De besluiten van de vergadering van eigenaars dat 23 juni 2003 ten aanzien van de agendapunten 3, 4 en 5; zie nader onder B4 hierna.
HR, 29-09-2006, nr. R05/025HR
ECLI:NL:HR:2006:AY5697
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
29-09-2006
- Zaaknummer
R05/025HR
- LJN
AY5697
- Roepnaam
The Mill Resort
Marsman/The Mill Resort
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
Goederenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2006:AY5697, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 29‑09‑2006; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2006:AY5697
ECLI:NL:PHR:2006:AY5697, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑05‑2006
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2006:AY5697
Beroepschrift, Hoge Raad, 22‑02‑2005
- Wetingang
- Vindplaatsen
NJ 2006, 639 met annotatie van J.M.M. Maeijer
Ondernemingsrecht 2007, 6 met annotatie van A.F.J.A. Leijten
JRV 2007, 66
NJ 2006, 639 met annotatie van J.M.M. Maeijer
Ondernemingsrecht 2007, 6 met annotatie van A.F.J.A. Leijten
JRV 2007, 66
Uitspraak 29‑09‑2006
Inhoudsindicatie
Arubaanse zaak; appartementsrecht. Geschil tussen appartementseigenaren en de vereniging van eigenaren over schorsing en nietigverklaring van besluiten van de ledenvergadering; goedkeuring van overeenkomsten met de vereniging, meerderheid ter vergadering, misbruik van stemrecht bij totstandkoming van besluit?; passeren van essentiële stelling; devolutieve werking van het appel.
29 september 2006
Eerste Kamer
Nr. R05/025HR
JMH/MK
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
1. [Verzoeker 1],
wonende te [woonplaats], Nederland,
2. [Verzoeker 2],
wonende in de Verenigde Staten van Amerika,
3. [Verzoeker 3],
wonende te [woonplaats], Nederland,
4. [Verzoeker 4],
wonende te [woonplaats], Nederland,
5. [Verzoeker 5],
wonende te [woonplaats], Nederland,
6. [Verzoekster 6],
wonende te [woonplaats], Nederland,
7. [Verzoeker 7],
wonende te [woonplaats], Nederland,
8. [Verzoekster 8],
wonende te [woonplaats], Nederland,
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: mr. A.E.H. van der Voort Maarschalk,
t e g e n
DE COÖPERATIEVE VERENIGING VAN APPARTEMENTSEIGENAREN THE MILL RESORT,
gevestigd op Aruba,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 18 juli 2003 ter griffie van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, hierna ook: het gerecht, ingekomen verzoekschrift hebben verzoekers tot cassatie - verder te noemen: [verzoeker] c.s. - zich gewend tot dat gerecht en verzocht bij wijze van ordemaatregel op grond van art. 5:130 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek onmiddellijk de besluiten van de ledenvergadering van verweerster in cassatie - verder te noemen: de Vereniging - van 23 juni 2003 ten aanzien van de agendapunten 3, 4 en 5 te schorsen totdat op het verzoek tot nietigverklaring dan wel vernietiging daarvan onherroepelijk in hoogste instantie is beslist. Voorts hebben zij verzocht bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de in het verzoekschrift genoemde besluiten van de vergadering van eigenaren van de Vereniging van 23 juni 2003 nietig te verklaren dan wel te vernietigen en de Vereniging te veroordelen in de kosten van dit geding.
De Vereniging heeft verzocht [verzoeker] c.s. niet-ontvankelijk te verklaren in hun verzoeken dan wel de verzoeken af te wijzen.
Het gerecht heeft bij tussenbeschikking van 25 maart 2004 de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een akte aan de zijde van [verzoeker] c.s.
Bij eindbeschikking van 27 mei 2004 heeft het gerecht de besluiten die in de vergadering van de Vereniging van 23 juni 2003 zijn genomen ten aanzien van de agendapunten 3, 4 en 5 nietig verklaard, de Vereniging in de kosten van het geding veroordeeld en het meer of anders verzochte afgewezen.
Tegen beide beschikkingen heeft de Vereniging hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, hierna: het hof.
Bij beschikking van 21 december 2004 heeft het hof de bestreden beschikkingen vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de verzoeken van [verzoeker] c.s. afgewezen en [verzoeker] c.s. in de kosten van beide instanties veroordeeld.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof hebben [verzoeker] c.s. beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Vereniging heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) De Vereniging is de coöperatieve vereniging van eigenaren van appartementsrechten, die gezamenlijk het "The Mill Resort & Suites" vormen.
(ii) Het resort telt in totaal 209 (volgens [verzoeker] c.s.) dan wel 210 (volgens de Vereniging) appartementen. De naamloze vennootschap Elmsford N.V. (hierna: Elmsford) is eigenaar van 133 appartementsrechten, waaronder het appartementsrecht met betrekking tot de "spa/gym". Directeur van Elmsford is [betrokkene 1]. [Verzoeker] c.s. behoren tot de eigenaren van de overige appartementsrechten.
(iii) Artikel 13 van de statuten van de Vereniging luidt:
"Het maximum aantal ter (algemene leden)vergadering uit te brengen stemmen en het aantal stemmen dat iedere afzonderlijke eigenaar ter vergadering zal kunnen uitbrengen zal in de akte van splitsing worden vermeld."
(iv) Volgens de akte van splitsing geeft de spa/gym recht op 756 stemmen. Het totaal aantal stemmen van Elmsford bedraagt 891. De overige leden hebben in totaal 74 stemmen.
(v) In artikel 18 van de statuten van de Vereniging is in de leden 1, 3 en 4 het volgende bepaald:
"1. Tot het aangaan van overeenkomsten, niet betreffende de hotelexploitatie, waaruit regelmatig terugkerende verplichtingen voortvloeien, kan slechts door de vergadering worden besloten voorzover de mogelijkheid daartoe blijkt uit deze statuten, het reglement, de daarvan afwijkende of aanvullende bepalingen in de akte van splitsing of uit het huishoudelijk reglement van de Vereniging.
3. Overeenkomsten als bedoeld in het eerste lid van dit artikel kunnen onder meer zijn:
a. de exploitatieovereenkomst tussen de Vereniging en de exploitant;
b. de overeenkomsten de zogenaamde exploitatierekening betreffende.
4. Een negen/tiende (9/10) meerderheid van stemmen van de leden der vereniging op een algemene vergadering is vereist voor het nemen van een besluit de exploitatieovereenkomst betreffende."
(vi) De appartementseigenaren zijn in een "convocation" opgeroepen voor een vergadering van appartementseigenaren op 23 juni 2003 (hierna: de vergadering). In deze convocation is de agenda voor de vergadering opgenomen. De punten 3, 4 en 5 daarvan luiden:
"3. Approval and ratification of Management Agreement with The Mill Condominium Management N.V.;
4. Approval and ratification of loan agreements between The Mill Coop and Karecrop Ltd;
5. Election of a new Board for The Mill Coop. The state for the new Board is as follows:
Chairman [betrokkene 2]
Vice-Chairman [betrokkene 3]
Secretary [betrokkene 4]
Treasurer Elmsford N.V.
Member [betrokkene 1]"
(vii) Op 23 juni 2003 heeft de vergadering plaatsgevonden. Daarin zijn de agendapunten onder 3 en 4 goedgekeurd en is het onder punt 5 voorgestelde bestuur door de vergadering gekozen.
3.2 Het Gerecht in Eerste Aanleg heeft op verzoek van [verzoeker] c.s. de besluiten over de agendapunten 3, 4 en 5 nietigverklaard. Op het door de Vereniging ingestelde hoger beroep heeft het hof het verzoek alsnog [verzoeker] c.s. afgewezen.
3.3.1 Onderdeel 2 - onderdeel 1 bevat slechts een inleiding - komt met een rechts- en een motiveringsklacht op tegen het oordeel van het hof dat het besluit over agendapunt 3, het aangaan van een nieuwe managementovereenkomst (door het hof ook aangeduid als exploitatieovereenkomst) geldig is. Het hof heeft, samengevat, het volgende overwogen.
Ten tijde van de splitsing van het resort, medio 1990, zijn de stemmen die bestemd waren om te worden toegerekend aan de in de derde en vierde fase van het project nog te bouwen appartementen, toegerekend aan de spa/gym, die in handen was van Elmsford. De bedoeling daarvan was dat Elmsford te zijner tijd die derde en vierde fase ongestoord zou kunnen ontwikkelen. Het belang om dat ongestoord te kunnen doen heeft Elmsford niet verloren. Daarom mag zij in beginsel gebruik maken van de 756 stemmen die bij de splitsingsakte aan de spa/gym zijn toegerekend, ook indien de besluiten waarvoor zij die stemmen gebruikt, op zichzelf geen verband houden met de planning van de derde en vierde fase. Stemmen kunnen immers naar hun aard in beginsel worden gebruikt bij de totstandkoming van ieder besluit. De enkele omstandigheid dat de stemmen met het oog op een bepaald belang aan de ontwikkelaar zijn toegekend, leidt niet ertoe dat de stemmen alleen mogen worden gebruikt om dat belang te dienen. Dat Elmsford bij de totstandkoming van de aangevallen besluiten heeft gebruik gemaakt van die stemmen en daardoor een meerderheid van meer dan 90% heeft verkregen, is op zichzelf onvoldoende om te concluderen tot strijd met de statuten of met de eisen van redelijkheid en billijkheid (rov. 4.3 en 4.4).
3.3.2 Het onderdeel klaagt dat het hof heeft miskend dat Elmsford de 756 stemmen die aan de spa/gym verbonden zijn, heeft gebruikt voor een ander doel dan waarvoor zij bestemd waren. Het onderdeel faalt omdat het hof terecht heeft geoordeeld dat stemrechten naar hun aard in beginsel kunnen worden gebruikt bij de totstandkoming van elk besluit en dat derhalve de enkele omstandigheid dat de 756 stemmen aan Elmsford zijn toegekend opdat zij ongestoord de derde en vierde fase zou kunnen ontwikkelen er niet toe kan leiden dat die stemmen alleen gebruikt zouden mogen worden om dat belang te dienen.
3.4 Onderdeel 3 richt motiveringsklachten tegen het oordeel van het hof dat niet valt in te zien dat Elmsford door voor de managementovereenkomst met The Mill Condominium Management N.V. te stemmen zo weinig rekening heeft gehouden met de gerechtvaardigde belangen van de overige appartementseigenaren dat dit in strijd moet worden geacht met de jegens hen in acht te nemen eisen van redelijkheid en billijkheid. Dat wel van zodanige strijd sprake is, hadden [verzoeker] c.s. onder meer daarop gebaseerd dat The Mill Condominium Management N.V., naar in cassatie vaststaat, gelieerd is aan Elmsford en aan haar directeur [betrokkene 1], en dat [verzoeker] c.s. financieel worden benadeeld omdat een managementfee van 10% is overeengekomen in plaats van het in de markt gebruikelijke percentage van ten hoogste 6%. Het onderdeel klaagt terecht dat, mede gelet op het gelieerd zijn van de drie laatstgenoemden, zonder nadere door het hof niet gegeven motivering niet begrijpelijk is dat het instemmen met een managementfee die ten nadele van andere appartementseigenaren dan Elmsford is vastgesteld op een percentage dat tweederde meer bedraagt dan het in de markt gebruikelijke, geen strijd met voormelde eisen oplevert. De overige in het onderdeel vervatte klachten behoeven geen behandeling.
