegd de door de verdachte schriftelijke reactie op de inhoud van dat verslag) bevindt zich bij de stukken in het dossier een proces-verbaal waarin door de verbalisanten is gerelateerd hetgeen door de verdachte is verklaard bij gelegenheid van haar verhoor op 4 april 2005. Waar het door de verdachte tijdens het voorbereidende onderzoek afgelegde verklaringen betreft is het bij die ene verklaring gebleven; de verdachte heeft ervoor gekozen geen gebruik te maken van haar recht om ter terechtzittingen in eerste aanleg en in hoger beroep aanwezig te zijn, zodat reeds daardoor zij niet als verdachte is gehoord naar aanleiding van de door de officier van justitie geformuleerde verwijten en —in hoger beroep— de door de rechtbank gegeven overwegingen en beslissingen in het vonnis waarvan beroep. Weliswaar is van de zijde van het openbaar ministerie gewezen op hetgeen door journalisten in de loop van de tijd uit de mond van de verdachte is opgetekend en gepubliceerd c.q. op de televisie is uitgezonden, zodat ook langs die weg kennis kan worden genomen van hetgeen door de verdachte als haar standpunten naar voren is gebracht, het hof waardeert deze bronnen voor de bewijslevering in de voorliggende strafzaak als van beperkte betekenis.
2.1.7
Het hof is van oordeel dat, rekening houdend met de hiervoor bedoelde behoedzaamheid met betrekking tot afgelegde verklaringen en met de beperkte betekenis van andere bronnen, in feitelijke zin voor bewezenverklaring in aanmerking komt dat zij
- —
Millecam heeft meegedeeld dat zij geen kanker ziet;
- —
tijdens ‘healings’ Millecam heeft ingedeeld bij een groep personen met als gemeenschappelijke noemer een bacteriële infectie en met Millecam te bellen dat Millecam was ingedeeld bij een groep met als gemeenschappelijke noemer een bacteriële infectie;
- —
niet heeft weersproken dat zij leed aan een bacteriële infectie waardoor verdachte wist, althans had moeten weten, dat Millecam werd gesterkt in haar opvatting dat zij niet lijdende was aan kanker;
- —
op Millecam ‘healings’ heeft toegepast zonder aan Millecam duidelijk te maken en/of haar mede te delen dat de effectiviteit en/of de diagnosticerende en/of genezende werking van deze ‘healings’ niet deugdelijk was aangetoond ten aanzien van de kwaal waaraan die Millecam leed en/of
- —
aan Millecam heeft meegedeeld de boodschap: ‘niet snijden’.
2.2. Ten aanzien van feit 1 primair (de zware mishandeling, de dood ten gevolge hebbend)
2.2.1
De vraag die in de eerste plaats ter beantwoording voorligt is of de hiervoor genoemde gedragingen, nalaten daaronder begrepen, leiden tot de conclusie dat de verdachte de zware mishandeling van Millecam heeft gepleegd, mede tengevolge waarvan Millecam is overleden, zoals onder 1 primair ten laste gelegd.
2.2.2
Zowel de advocaat-generaal als de verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat vrijspraak van het onder 3 primair ten laste gelegde dient te volgen, gelijk de rechtbank heeft beslist en de officieren van justitie hadden gevorderd.
2.2.3
Ook het hof komt tot het oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de haar onder 1 primair ten laste gelegde zware mishandeling met de dood ten gevolge. Het bepaalde in artikel 302 Sr (de zware mishandeling) vereist immers opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Dat opzet dient — al dan niet in voorwaardelijke vorm — ook op de aard van het letsel gericht te zijn geweest. Het opzet van de verdachte was naar het oordeel van het hof niet, ook niet in voorwaardelijke vorm, gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij Millecam. Van doelbewuste mishandeling noch van een willens en wetens aanvaarden van de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel is naar het oordeel van het hof sprake geweest. De enkele wetenschap bij de verdachte van de aanmerkelijke kans dat zwaar lichamelijk letsel zou intreden is daarvoor onvoldoende. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van feit 1, primair.
