Einde inhoudsopgave
Derdenbeslag (BPP nr. I) 2003/6.4.3.1
6.4.3.1 Enige algemene aspecten
Mr. L.P. Broekveldt, datum 31-03-2003
- Datum
31-03-2003
- Auteur
Mr. L.P. Broekveldt
- JCDI
JCDI:ADS398105:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Dat is gebeurd bij wet van 7 juli 1994 (Stb. 570) tot herziening van het procesrecht in zaken van personen- en familierecht; zie daarover Schaafsma-BeversluisfKeijser, Het nieuwe personen- en familieprocesrecht, 1995, p. 32 e.v.
Zie daarvoor ParL Gesch. Wijz. Rv, p. 352-356; zie ook Jansen, Executie- en beslagrecht, 1990, p. 360 e.v.
Zie daarover in het algemeen Kluwer Rv (Stein/Van Mierlo), aant. bij de art. 768-770c; J. van der Lee, Maritaal beslag, 1997; Oudelaar, Recht halen, 2000, § 141-* 144, p. 158-160; Hugenholtz/ Heemskerk, Hoofdlijnen, 2002, nr. 254; Stein/Rueb, Compendium, 2002, p. 367-368i; zie voorts H. Stein, 'Maritaal beslag: het blijft tobben', Adv.bl. 1995 (afl. 8), p. 342-343; H.A. Stein, Beslag en executie, 2002, § 64, p. 104.
De hier verder ook nog genoemde maritale maatregelen die met verlof van de voorzieningenrechter getroffen kunnen worden, zoals 'verzegeling, boedelbeschrijving en waardering van goederen der gemeenschap', komen in de praktijk weinig voor.
In deze zin ook Van Mourik/Verstappen, Handboek voor het Nederlands vermogensrecht bij echtscheiding 1997, p. 261; Hugenholtz/Heemskerk, Hoofdlijnen, 2002, nr. 254; Snijders/Ynzonides/ Meijer, 2002, nr. 448; anders: Jansen, Executie- en beslagrecht, 1990, p. 370; J. van der Lee, Maritaal beslag, 1997, p. 30-31; Stein/Rueb, Compendium, 2002, p. 368.
De 'geregistreerde of vroegere geregistreerde partners' zullen in deze paragraaf niet telkens uitdrukkelijk worden vermeld. Deze nieuwe 'huwelijksvorm' is ingevoerd bij wet van 17 december 1997 (Stb. 660); vgl. de art. 1:80a-80e.
Zie daarover ook]. van der Lee, Maritaal beslag, 1997, p. 29-30; Oudelaar, Recht halen, 2000, § 144, p. 159-160; Stein/Rueb, Compendium, 2002, p. 368; zie over 'beslag en gemeenschap' verder 93.2 (nr. 530).
Zie aldus Pari. Gesch. Wijz. Rv, p. 334; zie voorts Kluwer Rv (Stein/Van Mierlo), aant. 3 en 6 bij art. 733, en aant. 2 bij art. 768; Oudelaar, Recht halen, 2000, § 135, p. 152-153; Stein/Rueb, Compendium, 2002, p. 368; mogelijk anders: H.A. Stein, Beslag en executie, 2002, § 64, p. 104 (die spreekt van een mogelijke 'onduidelijkheid').
Het zal dus niet gelegd kunnen worden bij gemeenschappen die bij huwelijkse voorwaarden in het leven worden geroepen, zoals de gemeenschap van vruchten en inkomsten (art. 1:123-127), de gemeenschap van winst en verlies (art. 1:128) en het deelgenootschap (art. 1:129), aangezien deze gemeenschappen niet wettelijk worden ontbonden; zie daarover in verschillende zin]. van der Lee, Maritaal beslag, 1997, p. 12-13; Van Mourik/Verstappen, Handboek voor het Nederlands vermogensrecht bij echtscheiding, 1997, p. 261; Hugenholtz/Heemskerk, Hoofdlijnen, 2002, nr. 254; Stein/Rueb, Compendium, 2002, p. 367.
Zie aldus Stein/Rueb, Compendium, 2002, p. 367.
Zie daarover ook]. van der Lee, Maritaal beslag, 1997, p. 25-26; Stein/Rueb, Compendium, 2002, p. 367; T&C Rv (jongbloed), 2002, aant. 1 bij art. 769 lid 1.