3.5 Onderdeel 4 richt zich tegen het oordeel van het hof met betrekking tot agendapunt 4, waarbij is besloten een overeenkomst van geldlening aan te gaan. Het hof heeft, samengevat, overwogen dat het besluit om een overeenkomst aan te gaan, inhoudende dat de Vereniging USD 220.000,-- leent van Kargroup Ltd., een aan Elmsford/[betrokkene 1] gelieerde vennootschap, niet vernietigbaar is (rov. 4.10-4.12).
Het onderdeel klaagt onder meer dat het hof geen aandacht heeft besteed aan de volgens [verzoeker] c.s. essentiële stelling dat de lening een te hoge rente kent waardoor Elmsford wordt bevoordeeld ten koste van de overige appartementseigenaren. De klacht, volgens welke deze stelling van belang kan zijn voor het antwoord op de vraag of het besluit met betrekking tot de overeenkomst van geldlening vernietigbaar is, is terecht voorgesteld. Indien komt vast te staan dat de overeengekomen rente hoger is dan in de markt gebruikelijk, valt immers niet uit te sluiten dat Elmsford wordt bevoordeeld ten koste van de overige appartementseigenaren en dat zulks de conclusie rechtvaardigt dat dat besluit in strijd is met de eisen van redelijkheid en billijkheid dan wel is totstandgekomen door misbruik van meerderheidsmacht. De overige klachten van het onderdeel behoeven geen behandeling.
3.6.1 Onderdeel 5 strekt onder meer ten betoge dat het hof ten onrechte is voorbijgegaan aan de stelling van [verzoeker] c.s. dat de benoeming van [betrokkene 4] in strijd is met art. 20 lid 1 van de statuten, omdat zij niet woonachtig is op Aruba of de Nederlandse Antillen, zoals [verzoeker] c.s. in eerste aanleg bij pleidooi hebben aangevoerd.
Art. 20 lid 1 houdt in dat de voorzitter, secretaris en penningmeester woonachtig dienen te zijn op Aruba of de Nederlandse Antillen. Gelet op de devolutieve werking van het hoger beroep was het hof gehouden op de onderhavige stelling van [verzoeker] c.s. in te gaan. Het onderdeel is dus in zoverre terecht voorgesteld. De overige klachten van het onderdeel behoeven geen behandeling.
3.6.2 De overige klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 21 december 2004;
verwijst het geding naar dat hof ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt de Vereniging in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verzoeker] c.s. begroot op € 336,38 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, J.C. van Oven en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 29 september 2006.
Conclusie 19‑05‑2006
Inhoudsindicatie
Arubaanse zaak; appartementsrecht. Geschil tussen appartementseigenaren en de vereniging van eigenaren over schorsing en nietigverklaring van besluiten van de ledenvergadering; goedkeuring van overeenkomsten met de vereniging, meerderheid ter vergadering, misbruik van stemrecht bij totstandkoming van besluit?; passeren van essentiële stelling; devolutieve werking van het appel.
Reknr. R05/025HR
Mr. L. Timmerman
Zitting d.d. 19 mei 2006
Conclusie inzake
1. [Verzoeker 1],
wonende te [woonplaats], Nederland,
2. [Verzoeker 2],
wonende in de Verenigde Staten,
3. [Verzoeker 3],
wonende te [woonplaats], Nederland,
4. [Verzoeker 4],
wonende te [woonplaats], Nederland,
5. [Verzoeker 5],
wonende te [woonplaats], Nederland,
6. [Verzoekster 6],
wonende te [woonplaats], Nederland,
7. [Verzoeker 7],
wonende te [woonplaats], Nederland,
8. [Verzoekster 8],
wonende te [woonplaats], Nederland,
(hierna [verzoeker] c.s.),
tegen
DE COÖPERATIEVE VERENIGING VAN APPARTEMENTSEIGENAREN THE MILL RESORT
gevestigd in Aruba
(hierna de Vereniging).
1. Feiten(1)
1.1 De Vereniging is de coöperatieve vereniging van eigenaars van appartementsrechten, die gezamenlijk het "The Mill Resort & Suites" vormen.
1.2 De naamloze vennootschap Elmsford N.V. (hierna Elmsford) is de houder van 133 appartementsrechten, waaronder de "spa/gym". Directeur van Elmsford is [betrokkene 1]. Verzoekers tot cassatie behoren tot de eigenaren van de overige appartementsrechten.
1.3 Artikel 13 lid 3 van de statuten van de Vereniging luidt als volgt:
"Het maximum aantal ter (algemene leden)vergadering uit te brengen stemmen en het aantal stemmen dat iedere afzonderlijke eigenaar ter vergadering zal kunnen uitbrengen zal in de akte van splitsing worden vermeld."
1.4 Volgens de akte van splitsing geeft de spa/gym recht op 756 stemmen. Het totaal aantal stemmen van Elmsford bedraagt 891. De overige leden hebben 74 stemmen.
1.5 In artikel 18 leden 1- 3 van de statuten van de Vereniging is het navolgende bepaald:
"Artikel 18
1. Tot het aangaan van overeenkomsten, niet betreffende de hotelexploitatie, waaruit regelmatig terugkerende verplichtingen voortvloeien, kan slechts door de vergadering worden besloten voorzover de mogelijkheid daartoe blijkt uit deze statuten, het reglement, de daarvan afwijkende of aanvullende bepalingen in de akte van splitsing of uit het huishoudelijk reglement van de Vereniging.
2. (...)
3. Overeenkomsten als bedoeld in het eerste lid van dit artikel kunnen onder meer zijn:
a. de exploitatieovereenkomst tussen de Vereniging en de exploitant;
b. de overeenkomsten de zogenaamde exploitatierekening betreffende;
1.6 Voorts bepaalt artikel 18 lid 4 als volgt:
"4. Een negen/tiende (9/10) meerderheid van stemmen van de leden der vereniging op een algemene vergadering is vereist voor het nemen van een besluit de exploitatieovereenkomst betreffende."
1.7 De appartementseigenaren zijn in een "convocation" opgeroepen voor een vergadering van appartementseigenaars op 23 juni 2003 (hierna: de vergadering). In deze convocation is de agenda voor de vergadering opgenomen en de punten 3,4 en 5 daarvan luiden als volgt:
3. Approval and ratification of Management Agreement with The Mill Condominium Management N. V.;
4. Approval and ratification of loan agreements between The Mill Coop and Karcrop Ltd;
5. Election of a new Board for The Mill Coop. The state for the new Board is as follows;
Chairman [betrokkene 2]
Vice-Chairman [betrokkene 3]
Secretary [betrokkene 4]
Treasurer Elmsford N.V.
Member [betrokkene 1]
1.8 Op 23 juni 2003 heeft de vergadering plaatsgevonden waarin de agendapunten onder 3 en 4 zijn goedgekeurd en waarin het onder punt 5 voorgestelde bestuur door de vergadering is gekozen.
1.9 Onder meer verzoekers in cassatie hebben in kort geding gevraagd deze besluiten te vernietigen, hetgeen bij vonnis van 26 maart 2003 is afgewezen. Daarbij heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba het volgende overwogen:
"5.5. Partijen verschillen over het aantal stemmen en daarmee over de vraag of aan de 90%-eis van artikel 18 van de statuten is voldaan. Volgens eisers waren er 157 (maar zij noemen ook het aantal van 168) stemmen en volgens gedaagden 964. Het verschil wordt gevormd door een aantal van 756 stemmen toebehorend aan een appartement van de projectontwikkelaar Elmsford. Anders dan eisers stellen heeft Elmsford daarmee geen overheersende positie. Uitgaande van het door gedaagden genoemde aantal van 964 stemmen komt Elmsford met die 756 stemmen uit op een percentage van ongeveer 78% dat is niet voldoende om met inachtneming van artikel 18 de besluitvorming te bepalen. Dat kan derhalve geen argument zijn om de stemverhouding waarvan gedaagden uitgaan buiten beschouwing te laten. Met die 756 stemmen en stemmen van andere appartementen van Elmsford en van andere eigenaren is voldaan aan de door artikel 18 van de statuten voorgeschreven 90%. Van nietigheid dan wel vernietigbaarheid van het besluit lijkt daarom voorshands oordelende geen sprake."
1.10 In de bodemprocedure heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba bij beschikking van 27 mei 2004(2) de besluiten over de agendapunten 3, 4 en 5 nietig verklaard.
1.11 Tegen dit vonnis heeft de Vereniging hoger beroep ingesteld bij verzoekschrift van 16 juni 2004. [Verzoeker] c.s. hebben verweer gevoerd.
1.12 Bij beschikking van 21 december 2004 heeft het Gemeenschappelijke Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba de bestreden beschikking vernietigd en opnieuw rechtdoende het verzochte afgewezen.
1.13 [Verzoeker] c.s. hebben tegen de beschikking tijdig(3) cassatieberoep ingesteld. De Vereniging heeft afgezien van het indienen van een verweerschrift.
2. Bespreking van het cassatiemiddel
2.1 Het middel voert aan dat het hof door te oordelen dat de drie (met de agendapunten 3, 4 en 5 corresponderende) besluiten niet nietig of vernietigbaar zijn, blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting dan wel deze oordelen onvoldoende (begrijpelijk) heeft gemotiveerd. Het middel bestaat uit 5 onderdelen (conform de nummers C.1 tot en met C.5 van het verzoekschrift tot cassatie).
2.2 Onderdeel 1 bevat een inleiding en is geen zelfstandige klacht.
2.3 De onderdelen 2 en 3 keren zich tegen 's hofs oordeel dat het besluit tot het aangaan van een nieuwe managementovereenkomst (door het hof ook aangeduid als de exploitatieovereenkomst) geldig is genomen. Ik lees in onderdeel 2 een rechtsklacht (in 2.1 en 2.2) en een motiveringsklacht (2.2).
2.4 Onderdeel 2 voert aan dat het hof ten onrechte de 756 extra stemmen van Elmsford als geldig heeft aangemerkt. De 756 stemmen verbonden aan de gym waren aan Elmsford toegekend met het oog op een ongestoorde ontwikkeling van de derde en de vierde (uitbouw)fase. Het hof heeft miskend dat Elmsford de stemmen heeft gebruikt voor een ander doel dan waarvoor zij bestemd waren. Zonder deze stemmen is de op grond van de statuten vereiste meerderheid van 90% van de stemmen voor het aangaan van de managementovereenkomst niet gehaald.
2.5 Over het gebruik van de 756 stemmen verbonden aan de spa/gym voor het goedkeuren van het aangaan van de nieuwe managementovereenkomst (agendapunt 3) heeft het hof het volgende overwogen:
"4.3 Notaris mr. J.W. Bödeker heeft bij brief van 24 januari 2003 uiteengezet dat ten tijde van de splitsing van het resort de toenmalige ontwikkelaar zijn belangen in de vergadering van appartementseigenaren gedurende de gehele constructieperiode van het resort zo sterk mogelijk wenste te kunnen behartigen en dat daarom de stemmen, die bestemd waren om te worden toegerekend aan de appartementen die in de volgende bouwfasen zouden worden gerealiseerd, bij de splitsing werden toegerekend aan een appartement dat in handen was van de ontwikkelaar, namelijk appartement 67, de gym. Het Hof zal in navolging van partijen uitgaan van de juistheid van deze uiteenzetting. Niet is betoogd dat het ten tijde van de splitsing niet geoorloofd of niet aanvaardbaar zou zijn geweest deze wijze van toerekening te hanteren.
