Einde inhoudsopgave
RvdW 2007, 690
HR, 13-07-2007, nr. C05/331HR: Thuiszorg Rotterdam/PGGM
HR 13-07-2007, ECLI:NL:HR:2007:BA6231 (Thuiszorg Rotterdam/PGGM)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
13 juli 2007
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, F.B. Bakels, C.A. Streefkerk
- Zaaknummer
C05/331HR
- Conclusie
A-G Timmerman
- LJN
BA6231
- Roepnaam
Thuiszorg Rotterdam/PGGM
- Vakgebied(en)
Pensioenen / Algemeen
Arbeidsrecht / Algemeen
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Verzekeringsrecht (V)
Verbintenissenrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2007:BA6231, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 13‑07‑2007
ECLI:NL:PHR:2007:BA6231, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑04‑2007
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑11‑2005
- Wetingang
BW art. 7:610; Wet Bpf 2000 art. 21
Essentie
Wet verplichte deelneming bedrijfstakpensioenfonds. Arbeidsovereenkomst?; maatstaf.
Nu het hof — in cassatie onbestreden — heeft overwogen dat voor de beantwoording van de vraag of K. op grond van de verplichtstelling ingevolge de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 moet deelnemen in de regeling van PGGM, beslissend is dat de verplichtstelling van PGGM geldt voor degenen die met, voorzover hier van belang, een thuiszorginstelling een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht heeft gesloten, heeft het hof terecht onderzocht of de tussen thans eiseres tot cassatie en K. bestaande rechtsverhouding voldoet aan de criteria die gelden voor het bestaan van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.