Verdrag tot het vaststellen van enige eenvormige regelen betreffende hulp en berging
Artikel 16
Geldend
Geldend vanaf 01-03-1913
- Bronpublicatie:
23-09-1910, Stb. 1913, 75 (uitgifte: 28-02-1913, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-03-1913
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-09-1910, Stb. 1913, 75 (uitgifte: 28-02-1913, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Elke der hooge verdragsluitende partijen zal bevoegd zijn de bijeenkomst uit te lokken van eene nieuwe conferentie, na drie jaren, te rekenen van het in werking treden van dit verdrag, ten einde na te gaan welke verbeteringen daarin zouden kunnen aangebracht worden en inzonderheid om zoo mogelijk de sfeer der toepasselijkheid ervan uit te breiden.
2.
De Mogendheid, die van deze bevoegdheid gebruik zal willen maken, zal haar verlangen daartoe aan de andere Mogendheden kenbaar maken door bemiddeling van de Belgische Regeering, welke zich verbindt de conferentie alsdan binnen zes maanden samen te roepen.