4.4 De notaris heeft bij voornoemde brief verder gesteld dat als de ontwikkelaar kennelijk besloten zou hebben de ontwikkeling van een derde en vierde fase van het project niet ter hand te nemen, het oorspronkelijke belang van de ontwikkelaar om ongestoord verder te kunnen ontwikkelen is verworden tot een zuiver machtsmiddel om de wil van de ontwikkelaar aan de mede-appartementseigenaren op te leggen. Volgens de notaris kan de vraag gesteld worden of de ontwikkelaar dan nog te goeder trouw gebruik kan maken van de stemmen die gereserveerd waren voor de appartementen van de derde en de vierde fase.
De tweede grief strekt ten betoge dat Elmsford N.V. (hierna Elmsford) nog steeds belang erbij heeft dat zij te zijner tijd ongestoord de appartementen van de geplande derde en vierde fase kan ontwikkelen. Het Hof is van oordeel dat uit het enkele tijdsverloop sinds de splitsingsakte van 31 juli 1990 niet kan worden afgeleid dat Elmsford besloten heeft de appartementen van de geplande derde en vierde fase niet meer te zullen ontwikkelen en dus evenmin dat zij geen belang meer erbij heeft dat zij dat te zijner tijd ongestoord zal kunnen doen. Indien Elmsford in onderhandeling is over verkoop van de appartementen, zoals [verzoeker] c.s. hebben gesteld, moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat de beoogd koper de derde en vierde fase nog zal willen ontwikkelen, zodat ook in dat geval niet gezegd kan worden dat Elmsford er geen belang meer bij heeft dat de stemmen die gereserveerd zijn voor de appartementen van de derde en vierde fase, aan de ontwikkelaar toegerekend blijven, opdat deze te zijner tijd die fasen ongestoord zal kunnen ontwikkelen.
Nu Elmsford voornoemd belang niet heeft verloren, mag zij in beginsel gebruik maken van de 756 stemmen die bij de splitsingsakte aan de gym zijn toegerekend, ook indien de besluiten waarvoor zij die stemmen gebruikt, op zichzelf geen verband houden met de planning van de derde en vierde fase. Stemmen kunnen immers naar hun aard in beginsel worden gebruikt bij de totstandkoming van ieder besluit en de enkele omstandigheid dat de hiervoor bedoelde stemmen in verband met een bepaald belang aan de ontwikkelaar zijn toegekend, leidt er niet tot dat de stemmen alleen mogen worden gebruikt om dat belang te dienen.
De omstandigheid dat Elmsford bij de totstandkoming van de aangevallen besluiten gebruik heeft gemaakt van de 756 bij de splitsingakte aan de gym toegerekende stemmen en daardoor een meerderheid van meer dan 90 procent heeft verkregen, is dan ook op zichzelf onvoldoende om tot het oordeel te kunnen leiden dat de totstandkoming van die besluiten in strijd moet worden geacht met artikel 16 lid 1, artikel 18 lid 4 of enig ander artikel van de statuten of de eisen van de redelijkheid en billijkheid. De tweede grief slaagt daarom."
2.6 Ik acht de (rechts)oordelen van het hof juist dat het stemrecht van Elmsford (i) niet door tijdsverloop teniet is gegaan, (ii) dat stemrechten naar hun aard in beginsel kunnen worden gebruikt bij de totstandkoming van elk besluit en (iii) dat de enkele omstandigheid dat de stemmen voor het dienen van bepaald belang zijn toegekend dit in principe niet anders maakt. Anders dan het middel betoogt (onder 2.2), brengt het enkele feit dat Elmsford de stemrechten verbonden aan de gym wellicht gebruikt heeft voor een ander doel dan waarvoor deze bij splitsing van het resort aan hem zijn toegekend niet met zich dat deze stemmen niet door hem zouden kunnen worden gebruikt wegens misbruik van bevoegdheid. Deze beperking volgt ook niet uit de akte van splitsing. Het hof heeft het recht op dit punt niet miskend.
2.7 Voorts wijst het onderdeel erop dat het oordeel van het hof onvoldoende is gemotiveerd dat in dit geval geen sprake zou zijn van strijd met de statuten, 'te meer nu het Hof door het gebruik van de woorden "op zichzelf" (in r.o. 4.4, pag. 4 bovenaan) juist ten minste de mogelijkheid openlaat dat van zo'n strijd met art. 18 lid 4 sprake is."
2.8 Ook deze klacht faalt. Het hof heeft in de bestreden rechtsoverweging met de woorden "op zichzelf" tot uitdrukking gebracht dat uit het enkele feit dat het stemrecht wordt aangewend voor een ander doel dan waarvoor het oorspronkelijk aan Elmsford was toegekend, op zichzelf niet volgt dat deze stemmen nietig zijn. Daarmee keert deze overweging zich tegen het oordeel van het gerecht in eerste aanleg. Terecht laat het hof daarmee de mogelijkheid open dat de bestreden besluiten op andere gronden nietig of vernietigbaar kunnen worden bevonden, zoals het hof in deze overweging ook tot uitdrukking brengt met de woorden "op zichzelf".
2.9 Onderdeel 3 voert aan dat het hof onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het de door de Vereniging genomen besluiten over het aangaan van een managementovereenkomst gezien de omstandigheden van het geval en naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar heeft geacht.
2.10 Op 1 januari 2002 is in werking getreden het Burgerlijk Wetboek van Aruba (verder te noemen BWA). Boek 5, titel 9 van dit wetboek geeft een regeling voor appartementsrechten. Titel 9 kent een afdeling 2 die aan de vereniging van appartementseigenaren is gewijd. Lid 1 van artikel 130 BWA uit die afdeling bepaalt het volgende:
"Indien een appartementseigenaar van oordeel is dat een besluit van een orgaan van de vereniging van eigenaars, waarop art. 129 niet van toepassing is, door de inhoud of wijze van tot standkoming zijn belangen onredelijk aantast, kan hij binnen een maand na het tijdstip waarop hij van het besluit kennis heeft kunnen nemen, aan de rechter in eerste aanleg verzoeken het te vernietigen".
Opmerking verdient dat in de bestreden beschikking van het Gemeenschappelijke Hof geen toepassing aan art. 5: 130, lid 1 BWA is gegeven. Ik wijs in dit verband op rov. 2.1. van de bestreden beschikking van het Hof. Wel maakt art. 5: 130 BWA duidelijk dat besluiten van verenigingen van appartementseigenaars die naar Arubaans recht zijn opgericht aan de redelijkheid en billijkheid dienen te voldoen. Het hof heeft wel art. 3: 13 BWA toegepast dat bepaalt dat een bevoegdheid niet kan worden ingeroepen, voor zover deze wordt misbruikt. Van misbruik van een bevoegdheid is onder andere sprake in geval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen. Kennelijk heeft het Gemeenschappelijk Hof op die bepaling in zijn bestreden beschikking het oog gehad. Het overweegt immers in rov. 4.6 het volgende:
"4.6 Indien Elmsford door voor de aangevallen besluiten te stemmen zo weinig rekening heeft gehouden met de gerechtvaardigde belangen van de overige appartementseigenaren dat dit in strijd met de jegens hen in acht te nemen eisen van redelijkheid en billijkheid moet worden geacht, is er sprake van misbruik van meerderheidsmacht en zijn de aangevallen besluiten op die grond vernietigbaar".
2.11 Het hof oordeelt over het besluit tot het aangaan van de managementovereenkomst als volgt:
"4.9 De enkele omstandigheid dat de wederpartij bij de exploitatieovereenkomst gelieerd is aan Elmsford en [betrokkene 1] brengt niet mee dat de overeenkomst tegen de belangen van de overige appartementseigenaren zou indruisen. De stelling dat Condominium niet over de vereiste expertise beschikt en niet goed functioneert, is onvoldoende onderbouwd. De enkele stelling dat bij andere hotels een management fee van ten hoogste 6% gebruikelijk is, is onvoldoende voor het oordeel dat de exploitatieovereenkomst zo ernstig afwijkt van hetgeen in de markt gebruikelijk is, dat om die reden strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid zou moeten worden aangenomen.(...). Het hof komt dan ook tot het oordeel dat het onder agendapunt 3 genomen besluit niet vernietigbaar is op de hiervoor onder 4.6 bedoelde grond".
2.12 Het onderdeel voert aan dat het hof hiermee niet heeft kunnen volstaan nu, (i) [betrokkene 1] (de directeur van Elmsford) zelf heeft bewerkstelligd dat de oude managementovereenkomst met [A] is geëindigd met ongunstige financiële gevolgen voor de Vereniging, (ii) om vervolgens de meerderheid in de vergadering te gebruiken om een nieuwe managementovereenkomst te sluiten met de aan [betrokkene 1] zelf gelieerde vennootschap, The Mill Condominium Management N.V. (hierna 'Condominium'), en dit (iii) tegen voor [betrokkene 1] gunstige en voor de Vereniging ongunstige voorwaarden (10% management fee, in plaats van 6%)(4).
2.13 Ik acht deze klacht terecht voorgesteld. Voor zover het hof meende dat het verschil tussen een marktconforme vergoeding van 6% en de bedongen vergoeding van 10% in de omstandigheden van het geval als niet voldoende afwijkend kan worden beschouwd zodat er op voorhand van strijdigheid met de redelijkheid en billijkheid geen sprake is, acht ik dit oordeel onvoldoende gemotiveerd in een geval als het onderhavige waarin er sprake is van een verwevenheid van belangen van aan elkaar gelieerde partijen en van een risico van behartiging van eigen belangen boven de belangen van de Vereniging. Er is mijns inziens wel degelijk sprake van een substantieel verschil.(5) Indien het hof meende dat in dit geval een verschil van 4% in het licht van de omstandigheden van het geval géén strijd met de redelijkheid en billijkheid oplevert acht ik onvoldoende begrijpelijk welke omstandigheden naar het oordeel van het hof een verschil van 4% rechtvaardigen. Juist acht ik 's hofs oordeel dat de omstandigheid dat Elmsford gelieerd is aan [betrokkene 1] op zichzelf niet meebrengt dat de overeenkomst tegen de belangen van de overige appartementseigenaren indruist. Dit laat echter onverlet dat - gezien het feit dat Elmsford gelieerd is aan [betrokkene 1] - zich in dit geval een situatie voordoet waarin rekening dient te worden gehouden met de mogelijkheid dat Elmsford via deze verwevenheid eigen belangen heeft laten prevaleren boven de belangen van de overige appartementseigenaren. In het licht van de omstandigheden van het geval had het hof mijns inziens van de Vereniging een bijzondere zorgvuldigheid en transparantie in de besluitvorming mogen verlangen teneinde de schijn van belangenverstrengeling bij de overige leden van de Vereniging weg te nemen. De door het hof gegeven motivering is mijns inziens dan ook onvoldoende om de conclusie te kunnen dragen dat in dit geval geen sprake kan zijn van strijdigheid met de redelijkheid en de billijkheid. Hierbij wijs ik er nog op dat het Arubaanse appartementsrecht het algemene beginsel onderschrijft dat tegenstrijdig belang-situaties een bijzondere zorgvuldigheid en aandacht vragen. Dit blijkt uit het voor een specifieke situatie (te weten een vertegenwoordigingssituatie) geschreven art. 5: 133, lid 2 BWA. Dit artikel heeft de volgende tekst:
"In gevallen waarin de vereniging of de gezamenlijke appartementseigenaren een belang hebben, tegenstrijdig met dat van een bestuurder, treedt de voorzitter van de vergadering van eigenaars bij belet en ontstentenis van andere bestuurders eveneens in de plaats van het bestuur".
