Verdrag tot het vaststellen van enige eenvormige regelen betreffende hulp en berging
Artikel 10
Geldend
Geldend vanaf 01-03-1913
- Bronpublicatie:
23-09-1910, Stb. 1913, 75 (uitgifte: 28-02-1913, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-03-1913
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-09-1910, Stb. 1913, 75 (uitgifte: 28-02-1913, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De rechtsvordering tot betaling van hulp- en bergloon verjaart in twee jaren, te rekenen van den dag waarop de werkzaamheden der hulp of berging zijn geëindigd.
2.
De gronden voor schorsing en stuiting dezer verjaring worden bepaald door de wet van het gerecht voor hetwelk de vordering wordt aangebracht.
3.
De hooge verdragsluitende partijen behouden zich het recht voor, als opschortingsgrond voor den hierboven vastgestelden termijn in hare wetgevingen op te nemen het feit dat op het geborgen of geholpen schip niet is kunnen worden beslag gelegd binnen de territoriale wateren van den Staat in welken de eischer zijne woonplaats of den hoofdzetel zijner onderneming heeft.