2.3. Ten aanzien van feit 1 subsidiair (de opzettelijke benadeling van de gezondheid van Millecam)
2.3.1
Vervolgens zal het hof dienen te beoordelen of de verdachte door te handelen en/of na te laten zoals hiervoor weergegeven, opzettelijk de gezondheid van Millecam heeft benadeeld. In dit kader is in de eerste plaats van belang of de verdachte de voor haar geldende zorgplicht heeft geschonden
2.3.2
De verdachte heeft in de uitoefening van haar beroep als genezend medium met betrekking tot Millecam handelingen verricht op het gebied van de gezondheidszorg. Dit betekent voor de beoordeling van de aan de verdachte verweten gedragingen dat de strafrechtelijke normering en duiding daarvan mede wordt ingevuld door hetgeen buiten het Wetboek van Strafrecht is geregeld.
2.3.3
Hierbij is de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) van belang. In het verleden bestond een integraal verbod op uitoefening van de geneeskunst door personen die daartoe niet uitdrukkelijk bevoegd waren verklaard (kort gezegd: niet-artsen). Hier stond tegenover dat in de maatschappij steeds meer behoefte ontstond aan het aanbieden en volgen van ook andere, niet-regulier medische behandelingen.
De wetgever is aan deze behoefte tegemoet gekomen door met invoering van de Wet BIG vanaf 1995 het verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg vrij te geven. Hierop bestaan enkele uitzonderingen: sommige handelingen, zoals het geven van injecties en het verrichten van operaties, zijn nog steeds voorbehouden aan bepaalde beroepsgroepen.
Uitgangspunt van de Wet BIG is dat aan de patiënt de vrijheid toekomt in de keuze tot welke zorgverlener hij zich in verband met zijn gezondheid wil wenden; dat kan een arts zijn die zich ook op het niet-reguliere medische vlak beweegt, maar ook bijvoorbeeld een alternatief genezer, die niet als arts of anderszins is opgeleid.
2.3.4
Het hof heeft deze, in de wet verankerde, vergaande keuzevrijheid van de patiënt eerder in het kader van de aan de strafzaak voorafgegane beklagprocedure gegeven beschikking geformuleerd als volgt:
De Wet BIG geeft eenieder de vrijheid om ten behoeve van de bestrijding van zijn of haar medische klachten raad en bijstand te zoeken bij degene van wie hij of zij adequate gezondheidszorg verwacht, ongeacht of die zorg gestoeld is op ‘evidence based medicine’ (‘reguliere’ medische wetenschap), dan wel op alternatieve methoden van tot genezing, verlichting of begeleiding strekkend handelen. Binnen de door de wet getrokken grenzen mag aan de hulpzoekende voor zover verantwoord door eenieder alternatieve zorg worden geboden ter bestrijding of verlichting van de kwaal waarvoor een hulpvraag is geformuleerd.
2.3.5
In artikel 1, lid 1, Wet BIG is bepaald, dat onder handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg worden verstaan de handelingen op het gebied van de geneeskunst en alle andere verrichtingen — het onderzoeken en het geven van raad daaronder begrepen —, rechtstreeks betrekking hebbende op een persoon en ertoe strekkende diens gezondheid te bevorderen of te bewaken.
In artikel 1, lid 2, van de Wet BIG is bepaald, dat onder handelingen op het gebied van de geneeskunst wordt verstaan (voor zover in deze zaak van belang) alle verrichtingen — het onderzoeken en het geven van raad daaronder begrepen —, rechtstreeks betrekking hebbende op een persoon en ertoe strekkende hem van een ziekte te genezen, hem voor het ontstaan van een ziekte te behoeden of zijn gezondheidstoestand te beoordelen.
2.3.6
Dat het verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg door de wetgever is vrijgegeven, betekent echter niet dat het verrichten van deze handelingen voor degene die deze verricht, de zorgverlener, ook vrijblijvend is. Het hof zal hierna in dit arrest aan dit aspect nadere overwegingen wijden.
2.3.7
In artikel 3 Wet BIG is bepaald, dat personen met bepaalde beroepen in de gezondheidszorg — waaronder het beroep van arts — in een register kunnen worden ingeschreven. Op hen is artikel 40 Wet BIG van toepassing waarin is bepaald — kort gezegd — dat zij hun beroepsuitoefening zo dienen te organiseren dat een en ander leidt of redelijkerwijze moet leiden tot verantwoorde zorg.
