Verdrag tot het vaststellen van enige eenvormige regelen betreffende hulp en berging
Artikel 15
Geldend
Geldend vanaf 01-03-1913
- Bronpublicatie:
23-09-1910, Stb. 1913, 75 (uitgifte: 28-02-1913, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-03-1913
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-09-1910, Stb. 1913, 75 (uitgifte: 28-02-1913, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De bepalingen van dit verdrag zullen worden toegepast ten aanzien van alle belanghebbenden, wanneer hetzij het helpend of bergend schip, hetzij het geholpen of geborgen schip, behoort tot eenen Staat van eene der hooge verdragsluitende partijen, gelijk ook in de andere door de nationale wetten voorziene gevallen.
2.
Alles niettemin met dien verstande dat:
- 1°
ten aanzien van belanghebbenden, die onderdanen zijn van een niet-verdragsluitenden Staat, de toepassing van gezegde bepalingen door iederen verdragsluitenden Staat afhankelijk kan worden gemaakt van de voorwaarde van wederkeerigheid;
- 2°
wanneer alle belanghebbenden onderdanen zijn van den Staat waartoe het betrokken gerecht behoort, de nationale wet en niet het verdrag toepasselijk is;
- 3°
onverminderd verder strekkende bepalingen der nationale wetten, artikel 11 niet toepasselijk is dan wanneer de schepen behooren tot de Staten der hooge verdragsluitende partijen.