Einde inhoudsopgave
RvdW 2008, 388
HR, 04-04-2008, nr. C06/310HR
HR 04-04-2008, ECLI:NL:HR:2008:BC3305
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
4 april 2008
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, P.C. Kop, J.C. van Oven, F.B. Bakels, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
C06/310HR
- Conclusie
A-G Strikwerda
- LJN
BC3305
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Europees burgerlijk procesrecht
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
EU-recht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2008:BC3305, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑04‑2008
ECLI:NL:HR:2008:BC3305, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 04‑04‑2008
- Wetingang
EEX-Verordening art. 5
Essentie
Internationaal privaatrecht. Productaansprakelijkheid; exceptie van onbevoegdheid; ‘plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan’ in zin van art. 5 sub 3 EEX-Verordening; ‘Erfolgsort’. Prejudiciële vragen aan HvJ EG.
Welke schade moet met het oog op de uitleg van ‘de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan’ in de zin van art. 5 sub 3 EEX-Verordening worden aangemerkt als initiële schade in geval van een onrechtmatige gedraging die bestaat uit het produceren van een product dat bij normaal gebruik voor het doel waarvoor dat product was bestemd, schade heeft veroorzaakt: de schade die ontstaat ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.