2.14 Hetgeen het onderdeel aanvoert over strijdigheid van het besluit tot het aangaan van de managementovereenkomst met (de strekking van) art. 5:133 lid 2 BWA faalt nu dit artikel niet ziet op de wijze van besluitvorming in de ledenvergadering van een vereniging van eigenaars, hetgeen onderwerp van het onderhavige geschil is. Art. 5:133 lid 2 BWA betreft de vraag hoe een vereniging van eigenaars geldig vertegenwoordigd dient te worden in geval van een tegenstrijdig belang. In dit geding staat de geldigheid van het besluit van de Vereniging tot het aangaan van de managementovereenkomst en niet de vertegenwoordigingshandeling ter discussie.
2.15 Onderdeel 4 keert zich tegen 's hofs oordeel over het besluit tot het aangaan van de leningsovereenkomst:
"4.12 De enkele omstandigheid dat de wederpartij bij de overeenkomst van geldlening gelieerd is aan Elmsford en [betrokkene 1] brengt niet mee dat de overeenkomst tegen de belangen van de overige appartementseigenaren zou indruisen. Het Hof gaat ervan uit dat, voorzover door de lening een aanzuiveringsplicht van Elmsford wordt ontlopen, door de lening ook wordt voorkomen dat de overige appartementseigenaren aan die plicht moeten voldoen. Voorts gaat het Hof ervan uit dat de rente op de lening moet worden medebetaald door Elmsford als eigenaar van een groot aantal appartementen en dat de bedoelde zekerheidsstelling evenzeer geldt ten aanzien van de appartementen van Elmsford als eigenaar van een groot aantal appartementen. Voorzover [verzoeker] c.s. het tegendeel hebben willen stellen, hebben zij dat onvoldoende duidelijk gedaan. Gelet hierop is onvoldoende gesteld om het onder agendapunt 4 genomen besluit vernietigbaar te achten op de hiervoor onder 4.6 bedoelde grond."
2.16 Het onderdeel voert onder meer aan dat dit oordeel nadere motivering behoeft om begrijpelijk te zijn, nu het de stelling van [verzoeker] c.s. onbesproken laat dat de lening een te hoge rente kent waardoor Elmsford bevoordeeld wordt ten koste van de overige appartementseigenaars(6).
2.17 Indien inderdaad sprake is van een hoger dan marktconform rentetarief is de stelling dat Elmsford wordt bevoordeeld ten koste van de overige appartementseigenaars juist. Dat Elmsford zelf ook meebetaalt aan de rente als houder van een groot aantal appartementen kan daaraan niet afdoen. Ervan uitgaande - zoals ook het hof heeft gedaan - dat de wederpartij van de Vereniging bij de geldlening, gelieerd is aan Elmsford komt in dat geval het teveel betaalde indirect weer aan Elmsford / [betrokkene 1] ten goede. Ik acht het onder die omstandigheid zeer wel mogelijk dat het besluit tot het aangaan van de leningsovereenkomst in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Het hof heeft op dit punt zijn oordeel onvoldoende gemotiveerd. Hierbij wijs ik er nog op dat [verzoeker] c.s. in de feitelijke instanties bewijs hebben aangeboden van de door hen aangedragen stellingen, zoals het bedingen van een hogere dan marktconforme rente. Het onderdeel dient mijns inziens te slagen. De overige klachten vervat in dit onderdeel behoeven mijns inziens geen bespreking.
2.18 Onderdeel 5 keert zich tegen 's hofs oordeel dat de bestuursbenoemingen geldig zijn geschied:
"4.13 Bij agendapunt 5 zijn vijf bestuursleden benoemd. Het staat een houder van de statutair vereiste meerderheid van stemmen in de algemene ledenvergadering in beginsel vrij om de bestuursleden te kiezen of te benoemen die hij in het belang van de vereniging geschikt acht. De enkele omstandigheid dat alle benoemde bestuursleden zakelijke, persoonlijke en/of familiebanden met Elmsford c.q. [betrokkene 1] hebben, is onvoldoende om het onder agendapunt 5 genomen besluit vernietigbaar te achten op de hiervoor onder 4.6 bedoelde grond."
2.19 Het onderdeel voert aan dat het hof hiermee heeft miskend dat de benoemde bestuurders zakelijke, persoonlijke en/of familiebanden met Elmsford c.q. [betrokkene 1] hebben en daarmee ook en vooral dan wel uitsluitend het belang van Elmsford / [betrokkene 1] zullen dienen, nu zij zich ten minste mede zullen laten leiden door hun vriendschappelijke c.q. familiaire banden. Het bewerkstelligen door Elmsford van de benoeming van een eenzijdig ten gunste van Elmsford zelf samengesteld bestuur is in onaanvaardbare strijd met de door Elmsford jegens [verzoeker] c.s. in acht te nemen eisen van redelijkheid en billijkheid.
2.20 Op dit punt acht ik het oordeel van het hof juist. Uit het enkele feit dat de gekozen bestuursleden gelieerd zijn aan Elmsford / [betrokkene 1], volgt nog niet dat zij zich bij uitvoering van hun taken zullen richten op de belangen van Elmsford in plaats van de belangen van de Vereniging.
2.21 Voorts voert het onderdeel nog aan de bestuursbenoemingen in strijd zijn met (de strekking van) de tegenstrijdigbelangregeling van art. 5:133 BWA. Dit betoog faalt om dezelfde redenen als aangegeven bij onderdeel 3 (punt 2.14 van deze conclusie).
2.22 Tenslotte klaagt het onderdeel dat het hof ten onrechte is voorbijgegaan aan de klacht van [verzoeker] c.s. dat de benoeming van [betrokkene 4] als secretaris in strijd is met art. 20 lid 1 van de statuten omdat zij niet woonachtig is op Aruba of de Nederlandse Antillen, zoals door [verzoeker] c.s. in eerste aanleg bij pleidooi is aangevoerd.(7)
2.23 Artikel 20 lid 1 van de statuten van de Vereniging luidt als volgt:
"Het bestuur der Vereniging bestaat uit vijf (5) personen (...).
De Voorzitter, Secretaris en Penningmeester behoeven geen lid van de vereniging te zijn en dienen woonachtig in Aruba of de Nederlandse Antillen te zijn. (...)"
2.24 Op grond van de devolutieve werking van het appel dienen in eerste aanleg door geïntimeerde aan de orde gestelde, maar destijds buiten behandeling gelaten stellingen ambtshalve door de rechter te worden behandeld, voor zover deze door gegrond bevinding van een grief van appellant relevant worden voor de bepaling van het uiteindelijke dictum in appel.(8) Het hof was daardoor gehouden in te gaan op de stelling van verweerders dat [betrokkene 4] niet geldig tot bestuurslid is benoemd nu zij niet voldoet aan het vereiste van art. 20 lid 1 van de statuten.(9)
2.25 Desalniettemin dient het onderdeel mijns inziens te falen. Art. 20 lid 1 van de statuten sluit mijns inziens niet uit dat een bestuurder die niet in Aruba of de Nederlandse Antillen woont wél geldig benoemd kan worden. De statuten hadden kunnen bepalen " tot (...) en Secretaris kunnen slechts worden benoemd personen die woonachtig zijn in Aruba of (...)"(10). Uit de bewoordingen van art. 20 lid 1 valt mijns inziens geen eis voor benoembaarheid d.w.z. geen strikte kwaliteitseis af te leiden. Een "Voorzitter, Secretaris of Penningmeester" die niet in Aruba of de Nederlandse Antillen woont kan wel op grond van art. 20, lid 1 ontslagen worden, als deze eenmaal benoemd is. Dit neemt niet weg dat de benoeming zelf geldig kan zijn. Bij de door mij voorgestane uitleg speelt een rol dat ik terughoudend zou willen zijn met benoemingen van bestuurders die nietig blijken te zijn. Dergelijke nietige benoemingen kunnen tot veel juridische complicaties aanleiding geven(11). Gevolg van deze uitleg van de statuten is dat het feit dat [betrokkene 4] wellicht (op het moment van haar benoeming) niet op Aruba of de Nederlandse Antillen woonachtig was niet aan de geldigheid van haar benoeming in de weg staat. Het onderdeel wordt hiermee tevergeefs voorgesteld.
3. Conclusie
Deze strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
A-G
1 De feiten zijn ontleend aan rov. 2 van de beschikking van 25 maart 2004 van het gerecht in eerste aanleg van Aruba.
2 Zie het namens verweerders overgelegde procesdossier onder nr. 11.
3 Het verzoek is op 22 februari 2005 ter griffie van de Hoge Raad ingekomen. Zie 286a RvNA (zoals geldig tot 1 augustus 2005) jo art. 4 Cassatieregeling voor de Nederlandse Antillen en Aruba en ook rov. 2.1 van de bestreden beschikking.
4 Zie Pleitnotitities, Eerste Aanleg, onder 11 van [verzoeker] c.s en Pleitnotities, hoger beroep, onder 5 en 6 van [verzoeker] c.s. Zie ook rov. 4.8. van de bestreden beschikking.
5 In de beschikking van het gerecht in eerste aanleg van Aruba d.d. 25 maart 2004 wordt de jaarlijks te betalen management fee ad 10% geschat op een bedrag van plus minus USD 400.000,- per jaar. Daaraan gerelateerd bedraagt 6% USD 240.000,- per jaar.
6 Zie hierover de pleitnotities, Eerste Aanleg, onder 13 van [verzoeker] c.s en pleitnotities, Tweede Aanleg onder 5 van [verzoeker] c.s.
7 Zie pleitnota, ongedateerd, eerste aanleg, paragraaf 14.
8 Snijders, Civiel Appel, 2003, p. nr. 216, p. 215.
9 Voorts hebben [verzoeker] c.s. bij pleidooi in hoger beroep aangegeven dat al hun in eerste aanleg ingenomen stellingen als ingelast dienen te worden beschouwd.
10 Zie ook Sanders-Westbroek, BV en NV, negende druk, p. 153 (Een ander voorbeeld is de eis dat slechts personen die een bepaald aantal aandelen houden tot bestuurder kunnen worden benoemd).
