NJ 1996, 568
Vennootschapsrecht / indirect tegenstrijdig belang / externe werking 2:256 (146) BW / prejudiciële vragen aan HvJ EG i.v.m. uitleg Eerste Richtlijn
HR 22-03-1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2022, m.nt. J.M.M. Maeijer (Mediasafe I)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
22 maart 1996
- Magistraten
Martens, Roelvink, Mijnssen, Neleman, Heemskerk, Mok
- Zaaknummer
15915
- Noot
J.M.M. Maeijer
- LJN
ZC2022
- Roepnaam
Mediasafe I
- JCDI
JCDI:ADS63189:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1996:ZC2022, Uitspraak, Hoge Raad, 22‑03‑1996
- Wetingang
BW art. 2:146; BW art. 2:256; 1e EG-Richtlijn harmonisatie vennootschapsrecht art. 3; 1e EG-Richtlijn harmonisatie vennootschapsrecht art. 9
Essentie
Vennootschapsrecht. Indirect tegenstrijdig belang. Externe werking art. 2:256(146) BW. Prejudiciële vragen aan HvJ EG i.v.m. uitleg Eerste Richtlijn.
Samenvatting
Onjuist is dat van een tegenstrijdig belang als bedoeld in art. 2:256 slechts sprake kan zijn indien het gaat om een handeling verricht tussen de vennootschap en haar bestuurder, en niet indien het gaat om een handeling verricht tussen de vennootschap en een derde. Dat zou in tegenspraak zijn met de ruime bewoordingen van art. 2:256 (‘alle gevallen’) en zou bovendien en vooral onvoldoende recht doen aan de op bescherming van het belang van de vennootschap gerichte strekking van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.