Het voorlopig getuigenverhoor
Einde inhoudsopgave
Het voorlopig getuigenverhoor (BPP nr. XVII) 2015/398:398 Het doel van het voorlopig getuigenverhoor: bewaring of verzameling van bewijs
Het voorlopig getuigenverhoor (BPP nr. XVII) 2015/398
398 Het doel van het voorlopig getuigenverhoor: bewaring of verzameling van bewijs
Documentgegevens:
Mr. E.F. Groot, datum 01-01-2015
- Datum
01-01-2015
- Auteur
Mr. E.F. Groot
- JCDI
JCDI:ADS455844:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Bij de beoordeling van de ruimte voor afwijzing van een voorlopig getuigenverhoor is ten eerste het doel van het voorlopig getuigenverhoor van belang.
Als het voorlopig getuigenverhoor wordt gevraagd ter bewaring van bewijs, omdat de persoon van de getuige dreigt weg te vallen voordat in de hoofdzaak het moment van bewijslevering is aangebroken, bestaat vrijwel geen ruimte voor afwijzing. Voor het aflopen van de verschillende afwijzingsgronden (behoudens de afwijzingsgrond zwaarwichtig bezwaar) is dan geen plaats. De rechter dient enkel te beoordelen of gevaar voor verlies van bewijs bestaat en, zo ja, dan moet hij het voorlopig getuigenverhoor ten aanzien van de betreffende getuige toewijzen, tenzij de verklaring van de getuige met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet op enigerlei wijze en op enig moment zal kunnen bijdragen aan de beslissing in de hoofdzaak dan wel een zwaarwichtig bezwaar bestaat omdat de getuige op medische gronden niet (meer) in staat is een verklaring af te leggen. Het belang van de waarheidsvinding speelt hier een doorslaggevende rol. Immers, valt de persoon van de getuige inderdaad weg of is hij om andere redenen blijvend niet meer in staat een verklaring af te leggen, dan is het horen van de getuige blijvend onmogelijk en kan de verklaring van de getuige niet worden gebruikt om de relevante feiten in de hoofdzaak te bewijzen.
Als het voorlopig getuigenverhoor wordt gevraagd ter verzameling van bewijs dan gelden de vier afwijzingsgronden onvoldoende belang, misbruik van bevoegdheid, strijd met de goede procesorde en een ander zwaarwichtig bezwaar.