11 Zie Asser-Maeijer, 2-lll, tweede druk, nr. 312 die mijns inziens terecht oordeelt dat indien een bestuurder niet meer voldoet aan een door de statuten gestelde benoembaarheidseis en de statuten geen voorziening bevatten, de bestuurder niet zonder meer ophoudt bestuurder te zijn. Hij merkt dan vervolgens op: "Wel zal er aanleiding tot ontslag zijn dat zonodig ook rechtens kan worden afgedwongen. De statuten kunnen echter ook bepalen dat de bestuurder (zonder meer) defungeert". Bij deze stellingname van Maeijer speelt mijns inziens beduchtheid voor de feitelijk als bestuurder werkzame persoon die juridisch geen bestuurder meer is een rol.
Beroepschrift 22‑02‑2005
ARUBAANSE ZAAK
VERZOEKSCHRIFT TOT CASSATIE
Aan de Hoge Raad der Nederlanden
Geven eerbiedig te kennen,
verzoekers tot cassatie,
- 1.
[verzoeker 1], wonende te [woonplaats], Nederland,
- 2.
[verzoeker 2], wonende in de Verenigde Staten,
- 3.
[verzoeker 3], wonende te [woonplaats], Nederland,
- 4.
[verzoeker 4], wonende te [woonplaats], Nederland,
- 5.
[verzoeker 5], wonende te [woonplaats], Nederland,
- 6.
[verzoeker 6], wonende te [woonplaats], Nederland,
- 7.
[verzoeker 7], wonende te [woonplaats], Nederland,
- 8.
[verzoeker 8], wonende te [woonplaats], Nederland,
allen te dezer zake woonplaats kiezende aan het Noordeinde nr. 33 (postbus 305, 2501 CH) te 's‑Gravenhage, ten kantore van mr. A.E.H. van der Voort Maarschalk, advocaat bij de Hoge Raad der Nederlanden, die als zodanig door verzoekers (hierna: ‘[verzoeker 1] c.s.’) is aangewezen om hen in deze cassatieprocedure te vertegenwoordigen en die dit verzoekschrift voor hen ondertekent en indient.
Verweerster in dezen is de coöperatieve vereniging COÖPERATIEVE VERENIGING VAN APPARTEMENTSEIGENAREN THE MILL RESORT (hierna: ‘de Vereniging’), gevestigd in Aruba, die te dezer zake in de appèlprocedure woonplaats heeft gekozen ten kantore van haar advocaat-gemachtigde mr. E.H.J. Martis aan de Wayaca nr. 31-C te Oranjestad, Aruba.
[verzoeker 1] c.s. stellen hierbij cassatieberoep in tegen de beschikking van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba (hierna: ‘het Hof’), gewezen in de rekestzaak nr. EJ-354/03-H-238/04 tussen de Vereniging als appellante en [verzoeker 1] c.s. als geïntimeerden en uitgesproken op 21 december 2004.
[verzoeker 1] c.s. voeren tegen 's Hofs beschikking aan het navolgende
Middel van cassatie
Schending van het recht en/of verzuim van wezenlijke vormen, doordat het Hof heeft overwogen en beslist als in zijn bestreden vonnis weergegeven, zulks op de volgende, mede in hun onderlinge samenhang te beschouwen gronden.
A. Inleiding
1
Het gaat in deze zaak om de vraag of drie besluiten1. genomen door de algemene ledenvergadering van verweerster in cassatie, een Arubaanse coöperatieve vereniging, nietig zijn wegens strijd met de wet of de statuten of vernietigbaar zijn wegens — kort gezegd — misbruik van meerderheidsmacht door de ‘grooteigenaar’ Elmsford N.V. en haar directeur de heer [betrokkene 1].
2
Op verzoek van [verzoeker 1] c.s. heeft het GEA, na een tussenbeschikking van 25 maart 2004, bij eindbeschikking van 27 mei 2004 de drie litigieuze besluiten nietig verklaard. Het GEA heeft voorts de Vereniging veroordeeld in de proceskosten. In hoger beroep heeft het Hof ‘de bestreden beschikking’2. van het GEA vernietigd en de verzoeken van [verzoeker 1] c.s. alsnog afgewezen en hen veroordeeld in de kosten in beide instanties.
3
De thans in cassatie bestreden beschikking van het Hof is van 21 december 2004. Op grond van art. 4 Cassatieregeling voor de Nederlandse Antillen en Aruba bedraagt de cassatietermijn het drievoud van de appèltermijn indien die korter is dan één maand. Het Hof is ervan uitgegaan dat de appèltermijn op grond van art. 286a RvA drie weken bedroeg3.. Uitgaande daarvan is de laatste dag van de cassatietermijn 22 februari 20054..
4
[verzoeker 1] c.s. kunnen zich met de beschikking van het Hof niet verenigen. Alvorens hun klachten uiteen te zetten gaan zij in op feiten en het procesverloop.
B. Feiten en procesverloop5.
1
De Vereniging is een coöperatieve vereniging van eigenaren van appartementsrechten die gezamenlijk het ‘The Mill Resort & Suites’ vormen. Dit resort telt in totaal 209 dan wel 210 appartementen (het eerste aantal wordt door [verzoeker 1] c.s. genoemd en het tweede door de Vereniging). In totaal 133 van die appartementsrechten, waaronder de ‘Spa/Gym’, zijn eigendom van de naamloze vennootschap Elmsford N.V. (hierna: ‘Elmsford’), waarvan [betrokken 1] (hierna: ‘[betrokkene 1]’) directeur is. [verzoeker 1] c.s. zijn eigenaren van enkele van de overige appartementsrechten.
2
Artikel 13 lid 3 van de statuten van de Vereniging luidt:
‘Het maximum aantal ter vergadering6. uit te brengen stemmen en het aantal stemmen dat iedere afzonderlijke eigenaar ter vergadering zal kunnen uitbrengen zal in de akte van splitsing worden vermeld.’
De Vereniging heeft onweersproken de volgende gegevens gesteld:7.
‘Totaal aantal stemmen | : | 964 |
Totaal aantal stemmen Elmsford | : | 891 |
(waarvan 756 uitsluitend uit hoofde van de Spa/Gym) | ||
Totaal aantal stemmen overige leden | : | 74’ |
3
Artikel 18, leden 1, 3 en 4, van de statuten van de Vereniging luiden als volgt:
‘Artikel 18
- 1.
Tot het aangaan van overeenkomsten, niet betreffende de hotelexploitatie, waaruit regelmatig terugkerende verplichtingen voortvloeien, kan slechts door de vergadering worden besloten voorzover de mogelijkheid daartoe blijkt uit deze statuten, het reglement, de daarvan afwijkende of aanvullende bepalingen in de akte van splitsing of uit het huishoudelijk reglement van de Vereniging.
- 2.
(..)
- 3.
Overeenkomsten als bedoeld in het eerste lid van dit artikel kunnen onder meer zijn:
- a.
de exploitatieovereenkomst tussen de Vereniging en de exploitant;
- b.
de overeenkomsten de zogenaamde exploitatierekening betreffende,
- 4.
Een negen/tiende (9/10) meerderheid van stemmen van de leden der vereniging op een algemene vergadering is vereist voor het nemen van een besluit de exploitatie overeenkomst betreffende.’
4
De appartementseigenaars zijn in een ‘convocation’ opgeroepen voor een vergadering van appartementseigenaars op 23 juni 2003 (hierna: ‘de vergadering’). In deze convocation is de agenda voor de vergadering opgenomen. De punten 3, 4 en 5 daarvan luiden:
- ‘3.
Approval and ratification of management agreement with The Mill Condominium Management N.V.;
- 4.
Approval and ratification of loan agreements between The Mill Coop and Karcorp Ltd;
- 5.
Election of a new board for The Mill Coop. The slate tor the new board is as follows:
Chairman Mr [betrokkene 2]
Vice-Chairman Mr [betrokkene 3]
Secretary [betrokkene 4]
Treasurer Elmsford N. V.
Member Mr [betrokkene 5] Jr.’
5
Op 23 juni heeft de vergadering plaatsgevonden en zijn besluiten genomen, onder meer inhoudende dat de onder de agendapunten 3 en 4 bedoelde goedkeuringen door de vergadering zijn gegeven en dat het onder punt 5 voorgestelde bestuur door de vergadering is gekozen.
6
In een mede door [verzoeker 1] c.s. tegen de Verenging aangespannen kort geding (nr. 32 van 2003) heeft de rechter in kort geding in haar vonnis van 26 maart 2003 ten aanzien van het op agendapunt 3 betrekking hebbende besluit het navolgende overwogen:
‘5.5
Partijen verschillen over het aantal stemmen en daarmee over de vraag of aan de 90%-eis van artikel 18 van de statuten is voldaan. Volgens eisers waren er 157 (maar zij noemen ook het aantal van 168) stemmen en volgens gedaagden 964. Het verschil wordt gevormd door een aantal van 756 stemmen toebehorend aan een appartement van de projectontwikkelaar Elmsford. Anders dan eisers stellen heeft Elmsford daarmee geen overheersende positie. Uitgaande van het door gedaagden genoemde aantal van 964 stemmen komt Elmsford met die 756 stemmen uit op een percentage van ongeveer 78% dat niet voldoende is om met inachtneming van artikel 18 de besluitvorming te bepalen. Dat kan derhalve geen argument zijn om de stemverhouding waarvan gedaagden uitgaan buiten beschouwing te laten. Met die 756 stemmen en stemmen van andere appartementen van Elmsford en van andere eigenaren is voldaan aan de door artikel 18 van de statuten voorgeschreven 90%. Van nietigheid dan wel vernietigbaarheid van het besluit lijkt daarom voorshands oordelende geen sprake.’
7
Bij verzoekschrift van 18 juli 2003 hebben [verzoeker 1] c.s. de onderhavige bodemprocedure ingeleid.8.[verzoeker 1] c.s. hebben het GEA verzocht de drie litigieuze besluiten van 23 juni 2003 nietig te verklaren dan wel te vernietigen.
8
Bij beschikking van 25 maart 2004 heeft het GEA, mede op basis van de door [verzoeker 1] c.s. overgelegde brief van 24 januari 2003 van notaris [notaris]9., geoordeeld dat Elmsford niet langer gebruik kan maken van de 756 stemmen van de gym. Het oorspronkelijke argument voor die stemmen was — aldus het GEA — om ongestoord verder te kunnen ontwikkelen en dat is daarom in de tijd slechts beperkt valide, hetgeen te meer geldt gezien het belang van de overige appartementseigenaars bij een redelijke en evenredige stemmenverdeling. Vanwege de vele jaren die zijn verstreken sinds de start van het resort had het beroep van Elmsford op de 756 stemmen in de vergadering niet mogen worden gehonoreerd. Nu de voor agendapunt 3 (het nieuwe managementcontract) vereiste 90% meerderheid zonder die 756 stemmen niet zou zijn gehaald, is — aldus het GEA — het besluit op grond van art. 5:129 BWA nietig (r.o. 5.4). Ten aanzien van de (gevolgen voor de) agendapunten 4 en 5 heeft het GEA partijen de gelegenheid gegeven zich daarover nader bij akte uit te laten.
