Rb. Den Haag, 30-09-2024, nr. 09/010251-22
ECLI:NL:RBDHA:2024:15487
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
30-09-2024
- Zaaknummer
09/010251-22
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2024:15487, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 30‑09‑2024; (Eerste aanleg - meervoudig, Op tegenspraak)
- Vindplaatsen
Viditax (FutD), 1-10-2024
FutD 2024-2108
NLF 2024/2353 met annotatie van Ludwijn Jaeger
Uitspraak 30‑09‑2024
Inhoudsindicatie
Veroordeling voor passieve ambtelijk omkoping, computervredebreuk en (gewoonte)witwassen. Veroordeelde heeft gedurende anderhalf jaar in zijn functie als ambtenaar bij de Belastingdienst tientallen kentekens en bijbehorende (persoons)gegevens verstrekt aan derden voor geld. Gevangenisstraf van 36 maanden en ontzetting uit het recht het ambt van ambtenaar te bekleden voor de duur van 5 jaren.
Partij(en)
Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/010251-22
Datum uitspraak: 30 september 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] ( [postcode] ) te [woonplaats] .
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 16 september 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. D.M. van Gosen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. J.T.H.M. Mühren naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, die tweemaal is gewijzigd op de terechtzitting van 16 september 2024. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
3. Aard van de zaak
De verdachte wordt in het bijzonder verweten dat hij in zijn hoedanigheid van ambtenaar bij de Belastingdienst in ruil voor geld kentekens heeft bevraagd en de daarbij behorende informatie aan derden heeft verstrekt. Dit wordt ook wel ‘passieve ambtelijke omkoping’ genoemd. Verder wordt de verdachte computervredebreuk en witwassen verweten. In dit vonnis komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van feiten. Zij legt de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden en een beroepsverbod van 5 jaar op.
4. De bewijsbeslissing
4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder feit 1 primair ten laste gelegde, met uitzondering van het kenteken [kenteken 1] . Volgens haar kan dat kenteken wel onder feit 1 subsidiair bewezen worden verklaard. Ten aanzien van feit 2 en feit 3 primair heeft de officier van justitie eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder feit 1 primair ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onderdeel dat de verdachte gelden zou hebben ontvangen van de heer [naam 1] . Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 3 primair eveneens gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van het aan de verdachte ten laste gelegde medeplegen en met dien verstande dat slechts ‘geldbedragen’ bewezen kunnen worden verklaard.
4.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in bijlage II opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
4.4.
Bewijsoverwegingen
Feit 1 primair – Passieve ambtelijke omkoping
De rechtbank is op basis van de door de verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring en het geschrift met het overzicht van loggegevens van het account van de verdachte bij de Belastingdienst van oordeel dat alle onder feit 1 primair ten laste gelegde kentekens onbevoegd door de verdachte zijn geraadpleegd en dat hij de daarbij behorende informatie heeft verstrekt aan de heer [naam 1] (kentekens [kenteken 2] , [kenteken 3] , [kenteken 4] , [kenteken 5] en [kenteken 6] ) of de heer [naam 2] (de overige ten laste gelegde kentekens met uitzondering van de kentekens [kenteken 1] en [kenteken 7] ). De verdachte heeft in ruil hiervoor van [naam 2] geld ontvangen. Dit blijkt niet alleen uit de door de verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring, maar ook uit de door [naam 2] afgelegde verklaring bij de politie. Uit die laatste verklaring blijkt ook dat de verdachte zelf om geld heeft gevraagd. [naam 2] heeft immers verklaard dat de verdachte € 1.000,- voor 20 kentekens wilde hebben. De rechtbank heeft geen reden om hieraan te twijfelen.
