Einde inhoudsopgave
RvdW 2007, 807
HR, 28-09-2007, nr. C06/119HR
HR 28-09-2007, ECLI:NL:PHR:2007:BA4911
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
28 september 2007
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, E.J. Numann, A. Hammerstein, J.C. van Oven, F.B. Bakels
- Zaaknummer
C06/119HR
- Conclusie
A-G Strikwerda
- LJN
BA4911
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht (V)
Juridische beroepen / Rechter
Internationaal privaatrecht (V)
Verbintenissenrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Verzekeringsrecht (V)
Staatsrecht / Rechtspraak
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2007:BA4911, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 28‑09‑2007
ECLI:NL:PHR:2007:BA4911, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑09‑2007
Beroepschrift, Hoge Raad, 20‑03‑2006
- Wetingang
Rv art. 126 lid 3 (oud); RO art. 79 lid 1 aanhef en onder b
Essentie
Zeevervoer onder cognossement; ladingschade. Exceptie van (internationale) onbevoegdheid; jurisdictieclausule. Toepassing buitenlands (Turks) recht; toetsing in cassatie.
De aangevallen oordelen van het hof m.b.t. de vraag of de in de charterparty opgenomen jurisdictieclausule deel uitmaakt van de overeenkomst tussen de rederij en de ontvanger, berusten op het oordeel van het hof betreffende de inhoud en de uitleg van het op die vraag toepasselijke Turkse recht. De daartegen gerichte rechtsklachten kunnen derhalve ingevolge art. 79 lid 1 sub b RO geen doel treffen. De motiveringsklachten stuiten eveneens af op dat artikel, aangezien zij zich niet laten beoordelen zonder ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.