9
Na aktewisseling heeft het GEA bij (eind)beschikking van 27 mei 2004 geoordeeld (in r.o. 2.4) dat de wijze waarop de stemming ten aanzien van de agendapunten 4 en 5 is verlopen, niet door de beugel kan. Ten eerste niet, omdat Elmsford zich ook daarbij van de 756 stemmen heeft bediend, hetgeen (zoals het GEA in zijn beschikking van 25 maart 2004 had overwogen) misbruik van bevoegdheid oplevert. Ten tweede omdat de notulen er niet blijk van geven dat acht is geslagen op de statutaire bepalingen waarin de voor de litigieuze besluiten vereiste meerderheid is vastgelegd (volgens art. 16 lid 490% voor agendapunt 3 en volgens art. 16 lid 150% voor agendapunten 4 en 5). Op grond van deze omstandigheden verklaarde het GEA alle drie de besluiten nietig op grond van art. 5:129 BWA.
10
Bij verzoekschrift van 16 juni 2004 dat op diezelfde dag bij het Hof is binnengekomen10. heeft de Vereniging hoger beroep ingesteld. [verzoeker 1] c.s. hebben verweer gevoerd.
11
Het Hof heeft in zijn in cassatie bestreden beschikking de beschikkingen11. van het GEA vernietigd en de vorderingen van [verzoeker 1] c.s. alsnog afgewezen. Het Hof heeft daartoe — samengevat weergegeven — onder meer het volgende overwogen:
- a.
Elmsford heeft haar belang dat zij te zijner tijd ongestoord de derde en vierde fase kan ontwikkelen niet verloren. Daarom mocht zij in beginsel gebruikmaken van de 756 stemmen die zijn toe te rekenen aan de gym, ook al houden de besluiten waarvoor zij de stemmen heeft gebruikt geen verband met de planning van de derde en vierde fase. Deze stemmen kunnen naar hun aard in beginsel voor elk besluit worden gebruikt. De enkele omstandigheid dat de stemmen met het oog op het ontwikkelingsbelang aan de ontwikkelaar zijn toegekend leidt niet er toe dat die stemmen alleen mogen worden gebruikt om dat belang te dienen. Gebruikmaking van die stemmen bij de totstandkoming van de drie bestreden besluiten is daarom op zichzelf onvoldoende om tot strijd met de wet, statuten of redelijkheid en billijkheid te concluderen (r.o. 4.4).
- b.
Ook zonder meetelling van de 756 stemmen had Elmsford de vereiste (gewone) meerderheid bij de totstandkoming van de besluiten 4 en 5 betreffende de leningovereenkomst en de bestuursbenoemingen (r.o. 4.5).
- c.
Indien Elmsford bij de gebruikmaking van haar stemmen zo weinig rekening heeft gehouden met de gerechtvaardigde belangen van de overige appartementseigenaren dat dit in strijd is met de jegens hen in acht te nemen redelijkheid en billijkheid, zijn de besluiten wegens misbruik van meerderheidsmacht vernietigbaar (r.o. 4.6).
- d.
Van een dergelijke vernietigbaarheid is echter bij geen van de drie aangevallen besluiten sprake.
- (1)
Ter zake van de exploitatieovereenkomst is de gelieerdheid van Elmsford en [betrokkene 1] (zie ook no. 4.7) alsmede de enkele stelling dat een management fee van ten hoogste 6% gebruikelijk is, onvoldoende om van een belangenstrijd resp. strijd met de redelijkheid en billijkheid jegens de overige eigenaren te kunnen spreken, terwijl onvoldoende is onderbouwd dat Condominium niet over de vereiste expertise beschikt en niet goed functioneert (r.o. 4.9).
- (2)
Ter zake van de leningovereenkomst brengt de enkele gelieerdheid van Kargroup Ltd.12. met Elmsford en [betrokkene 1] evenmin zo'n belangenstrijd mee. Als Elmsford door de lening haar aanzuiveringsplicht ontloopt, wordt die aanzuiveringsplicht van de overige appartementseigenaren ook voorkomen terwijl Elmsford, net als die appartementseigenaren, ook rente moet betalen (r.o. 4.12).
- (3)
Ter zake van de bestuursbenoemingen is de enkele omstandigheid dat de nieuw benoemde bestuursleden zakelijke, persoonlijke en/of familiebanden met Elmsford c.q. [betrokkene 1] hebben onvoldoende om het besluit vernietigbaar te achten (r.o. 4.13). Art. 5:133 BWA biedt daarvoor ook geen steun terwijl het besluit bovendien niet in strijd is met dat artikel (r.o. 4.14).
- (4)
Overigens is niets gesteld of gebleken dat aanleiding zou kunnen geven voor een andersluidend oordeel (r.o. 4.15) terwijl bovendien de door [verzoeker 1] c.s. gestelde strijd met de wet, splitsingsakte, statuten of een reglement als onvoldoende onderbouwd wordt gepasseerd (r.o. 4.16).
12
Op grond van deze oordelen mag in cassatie (veronderstellenderwijs), van de juistheid van de volgende door [verzoeker 1] c.s. aangevoerde stellingen worden uitgegaan:
- a.
De 756 stemmen zijn in verband met het belang van de ongestoorde ontwikkeling van de derde en vierde fase aan de ontwikkelaar toegekend (r.o. 4.4).
- b.
De drie bestreden besluiten houden geen verband met dat ontwikkelingsbelang (r.o. 4.4).
- c.
Condominium is gelieerd aan Elmsford en [betrokkene 1] (r.o. 4.7 en 4.9).
- d.
Een management fee van 6% van de omzet is in de markt gebruikelijk (r.o. 4.8).
- e.
Kargroup is gelieerd aan Elmsford en [betrokkene 1] (r.o. 4.10 en 4.12).
- f.
Elmsford ontloopt door de leningovereenkomst haar statutaire aanzuiveringsplicht van art. 27 (r.o. 4.12).
- g.
De nieuw benoemde bestuursleden hebben zakelijke, persoonlijke en/of familiebanden met Elmsford c.q. [betrokkene 1] (r.o. 4.13).
13
[verzoeker 1] c.s. hebben ter onderbouwing van hun vorderingen tot nietigverklaring dan wel vernietiging van de litigieuze drie besluiten voorts de volgende — niet als zodanig (althans niet gemotiveerd13.) door het Hof verworpen, en dus in cassatie als (veronderstellenderwijs) juist aan te merken — stellingen aangevoerd:
- a.
Met ingang van 16 januari 1996 voerde Mill Condotel Management N.V. (hierna: ‘Condotel’) op basis van een (mede) met de Vereniging gesloten overeenkomst het dagelijkse management van de Vereniging. De werkzaamheden werden feitelijk uitgevoerd door de heer [naam], directeur en middellijk aandeelhouder van Condotel14. en tevens directeur van de Vereniging.15.
- b.
Met ingang van 1 november 2002 heeft [betrokkene 1] feitelijk verhinderd dat [naam] zijn werkzaamheden kon uitvoeren en gebruik kon maken van zijn dienstwoning. Voorts heeft hij er voor gezorgd dat betaling van het salaris van [naam] (door de Vereniging) werd stopgezet.16.
- c.
De kortgedingrechter heeft [betrokkene 1] verder optreden tegen [naam] zonder volmacht van de Vereniging verboden op straffe van een dwangsom.17. Daarna is de Vereniging niet-ontvankelijk verklaard in een door haar geïnitieerd kort geding waarbij zij van [naam] en Condotel vorderde dat zij zich zouden onthouden van handelingen voor of namens de Vereniging. De reden van de niet-ontvankelijkheid was dat aan het initiëren van de procedure geen bevoegd genomen bestuursbesluit ten grondslag lag.18.
- d.
De reden van het (onrechtmatig) beëindigen van de overeenkomsten met Condotel en [naam] door [betrokkene 1] was dat hij zelf de managementfees wilde opstrijken nadat Condotel het hotel na een bijna-faillissement in 1996 van de ondergang had gered.19.
- e.
Na de onrechtmatige opzegging van het managementcontract en het onrechtmatige ontslag van [naam] heeft de Vereniging na een gevecht van meer dan een jaar een ‘enorm bedrag’ moeten betalen om de zaak met hen te regelen.20.
- f.
De leningovereenkomst is niet at arm's length en de rente is te hoog.21.
- g.
Het aangaan van de leningovereenkomst is niet voorzien in de statuten en derhalve daarmee in strijd.22.
- h.
Ter zake van de leningovereenkomst is (ook) sprake van tegenstrijdige belangen als bedoeld in art. 5:133 lid 2 BWA.23.
C. Klachten
De (in § B1l.d samengevatte) oordelen van het Hof, kort gezegd inhoudende dat de drie litigieuze besluiten niet vernietigbaar (en evenmin nietig) zijn, geven blijk van een onjuiste rechtsopvatting in het licht van hetgeen door het Hof is vastgesteld en hetgeen door [verzoeker 1] is gesteld en door het Hof niet is verworpen (zie § B1 t/m B5 en § B12 en B13), althans zijn die oordelen onvoldoende (begrijpelijk) gemotiveerd. Deze algemene klacht wordt hierna uitgewerkt en toegelicht.
1. Algemeen
1.1
Ook op Aruba golden al op het moment dat de besluiten werden genomen de regels
- (i)
dat degenen die bij de rechtspersoon — zoals de Vereniging — zijn betrokken (waaronder de leden van de Vereniging) zich als zodanig jegens elkaar moeten gedragen naar hetgeen door de redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd en
- (ii)
dat een tussen hen krachtens wet, gewoonte, statuten, reglementen of besluit geldende regel niet van toepassing is voorzover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn alsmede
- (iii)
dat een in strijd met de door deze regels (i) of (ii) geëiste redelijkheid en billijkheid genomen besluit vernietigbaar is.
Voor Nederland zijn deze regels vastgelegd in art. 2:8 en 15 lid 1 sub b BW en voor de Nederlandse Antillen in art 2:7 en 21 lid 3 sub c BWNA. Deze regels brengen onder meer mee dat degene die de meerderheid van stemmen in de vergadering van eigenaars van een vereniging van appartementseigenaars heeft voldoende rekening moet houden met de belangen van de overige (minderheids)appartementseigenaars24. en dat die zijn bevoegdheden niet mag misbruiken. Dat laatste is voor Aruba ook vastgelegd in art. 3:13 BWA.
1.2
Voorts bevat art. 5:133 BWA een regeling die er in voorziet dat een vereniging van appartementseigenaars niet wordt vertegenwoordigd door een bestuurslid dat een met de vereniging tegenstrijdig belang heeft; in dat geval wordt de vereniging vertegenwoordigd door een bestuurslid dat een dergelijk tegenstrijdig belang niet heeft of door de voorzitter van de vergadering van eigenaars die tegenwicht kan bieden aan de bestuurder.25. Aangenomen mag worden dat ook dat artikel ervan uitgaat dat het risico moet worden vermeden dat bestuurders bij hun handelen, dat gericht moet zijn op het belang van de Vereniging en de gezamenlijke appartementseigenaars, een ander belang — namelijk het privébelang van één meerderheidseigenaar — laten prevaleren.26.
2. Misbruik van de 756 stemmen
2.1
Elmsford heeft voor alle drie de litigieuze besluiten mede gebruik gemaakt van 756 stemmen verbonden aan de gym. Die stemmen waren niet met het oog op deze besluiten toegekend maar alleen met het oog op een ander bepaald belang, namelijk de ongestoorde ontwikkeling van de derde en vierde (uitbouw)fase waarmee de litigieuze besluiten geen enkel verband hielden. Elmsford heeft de stemmen derhalve in alle drie gevallen gebruikt voor een ander doel dan waarvoor zij bestemd waren.