De verdachte was evenwel geen arts en mitsdien niet ingeschreven in het BIG-register. Dit betekent dat haar handelen niet valt onder het bereik van de laatstbedoelde bepaling en evenmin is haar handelen onderworpen aan het medisch tuchtrecht.
2.3.8
Wel is artikel 96 van deze wet voor de normering van door de verdachte als alternatief genezer gegeven raad en verleende bijstand van betekenis. Ingevolge deze bepaling handelt zij strafwaardig in het geval waarin zij bij het verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg buiten noodzaak schade of een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van een ander veroorzaakt. Indien komt vast te staan dat zij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij schade zou veroorzaken, begaat zij ingevolge het tweede lid van deze bepaling een misdrijf.
2.3.9
Voorts is de inhoud van de regeling in boek 7, vijfde afdeling, van het Burgerlijk Wetboek (BW), de Overeenkomst inzake geneeskundige behandeling (WGBO) met het oog op het strafrechtelijk onderzoek naar de normering van betekenis.
Deze regeling stelt — kort gezegd — dwingende (minimum)eisen aan de inhoud die door de hulpverlener en de patiënt aan de behandelingsrelatie wordt gegeven.
De bepalingen van deze regeling zijn niet alleen van toepassing op artsen maar op eenieder die geneeskundige handelingen verricht in de uitoefening van een geneeskundig beroep of bedrijf en zien op handelingen op het gebied van de geneeskunst, rechtstreeks betrekking hebbend op de persoon van de opdrachtgever (de patiënt).
2.3.10
Handelingen op het gebied van de geneeskunst zijn onder meer (art. 7:446 BW): verrichtingen, het onderzoeken en geven van raad daaronder begrepen, rechtstreeks betrekking hebbende op een persoon en ertoe strekkende hem van een ziekte te genezen, hem voor het ontstaan van een ziekte te behoeden of zijn gezondheidstoestand te beoordelen.
2.3.11
Het hof ontleent aan een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel dat de verdachte directeur en enig aandeelhouder is van de onderneming [bedrijf] Deze vennootschap drijft sinds de maand april van 1996 een onderneming, waarvan de omschrijving luidt: ‘het organiseren van healings; het verzorgen en begeleiden van presentaties, het geven van lezingen mede ten behoeve van de media; het ontwikkelen, produceren en verkopen van aan de healing gerelateerde produkten; het ondersteunen, verrichten en doen uitvoeren van onderzoek naar de resultaten van healings; het opzetten, initiëren, organiseren en participeren in projecten ten behoeve van de medemens’.
2.3.12
De verdachte heeft in de ten laste gelegde periode regelmatig bijeenkomsten belegd in Tiel, waar men tegen betaling van een toegangsprijs zogeheten — door de verdachte geleide — healings kon bijwonen. Ook Millecam en personen namens haar zijn daarbij aanwezig geweest. Er is derhalve sprake van beroeps- of bedrijfsmatig handelen van de verdachte.
Millecam heeft de verdachte in het voorjaar van 2000 gevraagd naar de borst te kijken, hetgeen de verdachte heeft gedaan en waarbij haar hand naar de borst werd geleid. De verdachte heeft getracht via de telefoon en door handoplegging de pijn te bestrijden, Millecam adviezen gegeven (onder meer ‘niet snijden’), mededelingen gedaan over wat zij zag als oorzaak van de ziekte waaraan Millecam leed en zij is betrokken — en deels ook aanwezig — geweest bij de behandeling door de (alternatief werkende) arts [naam internist]. Zij heeft gedurende een consult van [naam internist] opmerkingen gemaakt over de voor te schrijven medicijnen/middelen. Het hof waardeert dit als onderzoek, het geven van raad en verrichtingen, ertoe strekkende haar van een ziekte te genezen of haar gezondheidstoestand te beoordelen. Daarmee is sprake van handelingen op het gebied van de geneeskunst.
De verdachte heeft gelet op het voorgaande, in samenhang bezien, in een geneeskundige behandelingsrelatie gestaan tot Millecam.
