Einde inhoudsopgave
Procedurele waarborgen in materiële EVRM-rechten 2017/11.3
11.3 Bewijsrechtelijke thema’s in het bestuursrecht: bewijs(lastverdeling/risico), bewijsomvang, bewijsmiddelen, bewijswaardering en bewijsstandaard
T. de Jong, datum 01-03-2017
- Datum
01-03-2017
- Auteur
T. de Jong
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Staatsrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Zie: Schuurmans 2005, p. 20. Zie voor de bewijsregels die het EHRM hanteert onder meer de Leidse dissertatie van Jasmina Mačkić (Mačkić 2017).
Schuurmans 2005, p. 22.
Giesen 2001, p. 12; Schuurmans 2005, p. 23.
Schuurmans 2005, p. 23.
Damen 2009, p. 264.
Schuurmans 2005, p. 23.
Schuurmans 2005, p. 22 – 23.
Zo merkt Schuurmans op: Schuurmans 2005, p. 23.
Schuurmans 2005, p. 23. Zie ook: Schreuder – Vlasblom 2011, p. 629 – 641.
Damen e.a. 2009, p. 262 e.v.
Schuurmans 2005, p. 20.
Schuurmans 2005, p. 20.
Schuurmans 2005, p. 20; Damen 2009, p. 270 e.v.
Schuurmans 2005, p. 20; Schueler 1999, p. 624.
Schuurmans 2005, p. 21; Damen 2009, p. 271 – 273.
Schuurmans 2005, p. 21.
Een aantal voor dit hoofdstuk relevante bewijsrechtelijke thema’s in het bestuursrecht zijn de bewijslastverdeling, de bewijsomvang, de bewijsmiddelen, de bewijswaardering en de bewijsstandaard.1
Bij de bewijslast gaat het om het volgende: ‘Wanneer een partij de bewijslast draagt, rust op haar de verplichting om bewijs te leveren’.2 Binnen het begrip bewijslast kan een onderscheid worden gemaakt tussen de begrippen bewijsrisico en bewijsvoeringslast.3 Helder heeft Schuurmans uiteen gezet wat de betekenis is van dit bewijsrisico en de bewijsvoeringslast, als ook de verschuiving (i.e. omkering) van dit laatste. Op het moment dat een partij niet slaagt in de bewijslast, met andere woorden: de feiten zijn niet aannemelijk gemaakt, draagt deze partij het bewijsrisico.4 In de kern gaat het bij de verdeling van de bewijslast dus om het toedelen van het bewijsrisico aan een van de partijen. In de literatuur wordt ook wel gesproken van: ‘bewijslast is bewijsrisico’.5 Een partij draagt het bewijsrisico als sprake is van een non liquet: in dat geval is ondanks de bewijsvoering van de partijen het te bewijzen feit niet komen vast te staan. De rechter moet dan het bewijsrisico bij een van de partijen leggen.6
Zoals gezegd omvat de term bewijslast niet alleen het bewijsrisico, maar ook de bewijsvoeringslast. Wat betekent het voor een partij als deze de bewijsvoeringslast draagt? Het is dan aan deze partij om met bewijsstukken te komen. Doorgaans draagt de partij met het bewijsrisico de bewijsvoeringslast.
Het bewijsrisico blijft op deze partij rusten als de wederpartij tegenbewijs levert.7 Op de wederpartij die dus het tegenbewijs heeft geleverd rust de bewijsvoeringslast, en niet het bewijsrisico. Van een omkering van de bewijslast (of eigenlijk: ‘een bewijsrisico-omkering’)8 is sprake als deze bewijslast komt te rusten op de partij die aanvankelijk niet met het bewijsrisico belast was.9
Bij de bewijsomvang gaat het om de vraag: ‘wat moet worden bewezen?’10 Het gaat dan dus om de vraag naar de omvang van het feitelijke geding.11 Op het moment dus dat de omvang van het feitelijke geschil is vastgesteld, dan is duidelijk welke feiten partijen moeten bewijzen. Dit maakt dat de bewijsomvang van invloed is op de inhoud van de bewijslast.12
Bij de bewijsmiddelen gaat het om ‘de juridisch toegelaten middelen waarmee de feiten kunnen worden bewezen’.13 In het Nederlandse bestuursrecht geldt de vrij bewijsleer: van een beperking in de toelaatbaarheid van bewijsmiddelen is derhalve geen sprake.14
Bij de bewijswaardering gaat het om de overtuigingskracht van het bewijsmiddel. Dit is aan het bestuursorgaan of de rechter.15 De bewijswaardering en de bewijslastverdeling zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden: de vraag of iemand slaagt in zijn/haar bewijslast hangt af van de bewijswaarderingsmaatstaf.16
Tot slot de bewijsstandaard. Binnen het bestuursrecht geldt in principe dat door eiser een bepaald nadeel aannemelijk moet worden gemaakt.