Hoewel de verdachte het ontkent, volgt naar het oordeel van de rechtbank uit de chatgesprekken die tussen [naam 1] en de verdachte zijn gevoerd dat de verdachte in ruil voor het bevragen van kentekens ook van [naam 1] geld heeft ontvangen. De rechtbank acht in het bijzonder het chatgesprek van 9 oktober 2020 van belang, waarin [naam 1] een geldbedrag noemt, het heeft over “pap” (oftewel: geld) en dat dit gegeven moet worden aan “ [bijnaam] ”. Dat voor het bevragen van kentekens geld betaald werd, leidt de rechtbank af uit het feit dat de persoonsinformatie die door [naam 1] in de betreffende chat gedeeld wordt te herleiden is naar het kenteken [kenteken 2] , dat in het systeem van de Belastingdienst is bevraagd door de verdachte. Dat het chatgesprek gaat over de verdachte, leidt de rechtbank af uit het telefoongesprek van de verdachte op 19 mei 2022, waaruit blijkt dat de verdachte zichzelf “ [bijnaam] ” noemt. Bovendien heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij op 9 oktober 2020 is begonnen met het verstrekken van een kenteken aan [naam 1] , wat dezelfde datum is als het chatgesprek.
Gelet op de gebruikte bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de ten laste gelegde kentekens heeft bevraagd en de daarbij behorende informatie heeft verstrekt aan [naam 1] dan wel [naam 2] en in ruil hiervoor steeds geld heeft gekregen. Dit geldt echter niet voor de kentekens [kenteken 1] en [kenteken 7] . Uit het dossier volgt niet dat informatie behorende bij het geraadpleegde kenteken [kenteken 1] aan [naam 2] is verstrekt. Ten aanzien van kenteken [kenteken 7] is in het geheel niet komen vast te staan dat de verdachte dit heeft geraadpleegd in één van de systemen van de Belastingdienst.
Feit 1 subsidiair - Computervredebreuk
Het voorgaande brengt mee dat de rechtbank toekomt aan de vraag of het bevragen van kenteken [kenteken 1] onder feit 1 subsidiair bewezen kan worden verklaard (zie ECLI:NL:HR:2016:2187). De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend.
Gelet op de gebruikte bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de verdachte dit kenteken onbevoegd in zijn hoedanigheid van deurwaarder bij de Belastingdienst heeft geraadpleegd binnen een afgesloten systeem van de Belastingdienst, waartoe de verdachte zich de toegang heeft verschaft met zijn gebruikersnaam en wachtwoord. De rechtbank acht in zoverre het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2 – Computervredebreuk
Vast staat dat de verdachte in de ten laste gelegde periode werkzaam was als deurwaarder bij de Belastingdienst. In die hoedanigheid had hij met zijn account ‘ [accountnaam] ’ toegang tot verschillende systemen. De verdachte heeft dit account ook gebruikt bij het bevragen van de ten laste gelegde kentekens en burgerservicenummers. Dit alles heeft buiten kantooruren plaatsgevonden. De verdachte heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat niet alle ten laste gelegde kentekens en nummers onrechtmatig door hem bevraagd zijn, omdat hij ook buiten de ingeroosterde kantooruren werkzaamheden verrichtte voor de Belastingdienst en deze in dat kader opvroeg. De rechtbank gaat hier niet in mee en overweegt als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat het – ook in de ten laste gelegde periode – niet vreemd is dat ambtenaren buiten de gebruikelijke kantoortijden werken. Dat de verdachte kentekens en burgerservicenummers buiten die kantoortijden heeft bevraagd, is dus op zichzelf onvoldoende voor de conclusie dat deze allemaal onbevoegd zijn bevraagd. Toch ziet de rechtbank in dit geval voldoende redenen om tot die conclusie te komen.
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij het burgerservicenummer van [naam 3] heeft bevraagd omdat hij hem een vriendendienst wilde bewijzen. Uit de loggegevens van de verdachte bij de Belastingdienst blijkt dat hij dit nummer buiten de ingeroosterde kantooruren heeft bevraagd. De bevragingen met betrekking tot de familie [naam 4] stelt de verdachte gedaan te hebben uit nieuwsgierigheid en ook deze gegevens zijn door de verdachte buiten de ingeroosterde kantooruren geraadpleegd en opgeslagen. Op 20 mei 2022 heeft de verdachte het kenteken [kenteken 8] bevraagd en uit een chatgesprek met [naam 5] blijkt dat deze persoon het kenteken met de bijbehorende persoonsinformatie binnen een uur na de bevraging door de verdachte in zijn bezit heeft gekregen door middel van een doorgestuurde notitie. Wederom is dit kenteken door de verdachte buiten kantoortijd bevraagd. Dit geldt ook voor de kentekens [kenteken 9] en [kenteken 10] . Van deze kentekens, inclusief de daaraan gekoppelde persoonsinformatie, is eveneens op de werktelefoon van de verdachte een verwijderde notitie aangetroffen. Ten slotte heeft de verdachte zich in de periode van 9 oktober 2022 tot en met 25 mei 2022 laten omkopen en onbevoegd vele kentekens opgevraagd en de daarbij behorende informatie aan derden verstrekt (zie feit 1). Deze bevragingen hebben eveneens allemaal buiten de ingeroosterde kantooruren plaatsgevonden.