Aan het voorgaande doet niet af dat uit het dossier blijkt dat er (ook) sprake is geweest van vriendschappelijk contact tussen de verdachte en Millecam. De raadsman heeft betwist dat de relatie meer zou behelzen dan vriendschap en daarbij onder meer gewezen op het gegeven dat de verdachte nooit rekeningen aan Sylvia Millecam heeft gestuurd. Gelet op de handelingen van de verdachte zoals hiervoor beschreven, die bovendien geheel binnen de gebruikelijke praktijkvoering van de verdachte pasten, kenmerkt het hof de relatie echter als een geneeskundige behandelingsovereenkomst. Deze overeenkomst heeft wellicht bestaan tussen partijen die ook een vriendschappelijke relatie hebben onderhouden, dat brengt evenwel geen verandering in de kwalificatie van de overeenkomst tussen hen beiden en aan de eisen die daardoor aan de verdachte kunnen worden gesteld.
2.3.13
In artikel 7:453 BW is bepaald dat de hulpverlener de zorg van een goed hulpverlener in acht moet nemen en moet handelen volgens de professionele standaard. De professionele standaard omvat de medisch-professionele standaard — betreffende het medisch handelen volgens de inzichten van de medische wetenschap en ervaring — en andere aspecten zoals het voldoen aan de rechten van de patiënt en aan andere maatschappelijke normen en wettelijke regelingen.
2.3.14
In de WGBO is voorts een aantal rechten van de patiënt opgenomen. Voor de onderhavige strafzaak is het in artikel 7:448 BW geregelde recht van de patiënt op door de hulpverlener te verstrekken informatie in het bijzonder van betekenis.
In deze bepaling is het beginsel van de zogenoemde ‘geïnformeerde toestemming’ (ook wel ‘informed consent’ genoemd) nader uitgewerkt. De hulpverlener is verplicht de patiënt duidelijk te informeren over het ziektebeeld, de mogelijkheden voor en de risico's van de behandeling als ook de mogelijke andere behandelingen. Op grond van deze wettelijke regeling kan een geneeskundige behandeling slechts plaatsvinden na toestemming van de patiënt.
2.3.15
Wanneer de gedragingen van de verdachte worden getoetst aan de in deze twee laatstbedoelde bepalingen vervatte normering — handelen overeenkomstig de professionele standaard, en het recht op informatieverstrekking door de hulpverlener — is het resultaat daarvan, gelet op de vorm en inhoud van de door de verdachte geboden hulpverlening —het ontvangen en uitspreken van boodschappen uit ‘de andere wereld’ dankzij de door de verdachte geformuleerde gave van het heldervoelend kunnen zien, weten en horen— evenwel nagenoeg zonder betekenis.
2.3.16
De inhoud van het zorgverlenerschap van de verdachte als genezend medium heeft bestaan in het ten overstaan van Millecam uitspreken van naar haar zeggen uit ‘de andere wereld’ ontvangen boodschappen, hetgeen zij heeft kunnen doen dankzij de door de verdachte aan zichzelf toegeschreven gaven van het heldervoelend kunnen zien, weten en horen. Deze volgens de verdachte ontvangen en door haar geformuleerde boodschappen —die (ook) zijn gegoten in het vat van het advies— hebben onmiskenbaar (ook) betrekking gehad op de ernstige ziekte waaraan Millecam leed, als ook op de behandeling daarvan. Derhalve heeft de verdachte zich als leek ook begeven op het terrein waar bij uitstek de reguliere arts deskundig is.
2.3.17
Ook dergelijk zorgverlenerschap is door de Wet BIG aanvaard, met dien verstande dat de uitoefening daarvan in het geval van (een aanmerkelijke kans op) het toebrengen van schade aan de gezondheid van een ander wordt begrensd door de wet, te weten door artikel 96 van de Wet BIG en overigens door in het Wetboek van Strafrecht opgenomen bepalingen die zien op verwijtbaar (culpoos of doleus) veroorzaken van lichamelijk letsel en de dood van een ander.
2.4. De toetsing
2.4.1
Het strafrechtelijke verwijt dat volgens de mening van de advocaat-generaal aan de verdachte moet worden gemaakt houdt in dat zij door haar gedragingen opzettelijk de gezondheid van Millecam heeft benadeeld.
2.4.2.
Het hof heeft eerder in dit arrest overwogen dat de Wet BIG in beginsel niet aan de toelaatbaarheid van de door de verdachte als genezend medium aan Millecam gegeven raad en verleende bijstand in de weg staat. De keuzevrijheid van Millecam als patiënte, zoals die in het systeem van die wet besloten ligt, betekent echter niet dat het een en ander door de verdachte vrijblijvend kon worden verricht.
