Einde inhoudsopgave
Derdenbeslag (BPP nr. I) 2003/5.4.4.1
5.4.4.1 Inleiding en opzet
Mr. L.P. Broekveldt, datum 31-03-2003
- Datum
31-03-2003
- Auteur
Mr. L.P. Broekveldt
- JCDI
JCDI:ADS394488:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Zie daarvoor ParL Gesch. Wijz. Rv, p. 177-178.
Zie daarover Jansen, Executie- en beslagrecht, 1990, p. 211-215; Kluwer Rv (Stein), aant. 1-7 bij art. 477a; Oudelaar, Recht halen, 2000, § 76 en § 77, p. 88-90; Stein/Rueb, Compendium, 2002, p. 329330; zie ook nog H. Oudelaar, Civielrechtelijke executiegeschillen (diss. Leiden), 1992, p. 146-149, die deze procedures overigens ten onrechte als executiegeschillen ziet.
Zie met name Vademecum Executie en Beslag (Van Oven), 2001, § 83.4; zie ook J.M. Oberman-Moll van Charante, 'Het executoriaal derdenbeslag, door de derde nader bezien', in: Te Pas (PA. Stein-bundel), 1992, p. 201-210.
Zie met name HR 22 december 2000, NJ2002, 35 (Ontvanger/Slootmaker's), m.nt. HJS (over de gevolgen van het faillissement van de beslagdebiteur met betrekking tot een aanhangige verklaringsprocedure; zie daarover § 4.5.2.2, nr. 196) en HR 30 november 2001, NJ 2002, 419 (De Jong/Carnifour), m.nt. HJS (over de mogelijkheid voor de derde-beslagene zijn Verklaring te herroepen of te wijzigen; zie daarover § 5.3.4.4, nr. 251, onder 1).
272. Zoals in § 5.4.1 reeds is opgemerkt heeft de wetgever1 zich niet in uitvoerige en diepgaande beschouwingen begeven over de drie onderscheiden procedures die zijn geregeld in art. 477a. Ook de tot dusverre aan het - inmiddels ruim tien jaar oude nieuwe derdenbeslagrecht gewijde literatuur, is met betrekking tot deze procedures voornamelijk beschrijvend van aard 2 Op de problemen die zich daarbij (en daarin) kunnen voordoen, is slechts door een enkeling ingegaan.3 Het wordt kennelijk aan de praktijk overgelaten een en ander verder vorm te geven en uit te diepen. Verschillende - niet steeds even juiste - uitspraken van lagere rechters zijn inmiddels gepubliceerd. Deze zullen hierna bij de bespreking van de verschillende procedures, waar nodig, nog aan de orde komen, terwijl sommige ook reeds eerder zijn vermeld. Ook de eerste arresten van de Hoge Raad over het vernieuwde derdenbeslagrecht beginnen allengs binnen te druppelen.4
In deze paragraaf zal nader en wel wat diepgaander worden ingegaan op de drie - qua aard en karakter nogal verschillende - procedures, die in art. 477a hun regeling hebben gevonden, maar ook op hun onderlinge samenhang. Deze beschouwingen, waarbij elke procedure afzonderlijk zal worden besproken, zullen voornamelijk processueel en praktijkgericht van aard zijn, zij het dat aan het maken van enkele kritische kanttekeningen hier en daar toch niet zal kunnen worden ontkomen. Al hetgeen in § 5.4.4.2 t/m § 5.4.4.4 zal worden betoogd, dient voorts te worden bezien in directe samenhang met al hetgeen in § 53 over de (buitengerechtelijke) Verklaring in het algemeen is opgemerkt.