Procedurele waarborgen in materiële EVRM-rechten
Einde inhoudsopgave
Procedurele waarborgen in materiële EVRM-rechten 2017/11.1:11.1 Inleiding
Procedurele waarborgen in materiële EVRM-rechten 2017/11.1
11.1 Inleiding
Documentgegevens:
T. de Jong, datum 01-03-2017
- Datum
01-03-2017
- Auteur
T. de Jong
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Staatsrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
In uitzettingszaken wordt het vaakst een beroep gedaan op 3 EVRM, en minder vaak op 2 EVRM. Zie ook hoofdstuk 5 en de verwijzing naar: Mirgaux 2013a, p. 66; Gerards 2013, p. 243.
Vertrekpunt voor deze selectie uitspraken vormt de door Baldinger genoemde EHRM jurisprudentie (Baldinger 2013, i.h.b. p. 234-287), aangevuld met daarna verschenen relevante EHRM jurisprudentie.
Zie paragraaf 11.5.1 t/m 11.5.5.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De vraag die als een rode draad door dit hoofdstuk loopt is: welke indirecte procedurele implicaties volgen uit de omgang met bewijs(regels) door het Hof zelf onder de artikelen 2, 3 en 8 EVRM en artikel 1 EP EVRM? Daarnaast wordt opnieuw de derde onderzoeksvraag beantwoord naar de mogelijke toegevoegde waarde van deze indirecte procedurele implicaties ten opzichte van de procedurele eisen van artikel 6 en 13 EVRM.
De toetsingspraktijk van het EHRM toegespitst op de omgang met bewijsregels is om meerdere redenen een nadere bestudering waard. Zo is het om te beginnen interessant om te bezien wat voor het Hof reden kan zijn om zelfstandig bewijs te verzamelen, en hoe het Hof dit bewijs vervolgens waardeert. In hoeverre zijn de omstandigheden van het geval van invloed op de omgang met het bewijs? Is het Hof opnieuw, net als bij de feitenvaststelling, actiever onder de artikelen 2 en 3 EVRM? Of kunnen bewijskwesties ook onder de artikelen 8 EVRM en 1 EP EVRM een rol spelen met als gevolg dat het EHRM ook hier een actievere houding aanneemt?
De opbouw van dit hoofdstuk is als volgt. Om te beginnen zal ik in meer algemene zin ingaan op het bewijsrecht ten aanzien van mensenrechten (paragraaf 11.2). Vervolgens zal ik kort ingaan op enkele bewijsrechtelijke thema’s, zoals de bewijslast en de bewijsomvang (paragraaf 11.3). Daarna sta ik stil bij een aantal bewijsregels onder de standaard 2 en 3 EVRM-zaken en artikel 8 EVRM en 1 EP EVRM (paragraaf 11.4). Standaard, ter onderscheiding van de asielzaken waarin door klager een beroep op voormelde artikelen kan worden gedaan en in het bijzonder op artikel 3 EVRM.1 Dit type zaken zal ik vervolgens behandelen aan de hand van een selectie uitspraken,2 waarbij ik inzoom op de bewijsregels die het Hof in die gevallen hanteert (paragraaf 11.5). De jurisprudentie op dit terrein is omvangrijk. Om toch enigszins structuur aan te brengen is ervoor gekozen om in te zoomen op een aantal bewijsrechtelijke thema’s met mogelijke indirecte procedurele implicaties.3 Vervolgens ga ik in op de indirecte bewijsrechtelijke consequenties van de artikelen 2, 3 en 8 EVRM en 1 EP EVRM in relatie tot de procedurele eisen van artikel 6 en 13 EVRM en de mogelijke toegevoegde waarde (paragraaf 11.6) gevolgd door de conclusie (paragraaf 11.7).