2.4.3
Op de schouders van de verdachte als zorgverlener heeft een zorgplicht gerust.
Waar het gaat om de inhoud en de omvang daarvan stelt het hof voorop, dat deze niet identiek is aan de zorgplicht zoals die heeft bestaan voor de artsen die door het hof gelijktijdig met de verdachte zijn berecht. Zoals hiervoor door het hof is vastgesteld geldt de in artikel 40 van de Wet BIG verankerde kwaliteitsnorm niet voor de verdachte, die immers geen arts is.
Nu ook overigens geen bijzondere professionele standaard geldt voor hen, die als genezend medium hun gaven aan de medemens dienstbaar maken, heeft voor de verdachte in elk geval als (onder)grens te gelden dat door haar niet verwijtbaar schade wordt toegebracht aan de gezondheid van de ander.
2.4.4
Het hof onderstreept in dit verband dat de door de verdachte aan zichzelf toegedichte expertise — genezend medium — in het geheel niet is gegrond op enige gebleken medische kennis van zaken. Dit betekent dat zij zich door de vorm en inhoud van de door haar aan Millecam gegeven raad en verleende bijstand als (volkomen) leek heeft begeven op het terrein van de individuele gezondheidszorg. Dit maakt haar handelen risicovol, omdat — gelet in het bijzonder op de levensbedreigende en progressieve aard van de ziekte waarvan zij wist dat die bij Millecam door reguliere artsen was vastgesteld — de kans op ontstaan van schade door een onjuiste behandeling of het uitblijven van een behandeling aanzienlijk was. Risicovol voor het ontstaan van nadeel voor de gezondheid van Millecam, omdat Millecam ervoor heeft gekozen zich met het oog op haar ziekte en gezondheid (ook) te verlaten op de raad en bijstand van de verdachte, een volkomen leek. Risicovol voor de verdachte, omdat de kans zeer aanzienlijk is dat zij door haar raad en bijstand, aan Millecam gegeven en verleend op een terrein waar zij in het geheel niet beschikt over de nodige kennis van zaken, de gezondheid van Millecam benadeelt en daarvoor aansprakelijk kan worden gehouden.
2.4.5
Het hof overweegt echter voorts, dat door de verdediging is gesteld dat de verdachte Millecam nimmer van artsen heeft afgehouden en dat de verdachte haar juist naar artsen heeft (door)gestuurd. Het hof stelt vast, dat door getuigen is verklaard dat de verdachte zich altijd op het standpunt stelt dat de reguliere arts niet moet worden uitgesloten en dat, indien de klachten verergeren, een arts moet worden geraadpleegd. Dit standpunt vindt verankering in de achterzijde van — naar het hof begrijpt: door de verdachte ‘ingestraalde’— kaartjes die door haar plegen te worden verstrekt. Daarop is te lezen dat bij verergering van klachten een arts moet worden geraadpleegd. Niet kan worden uitgesloten dat Millecam deze te lezen heeft gekregen.
2.4.6
Vastgesteld kan worden dat Millecam in de periode waarin zij adviezen en bijstand van de verdachte ontving, voortdurend onder behandeling van artsen is geweest en dat haar bezoeken aan de artsen [naam internist] en [naam arts] op instigatie van de verdachte hebben plaatsgevonden.
2.4.7
Gelet op de inhoud en strekking van de Wet BIG heeft het volgende te gelden.
In het geval waarin de door een op medisch gebied niet-deskundige zorgverlener — zoals de verdachte — gegeven adviezen en bijstand zodanig zijn dat deze op zichzelf beschouwd een (gevaar voor) schade aan de gezondheid van een ander opleveren, doch deze zorgverlener die bijstand en adviezen vergezeld heeft doen gaan van het advies (ook) een arts te bezoeken, zal — in het geval dat de patiënt dat advies metterdaad heeft opgevolgd — van een zodanig grove schending van de hiervoor bedoelde zorgplicht, dat daardoor die zorgverlener niet slechts een schuldverwijt treft, doch het verwijt opzettelijk de gezondheid te hebben benadeeld, slechts in een uitzonderlijk geval sprake zijn.