2.2
Voor wat betreft het besluit over de nieuwe managementovereenkomst geldt bovendien dat op grond van een speciale regeling in de statuten een unanimiteit benaderende meerderheid van 90% vereist was. Voor een dergelijk besluit verlangden de statuten met andere woorden dat nagenoeg alle uitgebrachte stemmen vóór het besluit zouden worden uitgebracht. Zonder de ‘bijzondere’ 756 stemmen zou deze 90%-meerderheid niet zijn gehaald.27. Elmsford heeft met andere woorden slechts het besluit over de nieuwe managementovereenkomst ‘door kunnen drukken’ door gebruikmaking van stemmen die niet (voor de stemming over) zo'n besluit bestemd waren en die derhalve ook niet geldig voor de stemming over dat besluit konden worden gebruikt. Het besluit ten aanzien van de managementovereenkomst is reeds daarom nietig wegens strijd met art. 18 lid 4 van de statuten aangezien de daarin vereiste meerderheid van 90% niet is gehaald. [verzoeker 1] c.s. beschikten immers over 27 tegenstemmen, hetgeen meer was dan 10% van de in totaal uitgebrachte ‘gewone’ stemmen (zie voetnoot 27). 's Hofs andersluidende oordeel is dan ook onjuist, althans het Hof heeft onvoldoende gemotiveerd waarom in dit geval geen sprake zou zijn van een onaanvaardbare strijd met de statuten, te meer nu het Hof door het gebruik van de woorden ‘op zichzelf’ (in r.o. 4.4, pag. 4 bovenaan) juist ten minste de mogelijkheid openlaat dat van zo'n strijd met art. 18 lid 4 sprake is.
3. Managementovereenkomst
3.1
In dit geval heeft Elmsford (en haar directeur [betrokkene 1], die Elmsford controleert28.) onrechtmatig, want zonder daartoe van de Vereniging verkregen volmacht, en op een nadien door de kortgedingrechter verboden wijze, vanaf 1 november 2002 uitvoering van de managementovereenkomst met Condotel/[naam] verhinderd, hetgeen er vervolgens toe heeft geleid dat die overeenkomst op een voor de Vereniging (en daarmee voor [verzoeker 1] c.s.) kostbare wijze is geëindigd (zie § B13a–e hierboven). Na aldus het einde van de managementovereenkomst met Condotel te hebben bewerkstelligd heeft Elmsford ([betrokkene 1]) met behulp van haar meerderheidspositie de Vereniging een nieuwe managementovereenkomst doen aangaan met een aan Elmsford ([betrokkene 1]) zelf gelieerde vennootschap (The Mill Condominium Management N.V.; hierna ‘Condominium’) die voorzag in een management fee van 10% van de omzet terwijl in de markt 6% gebruikelijk is (zie § B12.d hierboven) met als doel voortaan zelf de managementfees op te strijken (zie § B13.d hierboven). Niet alleen leidde deze niet marktconforme fee tot te hoge lasten voor de Vereniging (en daarmee voor [verzoeker 1] c.s.) maar bovendien kwam dit van 4% vanwege de gelieerdheid (zie § B12.e) in feite, op zijn minst ten dele, ten goede aan Elmsford ([betrokkene 1]).
3.2
Het aldus eenzijdig en onbevoegd door Elmsford ([betrokkene 1]) bewerkstelligen van de beëindiging van de managementovereenkomst met Condotel teneinde in haar eigen voordeel en ten nadele van [verzoeker 1] c.s. totstandkoming van de nieuwe managementovereenkomst met het aan haarzelf gelieerde Condominum te bewerkstelligen, is in onaanvaardbare strijd met de door Elmsford jegens [verzoeker 1] c.s. in acht te nemen eisen van redelijkheid en billijkheid.
3.3
Althans valt zonder nader motivering niet in te zien dat die drie besluiten niet vernietigbaar zijn op grond van de in § C.1 hierboven genoemde regels over een door één eigenaar van appartementsrechten die over een meerderheid van stemmen in de vergadering van appartementseigenaars beschikt op straffe van vernietigbaarheid van door die vergadering genomen besluiten in acht te nemen (zorgvuldigheids)eisen. Het komt er immers op neer dat Elmsford eerst (middels haar directeur [betrokkene 1]) zelf de noodzaak heeft gecreëerd tot het nemen van een besluit over een nieuwe managementovereenkomst en vervolgens, ondanks de aanwezigheid van een met de Vereniging althans [verzoeker 1] c.s. tegenstrijdig belang, het besluit over die nieuwe overeenkomst, die voor haar voordelig en voor [verzoeker 1] c.s. nadelig was, heeft ‘doorgedrukt’ met gebruikmaking van stemmen die niet voor het nemen van dat besluit bestemd waren.
3.4
Het besluit over de managementovereenkomst is bovendien in strijd met (de strekking van) art. 5:133 lid 2 BWA. De overeenkomst is immers in feite namens de Vereniging aangegaan door Elmsford, hoewel zij ter zake een belang had dat tegenstrijdig was met dat van de Vereniging en de overige appartementseigenaars, waaronder [verzoeker 1] c.s. De overeenkomst is in elk geval niet aangegaan door iemand die aan Elmsford overeenkomstig art. 5:133 lid 2 BWA voldoende tegenwicht zou hebben kunnen bieden. Weliswaar trad Elmsford bij het nemen van de beslissing die tot het aangaan van de overeenkomst leidde niet op als bestuurder met een tegenstrijdig belang en zou zij, als houdster van de meerderheid van de stemmen in de vergadering van appartementseigenaars, in beginsel beslissende invloed hebben kunnen uitoefenen op de benoeming van de voorzitter van de vergadering die de vereniging op grond van art. 5:133 lid 2 BWA zou hebben vertegenwoordigd, maar dat neemt niet weg dat de handelwijze van Elmsford niet in overeenstemming is met de (ook in § C.1.2 hierboven uiteengezette) strekking van dat artikel. Die beoogt te voorkomen dat de besluitvorming en vertegenwoordiging van een vereniging van appartementseigenaars bij aangaan van verplichtingen met een duur en een financieel belang als hier aan de orde doorslaggevend wordt beïnvloed door één iemand met een tegenstrijdig belang. Het Hof heeft daarom kennelijk en ten onrechte het besluit over de managementovereenkomst niet nietig geacht wegens strijd met (de strekking van) art. 5:133 lid 2 BWA , althans valt zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet in te zien waarom van een dergelijke strijd met dat artikel(lid) geen sprake is.
3.5
's Hofs oordeel is ten slotte onbegrijpelijk in het licht van de door [verzoeker 1] c.s. aangevoerde in § B13 samengevatte essentiële stellingen, althans valt zonder (nadere) motivering, die ontbreekt, niet in te zien waarom die stellingen buiten beschouwing konden blijven als kennelijk niet relevant voor de beantwoording van de vraag of de besluiten nietig dan wel vernietigbaar zijn. De kostbare (zie § B13.d hierboven) en onrechtmatige wijze waarop Elmsford in de persoon van haar directeur-eigenaar [betrokkene 1] de ‘ruimte’ c.q. noodzaak heeft gecreëerd om de Vereniging een nieuwe overeenkomst aan te laten gaan (§ B13.a–c hierboven) alsmede het motief om voortaan zelf de managementfees te kunnen opstrijken (§ B13.e hierboven) konden daarvoor wel degelijk relevant zijn.
4. Leningovereenkomst
4.1
Elmsford ([betrokkene 1]) heeft voorts met behulp van haar meerderheidspositie de Vereniging een leningovereenkomst doen aangaan met een aan haar ([betrokkene]) gelieerde vennootschap (Kargroup Ltd). In cassatie moet er, als door het Hof in het midden gelaten, veronderstellenderwijs van worden uitgegaan dat Elmsford door de leningovereenkomst haar statutaire aanzuiveringsplicht ontliep (zie § B12.f hierboven). Ook moet er veronderstellenderwijs van worden uitgegaan dat de lening niet at arm's length was, de rente te hoog was en het aangaan ervan in strijd met de statuten (art. 18) was, omdat die niet voorzien in de mogelijkheid van een besluit daartoe door de vergadering van appartementseigenaars, alsmede dat sprake was van een tegenstrijdig belang als bedoeld in art. 5:133 lid 2 BWA (zie § B13.f–h hierboven).
4.2
Afgezien van de strijd met de statuten en (de strekking van) art. 5:133 BWA, hebben de onzakelijke voorwaarden en de te hoge rente tot gevolg dat Elmsford wordt bevoordeeld ten koste van de overige appartementseigenaars. Vanwege haar gelieerdheid met de leningverstrekker komen de zakelijke en onzakelijke voordelen (inclusief de te hoge rente) van de lening immers, ten minste gedeeltelijk, ten goede aan Elmsford. Zelfs als de lening op zakelijke voorwaarden (inclusief een niet te hoge rente) zou zijn aangegaan worden [verzoeker 1] c.s. door het aangaan van de lening benadeeld en Elmsford bevoordeeld. Door de lening worden [verzoeker 1] c.s. immers verhinderd om in overeenstemming met de statuten het aan hen toe te rekenen deel van het exploitatietekort naar hun eigen keuze en naar gelang hetgeen in hun specifieke situatie voor hen het gunstigst is, te voldoen uit eigen middelen, dan wel daarvoor een lening bij een derde van hun eigen keuze te sluiten. In plaats daarvan zorgt de leningovereenkomst voor een gedwongen financiering met vreemd vermogen én voor een gedwongen winkelnering bij Kargroup waarvan Elmsford profiteert. Worden de overige appartementshouders door de door Elmsford opgedrongen leningovereenkomst gedwongen tot een financiering met vreemd vermogen, vanwege haar gelieerdheid met de leningverstrekker Kargroup houdt zij daarentegen in feite de keuze haar ‘aanzuivering’ te financieren met eigen vermogen (als het aan haar gelieerde Kargroup de lening uit eigen vermogen ter beschikking stelt) dan wel vreemd vermogen (als Kargroup extern een lening zou aantrekken, naar mag worden aangenomen tegen een lagere rente dan zij aan de Vereniging in rekening brengt). [verzoeker 1] c.s. worden door de leningovereenkomst dus onevenredig benadeeld terwijl Elmsford er door, ten koste van (onder meer) [verzoeker 1] c.s., wordt bevoordeeld.
4.3
Ook hier geldt dat het eenzijdig in haar eigen voordeel en ten nadele van [verzoeker 1] c.s. bewerkstelligen van de totstandkoming van de leningovereenkomst met het aan haarzelf gelieerde Kargroup in onaanvaardbare strijd is met de door Elmsford jegens [verzoeker 1] c.s. in acht te nemen eisen van redelijkheid en billijkheid dan wel met art. 5:133 lid 2 BWA resp. art. 18 van de statuten, althans valt zonder nadere (ontbrekende) motivering niet in te zien waarom van een strijd met die zorgvuldigheidseisen, de statuten resp. de (strekking van de) wet geen sprake is.