Het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, rechtvaardigt het vermoeden dat bevragingen buiten kantooruren onbevoegd zijn gedaan. De verdachte heeft ter terechtzitting slechts in algemene bewoordingen aangegeven dat sommige bevragingen voor werkdoeleinden waren. Hij heeft dit echter op geen enkele wijze concreet gemaakt. Ook het dossier bevat hier geen aanwijzingen voor. Dit alles brengt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte de ten laste gelegde kentekens en burgerservicenummers onbevoegd heeft bevraagd. Zij acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3 - Witwassen
Vast staat dat de verdachte contante geldbedragen heeft ontvangen die van eigen misdrijf (te weten: passieve ambtelijke omkoping) afkomstig waren. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij geld uitgaf aan boodschappen. Dit wordt ondersteund door de chatgesprekken die zijn aangetroffen in de telefoon van de verdachte tussen hem en zijn partner. Uit deze gesprekken valt af te leiden dat de verdachte zeer regelmatig boodschappen deed en hierbij steeds in contanten betaalde. Dit betekent dat de verdachte geldbedragen uit eigen misdrijf heeft omgezet. Gelet hierop en op het feit dat de verdachte zich gedurende een periode van ruim anderhalf jaar schuldig heeft gemaakt aan passieve ambtelijke omkoping en dus in deze periode constant contante geldbedragen heeft ontvangen en omgezet, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte van het witwassen in de opzetvariant een gewoonte heeft gemaakt. De rechtbank acht de specifiek ten laste gelegde geldbedragen niet bewezen. Hiervoor ontbreekt simpelweg het sluitende bewijs. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan het voorwaardelijk verzoek van de raadsman om getuigen te horen en nader onderzoek te laten verrichten.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder feit 3 primair ten laste gelegde gewoontewitwassen.
4.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Ten aanzien van feit 1 primair:
hij op tijdstippen in de periode van 9 oktober 2020 tot en met 25 mei 2022 in Nederland telkens als ambtenaar, werkzaam bij de Belastingdienst
een gift, te weten meerdere geldbedragen, heeft aangenomen terwijl hij telkens wist dat deze hem gedaan werden,
- teneinde hem te bewegen om in zijn hoedanigheid van ambtenaar iets te doen
en
een gift, te weten een geldbedrag, heeft gevraagd
- teneinde hem te bewegen om in zijn bediening van ambtenaar iets te doen
immers heeft hij, verdachte, informatie uit systemen van de Belastingdienst en toegankelijk voor medewerkers van de Belastingdienst doorgegeven aan derden
te weten aan [naam 1] informatie met betrekking tot de kentekens:
op 9 oktober 2020 [kenteken 2] en
op 27 november 2020 [kenteken 11] en [kenteken 4] en
op 4 december 2020 [kenteken 5] en
op 15 april 2022 [kenteken 6] en
te weten aan [naam 2] informatie met betrekking tot de volgende kentekens:
op 10 april 2022 [kenteken 12] en [kenteken 13] en
op 15 april 2022 [kenteken 14] en [kenteken 15] en
op 17 april 2022 [kenteken 16] en [kenteken 17] en
op 20 april 2022 [kenteken 18] en [kenteken 19] en
op 30 april 2022 [kenteken 20] en [kenteken 21] e [kenteken 22] en [kenteken 23] en [kenteken 24] en
op 1 mei 2022 [kenteken 25] en
op 3 mei 2022 [kenteken 26] en
op 4 mei 2022 [kenteken 27] en [kenteken 28] en
op 7 mei 2022 [kenteken 29] en
op 8 mei 2022 [kenteken 30] en
op 11 mei 2022 [kenteken 31] en [kenteken 32] en [kenteken 33] en
op 12 mei 2022 [kenteken 34] en
op 13 mei 2022 [kenteken 35] en
op 16 mei 2022 [kenteken 36] en
op 25 mei 2022 [kenteken 37] ;
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
hij op 19 mei 2022 in Nederland opzettelijk en wederrechtelijk in delen van geautomatiseerde werken, namelijk in delen van servers van de Belastingdienst waarop de
systemen en applicaties Beheer van Relaties en Houderschapsbelasting en