Een arts (waarnaar de niet-deskundige zorgverlener heeft doorverwezen) zal immers in het algemeen, als bij uitstek medisch deskundig zorgverlener, geacht kunnen worden de patiënt voor de mogelijke schadelijke gevolgen van die adviezen en bijstand te behoeden. Dit zou mogelijk anders zijn indien de aard en inhoud van die adviezen en bijstand, dan wel de wijze waarop die door de (op medisch gebied niet deskundige) zorgverlener zijn gegeven, zodanig waren dat deze bij opvolging daarvan reeds op zichzelf genomen de gezondheid schaden, dan wel door de inhoud van die adviezen van een bezoek aan een arts feitelijk niets meer mocht worden verwacht. Het hof is van oordeel dat, ook al zou het zo zijn dat moet worden aangenomen dat de verdachte een grote invloed op Millecam heeft gehad, een uitzonderlijk geval als hiervoor bedoeld zich in casu niet heeft voorgedaan.
2.4.8
Het voorgaande brengt het hof tot het oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte met haar handelen en nalaten opzettelijk de gezondheid van Millecam heeft benadeeld, zodat de verdachte zal worden vrijgesproken, ook van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde.
2.5. Ten aanzien van feit 2 (het opzettelijk brengen of laten van Millecam in een hulpeloze toestand)
2.5.1
De advocaat-generaal heeft, zakelijk weergegeven, gesteld dat de verdachte door het gerechtshof moet worden veroordeeld voor het in hulpeloze toestand brengen en/of laten van Millecam, met zwaar lichamelijk letsel dan wel de dood ten gevolge, een en ander als bedoeld in artikel 255, in verband met artikel 257 Sr. Zij heeft daartoe aangevoerd dat tussen de verdachte en Millecam een behandelingsovereenkomst als bedoeld in de WGBO (artikel 7:446 Burgerlijk Wetboek) heeft bestaan, op grond waarvan de verdachte verplicht was Millecam verpleging althans verzorging te geven. Voorts heeft zij gemotiveerd gesteld dat de verdachte Millecam in een hulpeloze toestand heeft gebracht of gelaten, nu Millecam door toedoen van de verdachte geen helder inzicht had in de situatie, noch in de mogelijke gevolgen, en de verdachte haar niet de noodzakelijke zorg heeft verleend.
2.5.2
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken, omdat ten aanzien van Millecam niet is gebleken dat zij in een hulpeloze toestand heeft verkeerd noch van het bestaan hebben van een situatie van haar verlaten of achterlaten, aldus de raadsman.
2.5.3
Het hof overweegt als volgt.
2.5.4
Art. 255 Sr luidt: ‘Hij die opzettelijk iemand tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging hij krachtens wet of overeenkomst verplicht is, in een hulpeloze toestand brengt of laat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.’
2.5.5
2.5.6
Het hof stelt vast dat tussen de verdachte en Millecam een behandelingsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:446 BW heeft bestaan. Op grond van het bepaalde in artikel 40 van de Wet BIG bestond er voor de verdachte een gehoudenheid tot het verlenen van verpleging, dan wel verzorging, opgevat in de zin van een medische behandeling. De verdachte was dan ook krachtens wet of overeenkomst tot verpleging/verzorging van Millecam gehouden.
2.5.7
Uit de wetsgeschiedenis bij artikel 255 Sr (en het daarmee samenhangende 450 Sr) blijkt dat sprake is van hulpbehoevendheid wanneer er gevaar bestaat voor het leven of de gezondheid van een persoon, terwijl de hulpbehoevende zichzelf niet redden kan. ‘Slechts waar men (…) tot verzorging verpligt was en het verzaken van dien pligt den hulpbehoevende in gevaar brengt, heeft de staat het regt, daartegen straf te bedreigen.2.’
Wettekst noch wetsgeschiedenis geven aan de termen ‘hulpeloze toestand’ een andere betekenis dan die naar algemeen spraakgebruik.
2.5.8
In de literatuur wordt het in gevaar brengen van een hulpbehoevende uitgelegd als een gevaar voor het leven of de gezondheid, in verband staande met het feit dat de persoon die er door bedreigd wordt zich zelf niet redden kan, van nature of door de omstandigheden werkelijk hulp in de vorm van onderhoud, verpleging of verzorging behoeft en zich zelf die niet kan verschaffen.3.