4.4
Ten slotte is ook 's Hofs oordeel over het besluit ter zake van de leningovereenkomst onbegrijpelijk in het licht van de door [verzoeker 1] c.s. aangevoerde in § B13 samengevatte essentiële stellingen, althans is zonder (nadere) motivering, die ontbreekt, niet in te zien waarom die stellingen als kennelijk niet relevant buiten beschouwing konden blijven. De stellingen van [verzoeker 1] c.s. dat de door de aan Elmsford gelieerde Kargroup te verstrekken lening verbonden voorwaarden onzakelijk waren en de rente te hoog en het aangaan van de leningovereenkomst bovendien in strijd was met de statuten (§ B13f en g hierboven) en een tegenstrijdig belang opleverde (§ B13.h hierboven) konden immers eveneens van belang zijn voor de vraag of het besluit over de leningovereenkomst nietig is (wegens strijd met de statuten resp. de wet) dan wel vernietigbaar (wegens strijd met door Elmsford in acht te nemen (zorgvuldigheids)eisen).
5. Bestuursbenoemingen
5.1
Voor wat betreft het besluit over de bestuursbenoemingen geldt dat nieuw benoemde bestuurders zakelijke, persoonlijke en/of familiebanden met Elmsford c.q. [betrokkene 1] hebben en derhalve ook en vooral dan wel uitsluitend het belang van Elmsford (en haar directeur [betrokkene 1]) zullen (behoren te) dienen. De heer [betrokkene 2] (voorzitter) moet als advocaat29. van Elmsford en [betrokkene 1] eenzijdig hun belangen dienen. Mevrouw [betrokkene 4]30. (secretaris) is de (persoonlijke) accountant van Elmsford en [betrokkene 1]. Ook zij zal op grond van haar functie de belangen van Elmsford c.q. [betrokkene 1] dienen te behartigen. Daar komt bij dat zij beiden geen appartementsrecht hebben en er derhalve voor hen te minder reden is (omdat hun een eigen eigenaarsbelang ontbreekt) zich te laten leiden door het belang van de appartementseigenaren. De heer [betrokkene 3] (vice-voorzitter) is een persoonlijke vriend van [betrokkene 1] en de heer [betrokkene 5] jr. (lid) is de zoon van [betrokkene 1].31. Zij zullen zich, ten minste mede, laten leiden door hun vriendschappelijke c.q. familiaire banden. Het vijfde bestuurslid, Elmsford zelf (penningmeester), brengt allerminst alsnog evenwicht in de eenzijdige bestuurssamenstelling.
5.2
Een dergelijke eenzijdige bestuurssamenstelling is niet in het belang van de Vereniging en de overige appartementseigenaren (waaronder [verzoeker 1] c.s.). Ten minste bestaat aldus het gegronde vermoeden en risico dat het eenzijdig ten gunste van Elmsford/[betrokkene 1] samengesteld bestuur zich bij zijn besluitvorming in en vertegenwoordiging van de Vereniging (vooral) zal laten leiden door de particuliere belangen van Elmsford c.q. [betrokkene 1], en derhalve niet of minder door die van de Vereniging en van de (overige) appartementseigenaars. Daarom kan niet worden gezegd dat een juiste behartiging van de belangen van de Vereniging en [verzoeker 1] c.s. voldoende is gewaarborgd. Een en ander klemt te meer omdat Elmsford c.q. [betrokkene 1] er bij en voorafgaande aan het nemen van de drie litigieuze besluiten blijk van heeft gegeven zich weinig of niets gelegen te laten liggen aan de gerechtvaardigde belangen van de Vereniging en de overige appartementseigenaars, waaronder [verzoeker 1] c.s. en niets er op wijst dat zij (hij) inmiddels van houding is veranderd32.
5.3
Ten slotte is de benoeming van mevrouw [betrokkene 4] is strijd met art. 20 lid 1 van de statuten33. omdat zij niet woonachtig is op Aruba of de Nederlandse Antillen.
5.4
Het bewerkstelligen door Elmsford van de benoeming van een eenzijdig ten gunste van haarzelf samengesteld bestuur is in onaanvaardbare strijd met de door Elmsford jegens [verzoeker 1] c.s. in acht te nemen eisen van redelijkheid en billijkheid. Dit is bovendien in strijd met de (hierboven in § C1.2 omschreven) strekking van de tegenstrijdig belang regeling van art. 5:133 BWA alsmede (voor wat betreft de benoeming van mevrouw [betrokkene 4]) in strijd met art. 20 lid 1 van de statuten. Althans valt zonder nadere (ontbrekende) motivering niet in te zien waarom van een strijd met die zorgvuldigheidseisen, de (strekking van de) wet resp. de statuten geen sprake is.
D. Conclusie
[verzoeker 1] c.s. verzoeken de Hoge Raad eerbiedig om op grond van het bovenstaande cassatiemiddel 's Hofs daarbij bestreden beschikking te vernietigen met zodanige nadere voorziening, mede ten aanzien van de kosten, als de Hoge Raad juist zal achten.
Den Haag, 22 februari 2005
Advocaat
Voetnoten
Voetnoten Beroepschrift 22‑02‑2005
Zie r.o. 4.17 en het dictum van 's Hofs bestreden beschikking. Het door het Hof gebruikte enkelvoud berust kennelijk op een verschrijving aangezien de Vereniging blijkens haar beroepschrift in appèl (§ 1) en 's Hofs r.o. 1.2 tegen beide beschikkingen van het GEA in hoger beroep kwam. In de tussenbeschikking had het GEA nl. al bij eindbeschikking beslist dat besluit 3 nietig moet worden verklaard.
Zie ook beschikking Hof, r.o. 2.1.
Zou het GEA de besluiten op grond van art. 5:130 BWA hebben vernietigd (waarom [verzoeker 1] c.s. ook verzocht hebben) dan zou de appèltermijn overeenkomstig art. 5:130 lid 2 BWA één maand hebben bedragen en de cassatietermijn overeenkomstig art. 4 Cassatieregeling voor de Nederlandse Antillen en Aruba drie maanden.
Zie ook beschikking GEA d.d. 25 maart 2004, r.o. 2.a–g en beschikking Hof, no. 4.1.
Het citaat is overeenkomstig de tekst van de statuten die namens [verzoeker 1] als productie 1 bij pleidooi in eerste instantie in het geding is gebracht. Het GEA vermeldt in r.o. 2.c hier de woorden ‘(algemene leden)vergadering’.
Beschikking GEA 25 maart 2004, r.o. 2.c. De akte van splitsing behoort niet tot de processtukken.
Verzoekers De Jong en De Vries-Westland hebben zich later, bij akte van 30 september 2003, gevoegd aan de zijde van de oorspronkelijke zes verzoekers.
Vzs I, prod. 8. [verzoeker 1] c.s. hebben onweersproken gesteld (zie pl.not. I § 6, zesde blad bovenaan) dat notaris [notaris] de geestelijke vader was van de constructie met de 756 stemmen voor de gym zodat hij als geen ander wist wat het doel was van toekenning van die stemmen. Bij de oprichting van de Vereniging trad hij op als getuige (zie prod. 1, blad 1 bij pl.not. I [verzoeker 1] c.s.).
Beschikking Hof, r.o. 1.2.
Zie voetnoot 2.
Het GEA heeft het, in navolging van de convocation van de vergadering van 23 juni 2003, over Karcorp Ltd. (zie beschikking 25 maart 2004 r.o. 2.e, daar overigens per abuis gespeld als Karcrop). Kennelijk bedoelen Hof en GEA dezelfde vennootschap. In het vervolg is de benaming van het Hof aangehouden.
Voorzover het Hof die stellingen in r.o. 4.16 zou hebben verworpen is die verwerping niet gemotiveerd.
Zie kortgedingvonnis [naam]/[betrokkene 1, prod. 4 bij vzs I, r.o. 2.a.
Vzs I § 2 en prod. 1.
Vzs I § 4–7.
Vzs I § 9 en 10 en prod. 4 daarbij.
Vzs I § 11 en prod. 5 daarbij.
Pl.not. I § 3, 5e al.
Pl.not. I § 4, 2e al. Zie voor de schikking ook vws I, § 2 en 12.
Pl-not. I § 13, 2e al., akte 15 april 2004 § 4, vws II, § 5, derde blad, laatste alinea (‘financieel lucratieve contracten’). Zie voor het standpunt van de Vereniging vws I § 11 en antwoordakte 6 mei 2004 § 11.
Akte 15 april 2004 § 3. Zie voor het standpunt van de Vereniging antwoordakte 6 mei 2004 § 10.
Vzs I § 16 en 17.
Zie voorts onder meer HR 1 maart 2002, NJ 2002, 296; OK 27 mei 1999, NJ 1999, 487, r.o. 3.5 en 3.6 (ook te kennen uit HR 27 september 2000 (Gucci), NJ 2000, 653); 9 januari 1987, NJ 1987, 959, r.o. 3.4. Zie voorts Maijer in zijn noot (m.n. onderdeel 4) bij NJ 1990, 308.
Zie over het gelijkluidende Nederlandse art. 5:133 BW Asser/Van Dam/Mijnssen/Van Velten 3-II, 2002, nr. 544.
Zie HR 3 mei 2002, NJ 2002, 393 (Brandao/Joral), r.o. 3.5.2; 22 maart 1996, NJ 1996, 568 (Mediasafe), r.o. 3.4. Zie voorts prof. mr. F.J.P. van den Ingh in zijn noot (onderdeel 3) onder het arrest Brandao/Joral in JOR 2002/111. Zie voorts het eindrapport d.d. 9 december 2003 van de Commissie Corporate Governance, principe II.3 (tegenstrijdige belangen).
De stemmingsuitslag staat niet vast (zie GEA II r.o. 2.4 en Hof r.o. 4.5). Volgens de Vereniging waren er (blijkens de antwoordakte van 6 mei 2004 § 7) 138 ‘gewone’ stemmen vóór, te weten Elmsford (136 stemmen), [betrokkene 3] (1 stem) en ‘To’ (vermoedelijk is bedoeld J. Lo Russo) (ook 1 stem) en waren de anderen, [verzoeker 1] c.s. (27 stemmen), tegen. [verzoeker 1] c.s. zijn ook uitgegaan van 136 ‘gewone’ stemmen voor Elmsford; zie vzs I § 15.
Vws I,§ 7.
Zie pl.not, I, § 14, twaalfde blad, tweede alinea. Zie ook akte 15 april 2004, § 5, derde alinea.
Zie pl.not, I, § 14, twaalfde blad, vierde alinea.
Zie pl.not. I, § 14, twaalfde blad, vijfde alinea.
Zie het optreden van haar directeur [betrokkene 1] tegen [naam] en Condotel zonder volmacht c.q. bestuursbesluit § B134.a–4.c alsmede het ‘doordrukken’ van de voor haar gunstige en voor [verzoeker 1] c.s. (en de overige appartementseigenaars c.q. de Vereniging) managementovereenkomst en de leningovereenkomst. Zie voorts pl.not. II namens [verzoeker 1] c.s., § 3 en 4 prod. 1 en 2 daarbij.
Zie pl.not. I, § 14, twaalfde blad, vierde alinea. Zie voor de statuten prod. 9 bij de pleitnotities.