Inleiding en karakter
430. Sedert 1 april 1995 heeft het conservatoir mantaal beslag - waaronder ook het derdenbeslag - zijn regeling gevonden in de art. 768-770c.1 Deze bepalingen vervingen weer de art. 808a-808h, zoals die met ingang van 1 januari 1992 - derhalve slechts een korte tijd - hadden gegolden.2 Vóór januari 1992 was het conservatoir maritaal beslag geregeld in de art. 808a-808j (oud). Deze wettelijke regelingen, die op onderdelen soms vrij wezenlijk van elkaar verschilden, bevatten alle een bepaling waarin ook het maritaal derdenbeslag afzonderlijk was (en is) geregeld (zie verder § 6.43.3). Aangezien maritaal beslag gelegd kan worden op alle tot de gemeenschap behorende goederen, komt dit beslag in beginsel voor in alle soorten waarin ook conservatoir verhaalsbeslag gelegd kan worden (art. 769 lid 1). De in deze paragraaf te maken algemene opmerkingen gelden derhalve voor alle soorten conservatoire maritale beslagen, behoudens wanneer, zoals bij derdenbeslag (art. 770), specifieke regels voor een bepaalde beslagsoort zijn voorgeschreven.
In art. 768 lid 1 is, voorzover hier van belang, bepaald, in welke gevallen conservatoir maritaal beslag3 kan worden gelegd:
'Indien echtgenoten of gewezen echtgenoten dan wel geregistreerde partners of vroegere geregistreerde partners gehuwd onderscheidenlijk als partners geregistreerd zijn of waren in een gemeenschap van goederen, kan ieder van hen de voorzieningenrechter van de rechtbank verzoeken hem verlof te verlenen (...)4 tot het leggen van conservatoir beslag op goederen der gemeenschap.'
Hiermee is de reikwijdte van maritaal beslag bepaald en tevens beperkt. Deze vorm van beslag heeft uitsluitend een bewarend ('conservatoir') karakter, aangezien het naar zijn aard niet strekt tot verhaal van een geldvordering en evenmin tot afgifte of levering van een roerende zaak of goed. Om deze redenen zal een gelegd maritaal beslag ook niet van rechtswege vervallen in geval van faillissement, toepassing schuld-saneringsregeling of aan de beslagdebiteur verleende surseance van betaling.5Mantaal beslag heeft dus ook geen tegenhanger in de regeling van executoriaal beslag. De bij maritaal beslag overigens wel in te stellen 'eis in de hoofdzaak', zal echter niet leiden tot verkrijging van een veroordeling als bedoeld in art. 704 lid 1. Deze bepaling is ingevolge art. 770b lid 3 dan ook niet van overeenkomstige toepassing.
Toepassingsgebied maritaal beslag
431. Naar ook volgt uit het hiervoor (nr. 302) geciteerde eerste lid van art. 768, speelt maritaal beslag zich af tussen echtgenoten of gewezen echtgenoten6, die bovendien in een gemeenschap van goederen als bedoeld in art. 1:93 zijn of waren gehuwd. Beslaglegger en beslagdebiteur zijn derhalve steeds de (gewezen) echtgenoten. Bij maritaal beslag zijn dan ook alleen dán derden betrokken, wanneer het gelegd wordt in de vorm van derdenbeslag (art. 770), dan wel wanneer een derde, zoals bijv. een pandhouder of cessionaris, meent een eigen en zelfstandig recht te hebben op door de ene echtgenoot ten laste van de andere echtgenoot in beslag genomen goederen van de gemeenschap. Daarnaast zullen (gewezen) echtgenoten bij maritaal beslag ook geconfronteerd kunnen worden met schuldeisers, die voor een geldvordering conservatoir of executoriaal verhaalsbeslag leggen op reeds onder het maritale beslag vallende goederen van de gemeenschap. Wanneer zo'n schuldeiser verhaal zoekt voor een vordering die in de gemeenschap valt (art. 1:95 lid 1), gaat zijn beslag vóór het uitsluitend 'bewarende' maritale beslag.7 Om dezelfde reden zal ook de curator in het faillissement of een daarmee vergelijkbare toestand van een der echtgenoten zich niets gelegen behoeven te laten liggen aan een voordien gelegd maritaal beslag. De curator of bewindvoerder zal het beslagen gemeenschapsgoed immers desondanks te gelde kunnen maken en de opbrengst verdelen onder de gemeenschapscrediteuren.
