I.28
[requirant 1] heeft in feitelijke instanties echter uitgebreid betoogd dat andere factoren in de weg staan aan het aannemen van causaal verband. Kort gezegd heeft zij aangevoerd
- (i)
dat zij wel degelijk — ook schriftelijk — heeft gewaarschuwd en dat zij, toen bleek dat haar waarschuwingen niet het beoogde effect sorteerden, haar werkzaamheden voor Vie d'Or heeft gestaakt,
- (ii)
dat de déconfiture van Vie d'Or zich geruime tijd heeft voltrokken nadat zij als actuaris was vertrokken,
- (iii)
dat Vie d'Or op het ogenblik waarop zij vertrok, en ook langere tijd daarna nog goede perspectieven had en
- (iv)
dat zich na haar vertrek vele voor Vie d'Or negatieve ontwikkelingen hebben voorgedaan waarbij zij ([requirant 1]) op geen enkele wijze was betrokken, welke negatieve ontwikkelingen ook breed worden uitgemeten in de processtukken van de Stichting zelf.
In r.o. 8.7 gaat het hof met geen woord in op dat betoog dat essentieel was, omdat, gegeven de juistheid van dat betoog, het hof in r.o. 8.7 niet tot het oordeel heeft kunnen komen dat de schade aan [requirant 1] kan worden toegerekend. Het arrest is dan ook op dit punt onvoldoende begrijpelijk gemotiveerd, omdat ontoelaatbaar onduidelijk is op grond waarvan het hof nochtans tot zijn bestreden oordelen is kunnen komen. Het hof getuigt van een onjuiste rechtsopvatting indien het het bedoelde betoog van [requirant 1] in r.o. 8.7 daarom niet in aanmerking heeft genomen omdat het van oordeel is geweest dat alleen de aard van de aansprakelijkheid en van de schade relevante factoren kunnen zijn bij beantwoording van de vraag of de schade als een gevolg van de fout kan worden toegerekend. Daarmee brengt het hof een rechtens ontoelaatbare beperking aan ten aanzien van de factoren die relevant kunnen zijn voor de beantwoording van die vraag. Althans is zonder nadere motivering, welke ontbreekt, onbegrijpelijk waarom het hof zich tot die factoren heeft beperkt.
I.29
Ter toelichting op deze klacht zal [requirant 1] aangeven waar zij de hierboven sub (i) tot en met (iv) bedoelde stellingen heeft ingenomen:
CVA: nrs 6.3–6.27; CvD: nrs 205, 206, 207, 208, 209, 210; MvA: nrs 151, 155;
CvA: nr 4.21, CvD: nr 128; MvA: nr 136, Pleitnota appèl: p. 2;
CvA: nrs 5.46, 5.48, 5.67, 7.1, 7.4–7.7; CvD: nrs 125, 130, 131, 132, 144–152, 204, 217, 218; Pleitnota eerste aanleg: p. 22; MvA: nrs 105–109, 111, 112, 124, 130, 131, 135, 136, 138, 145, 146, 147, 151; Pleitnota appèl: p. 12, p. 13;
CvA, nrs 4.20, 4.21, 5.10, 5.11, 5.12, 5.13, 5.69, 5.72, 7.7, 7.8; CvD, nrs 109, 110, 111, 112, 113, 119, 120 (zie in het bijzonder het schema op p. 58), 121, 125, 126, 128, 217; MvA: nrs 110, 113, 136, 142, 145; Pleitnota appèl: p. 2, 11.