2.5.9
Het hof ontleent aan jurisprudentie dat personen zijn aangemerkt als hulpbehoevend op grond van hun leeftijd ((jonge) kinderen), dan wel door inname van medicatie (in casu een grote dosis morfine).4. Ook is een geval bekend waarin een persoon vanwege haar slechte gezondheid niet in staat was zelfstandig het huis te verlaten, op grond waarvan zij als hulpbehoevend is aangemerkt.5.
2.5.10
Het hof dient daarom de vraag te beantwoorden of bij Millecam in de ten laste gelegde periode sprake is geweest van hulpbehoevendheid in de door de wetgever bedoelde zin. Het hof is — met de rechtbank — van oordeel dat van hulpbehoevendheid in de door de wetgever bedoelde zin in het geval van Millecam geen sprake is geweest. Dat Millecam, lijdende aan een levensbedreigende ziekte, behandeling door deskundigen nodig had, staat buiten kijf. De vraag is evenwel, of zij zichzelf die hulp niet kon verschaffen gedurende de periode(s) dat zij bij de verdachte onder behandeling was. Onderzocht dient te worden of is gebleken of Millecam gedurende die periode(s) in staat was zich alsnog onder reguliere medische behandeling te stellen. Het hof overweegt daarbij dat — anders dan de advocaat-generaal heeft aangevoerd — het ontbreken van een volledig en helder inzicht in de situatie niet de onmogelijkheid van het zichzelf verschaffen van hulp in de werkelijke zin met zich brengt. Het bemoeilijkt wellicht het maken van een verantwoorde keuze, maar maakt deze niet onmogelijk. Het hof wijst daarbij op de bezoeken die zij ook tijdens de behandelingen door de verdachte nog aan (regulier werkende) artsen heeft gebracht en voorts op de door Millecam gebruikte bewoordingen in de door haar aan dr. [naam oncologisch chirurg 2] verzonden brief (‘ik ben mij bewust van het feit dat ik een keuze heb gemaakt die niet de uwe zou zijn geweest’) en de woorden die zij volgens de door de als getuige gehoorde huisarts [naam huisarts 2] ten overstaan van hem heeft gesproken, in zijn herinnering:‘dan heb ik de verkeerde keuze gemaakt.’ In het bijzonder hieruit blijkt, dat Millecam met betrekking tot de richting en vorm van de behandeling van haar ziekte de mogelijkheid tot het maken van keuzes heeft onderkend en ook heeft benut. Dat er aanknopingspunten bestaan voor de opvatting dat de keuzes van Millecam meer op emotie en minder op gezond verstand zijn gemaakt doet aan hetgeen hiervoor door het hof is overwogen niet af.
2.5.11
Van een persoon die zichzelf niet redden kon, is dan ook geen sprake geweest. Dat zo zijnde kan de hulpbehoevendheid niet worden bewezen en dient de verdachte reeds om die reden van dit feit te worden vrijgesproken, zodat de vraag of de verdachte opzet heeft gehad op het in hulpeloze toestand brengen of laten van Millecam geen bespreking behoeft.
2.5.12
Het voorgaande betekent dat de verdachte ook van het onder feit 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het achtereenvolgens onder 1 primair en subsidiair, en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de vijfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Veldhuisen, mr. R.P.P. Hoekstra en mr. C.N. Dalebout, in tegenwoordigheid van mr. S.G.J. Berk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 december 2010.
De griffier is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 16‑12‑2010
Smidt, Geschiedenis van het Wetboek van Strafrecht, tweede deel,p.360 e.v. en derde deel,p.261 e.v.
Noyon, Langemeijer, Remmelink, aantekening 5 bij artikel 255 Sr
Rechtbank Breda 24 april 2009, LJN BI2086, Gerechtshof Leeuwarden 5 november 2003, LJN AN7321, HR 13 januari 2004, LJN AN9177, Gerechtshof 's‑Gravenhage 24 januari 2006, LJN AV4508 en Gerechtshof 's‑Gravenhage 29 januari 2010, LJN BM6869
Rechtbank Dordrecht 11 december 2003, LJN AO2211