Doel en strekking van maritaal beslag is dan ook met name om, in geval van geschil tussen de (gewezen) echtgenoten, de goederen van de gemeenschap waarin zij zijn (of waren) gehuwd, te behoeden ('bewaren') tegen vervreemding of bezwaring door één van hen, zulks met het oog op de uiteindelijke verdeling van de te ontbinden of reeds ontbonden gemeenschap van goederen. Ingevolge art. 1:99 lid 1 wordt de gemeenschap ontbonden (i) door het eindigen van het huwelijk; (ii) door scheiding van tafel en bed; (iii) door een beschikking die een gemeenschap opheft en (iv) door opheffing bij latere huwelijkse voorwaarden. Blijkens het hiervoor (nr. 430) reeds geciteerde eerste lid van art. 768 gaat het bij maritaal beslag om de onder (i), (ii) en (iii) genoemde gevallen van ontbinding van de gemeenschap, waarbij opmerking verdient dat geval (iii) - opheffing van de gemeenschap bij beschikking (art. 1:109 e.v.) - in de praktijk weinig voorkomt. Ook wanneer een gemeenschap reeds Is ontbonden (bijv. door echtscheiding) kan, zolang de verdeling nog niet is geëffectueerd, maritaal beslag worden gelegd: art. 768 lid 1 spreekt immers ook van gewezen echtgenoten. Uit een en ander volgt tevens dat het maritaal beslag wezenlijk verschilt van het in art. 733 geregelde deelgenotenbeslag: dat strekt immers alleen tot bewaring van een recht op levering van bepaalde goederen die de ene deelgenoot van de andere deelgenoot 'hoopt toegedeeld te krijgen' (zie daarover ook § 9.33.2, met name nr. 538).8
Soorten van maritaal beslag
432. De wettelijke algehele gemeenschap van goederen (art. 1:93) - ter beveiliging van welke gemeenschap maritaal beslag in beginsel alleen gelegd kan worden9 omvat ingevolge art. 1:94 lid 1 voorzover hier van belang,
'alle tegenwoordige en toekomstige goederen der echtgenoten.'
Reeds hieruit volgt dat al deze 'goederen' (art. 3:1) ook voor maritaal beslag vatbaar zijn. In de praktijk zal het echter voornamelijk gaan om roerende en/of onroerende zaken, aandelen of effecten op naam, en vorderingen op derden, derhalve om goederen waarop in de regel alleen verhaalsbeslag wordt gelegd. Ingevolge art. 769 lid 1 zijn dan ook op maritaal beslag - ook al is dat uitdrukkelijk géén verhaalsbeslag voorzover hier van belang,
'de bepalingen betreffende conservatoir beslag tot verhaal van een geldvordering van overeenkomstige toepassing (...)'
Uit een en ander volgt tevens dat, zoals hiervoor (nr. 430) ook reeds is aangestipt, maritaal beslag niet gelegd kan worden tot afgifte van roerende zaken of levering van goederen op naam (art. 730 e.v.). Aangezien maritaal beslag zich alleen afspeelt tussen (gewezen) echtgenoten, en uitsluitend betrekking heeft op goederen die tot de gemeenschap behoren, is ook niet goed denkbaar dat de ene echtgenoot (A) jegens de andere (B) beslag tot afgifte van zaken of levering van goederen zou kunnen leggen: dat zou immers betekenen dat (A) zich als eigenaar van of persoonlijk gerechtigde tot zo'n goed zou beschouwen, zodat dat goed juist niet in de verdeling van de (ontbonden) gemeenschap betrokken zou moeten worden. Wat echter wél denkbaar is, is dat een derde tot afgifte of levering van zodanig goed jegens (B) - en daarmee jegens de (ontbonden) gemeenschap - is gehouden, zodat (A) op de betreffende vordering ten laste van (B) onder die derde maritaal derdenbeslag zou kunnen leggen.
Het gaat in dit voorbeeld om een vordering die van de zijde van (B) in de gemeenschap is gevallen, zodat deze overeenkomstig het bepaalde in art. 1:97 lid 1 onder zijn bestuur staat. De echtgenoot onder wiens bestuur een bepaald goed van de gemeenschap staat, is ingevolge art. 1:90 lid 2 bevoegd om, met uitsluiting van de andere echtgenoot, met betrekking tot dat goed - in de woorden van PA. Stein10 -
'handelingen (te verrichten), waardoor een vermogensrechtelijke benadeling van de andere echtgenoot optreedt.'
De risico's die deze vergaande bestuursbevoegdheid met zich meebrengt, kunnen echter, door - tijdig - maritaal beslag te leggen, in beginsel worden voorkomen. Nádat beslag is gelegd, is (B) - de echtgenoot/beslagdebiteur - immers niet meer bevoegd om ten nadele van (A) - de echtgenoot beslaglegger - over de onder zijn bestuur staande goederen in voormelde zin te beschikken. De blokkerende werking van beslag (zoals neergelegd in de art. 453a, 474e, 475h en 505 lid 2, welke bepalingen van overeenkomstige toepassing zijn op de daarmee overeenkomende conservatoire beslagen), geldt immers via art. 769 lid 1 evenzeer voor maritaal beslag.11