Klantbeeld en eToezicht zich bevonden, is binnengedrongen met behulp van valse sleutels,
namelijk door onbevoegd gebruik te maken van een gebruikersnaam en wachtwoord en door zich met een gebruikersnaam en wachtwoord toegang te verschaffen tot servers van de Belastingdienst (waarop informatie was geplaatst) met een ander doel dan waarvoor hem die gebruikersnaam en dat wachtwoord ter beschikking stonden en waarvoor hem die toegang was toegestaan, en al dan niet vervolgens gegevens die waren opgeslagen en overgedragen,
te weten informatie met betrekking tot het volgende kenteken:
[kenteken 1] ,
door middel van delen van die geautomatiseerde werken waarin hij zich wederrechtelijk bevond, voor zichzelf heeft overgenomen, door deze gegevens op zijn gegevensdrager op te slaan;
Ten aanzien van feit 2:
hij in de periode van 17 april 2021 tot en met 24 mei 2022 in Nederland opzettelijk en wederrechtelijk in delen van geautomatiseerde werken, namelijk in delen van servers van de Belastingdienst waarop de systemen en applicaties Beheer van Relaties en Houderschapsbelasting en Klantbeeld en eToezicht zich bevonden, is binnengedrongen met behulp van valse sleutels, namelijk door onbevoegd gebruik te maken van een gebruikersnaam en wachtwoord en door zich met een gebruikersnaam en wachtwoord toegang te verschaffen tot servers van de Belastingdienst (waarop informatie was geplaatst)
met een ander doel dan waarvoor hem die gebruikersnaam en dat wachtwoord ter
beschikking stonden en waarvoor hem die toegang was toegestaan, en al dan niet vervolgens gegevens die waren opgeslagen, te weten informatie met betrekking tot de volgende kentekens en burgerservicenummers:
op 17 april 2021 [kenteken 38] en [kenteken 39] en [kenteken 40] en
op 4 november 2021 en 20 december 2021 en 14 februari 2022 het burgerservicenummer van [naam 3] en
op 17 februari 2022 informatie met betrekking tot [naam 4] en
op 5 april 2022 [kenteken 41] en
op 6 april 2022 [kenteken 42] en
op 7 april 2022 [kenteken 10] en
op 8 april 2022 [kenteken 43] en
op 10 april 2022 [kenteken 44] en [kenteken 45] en [kenteken 46] en
op 11 april 2022 [kenteken 47] en [kenteken 48] en twee burgerservicenummers en
op 12 april 2022 [kenteken 49] en
op 13 april 2022 [kenteken 50] en [kenteken 51] en
op 15 april 2022 [kenteken 52] en
op 17 april 2022 [kenteken 53] en
op 21 april 2022 [kenteken 54] en [kenteken 55] en [kenteken 56] en
op 22 april 2022 [kenteken 6] en een burgerservicenummer en [kenteken 57] en
op 25 april 2022 [kenteken 58] en [kenteken 59] en
op 27 april 2022 [kenteken 60] en
op 28 april 2022 [kenteken 61] en [kenteken 62] en
op 2 mei 2022 [kenteken 63] en
op 3 mei 2022 [kenteken 64] en
op 5 mei 2022 [kenteken 65] en
op 7 mei 2022 [kenteken 66] en
op 9 mei 2022 twee burgerservicenummers en
op 11 mei 2022 [kenteken 67] en
op 14 mei 2022 [kenteken 68] en [kenteken 69] en [kenteken 70] en
op 17 mei 2022 vier burgerservicenummers en [kenteken 71] en [kenteken 72] en/of [kenteken 73] en [kenteken 74] en
op 18 mei 2022 [kenteken 75] en
op 19 mei 2022 [kenteken 76] en [kenteken 77] en [kenteken 78] en/of [kenteken 79] en [kenteken 80] en [kenteken 81] en
op 20 mei 2022 [kenteken 8] en [kenteken 83] en
op 24 mei 2022 [kenteken 84] en [kenteken 85] ,
door middel van delen van die geautomatiseerde werken waarin hij zich wederrechtelijk bevond, voor zichzelf heeft overgenomen, door deze gegevens op zijn gegevensdrager op te slaan;
Ten aanzien van feit 3 primair:
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 mei 2022 in Nederland van
het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, telkens in genoemde periode bij wijze van gewoonte voorwerpen, te weten geldbedragen, verworven en omgezet, terwijl hij telkens wist dat die geldbedragen – onmiddellijk –
afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.
5. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
6. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
7. De strafoplegging
7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte de bijkomende straf van ontzetting uit het ambt voor de duur van 5 jaren wordt opgelegd.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat aan de verdachte een taakstraf voor de duur van 240 uren moet worden opgelegd, met daarnaast een hoge voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van 3 jaren. De raadsman heeft zich verder op het standpunt gesteld dat sprake is van eendaadse samenloop met betrekking tot de onder feit 1 ten laste gelegde kentekens die eveneens onder feit 2 ten laste zijn gelegd. Subsidiair heeft de raadsman oplegging van twee taakstraffen van elk 240 uur bepleit.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich als ambtenaar van de Belastingdienst gedurende anderhalf jaar laten omkopen en derden (persoons)gegevens verstrekt uit de systemen van de Belastingdienst die gekoppeld waren aan kentekens. Het geld dat de verdachte met de omkoping verdiende, heeft hij telkens witgewassen. Verder heeft de verdachte de systemen van de Belastingdienst onbevoegd geraadpleegd om gegevens te bekijken en op te slaan. Door zo te handelen heeft de verdachte op grove wijze het in hem als ambtenaar gestelde vertrouwen beschaamd en zijn positie misbruikt voor persoonlijk voordeel. Voor een goed functioneren van een democratische samenleving is het van belang dat burgers vertrouwen hebben in het openbaar bestuur en dat hun (persoons)gegevens daar veilig zijn. Door zijn handelen heeft de verdachte het vertrouwen dat burgers moeten kunnen hebben in een integere overheid, waaronder de Belastingdienst, geschaad. Daarnaast moet de overheid kunnen vertrouwen op de loyaliteit, betrouwbaarheid en onkreukbaarheid van de eigen ambtenaren.
Het illegaal verstrekken aan derden van persoonsgegevens kan grote risico’s met zich brengen voor de mensen waarvan de gegevens worden verstrekt. De verdachte had moeten begrijpen dat er een reëel risico bestond dat de door hem verstrekte gegevens niet voor legale doelen zouden worden gebruikt. Ondanks dat er een directe link tussen de verdachte en de georganiseerde misdaad ontbreekt, geeft het dossier aanleiding tot een vermoeden dat het handelen van de verdachte aan die georganiseerde misdaad heeft bijgedragen, met grote gevolgen. Zo heeft de verdachte een kenteken bevraagd van een auto die betrokken was bij een rip deal van een partij cocaïne. Ook is gebleken dat kort na een tweetal bevragingen van kentekens en verstrekking van de bijbehorende (persoons)gegevens door de verdachte, de persoon op wiens naam die kentekens stonden, in de nabijheid van zijn woning is geliquideerd.
De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij zijn eigen winstbejag kennelijk zwaarder heeft laten wegen dan de hiervoor genoemde zwaarwegende belangen en risico’s. De rechtbank acht dit soort feiten zeer laakbaar.
De rechtbank acht de door de verdachte eerst op de terechtzitting gegeven verklaring, waarin hij de strafbare feiten gedeeltelijk heeft bekend, eerder berekenend dan getuigend van daadwerkelijk inzicht in de kwalijkheid van zijn handelen. Ook de duur van de gepleegde feiten en het gemak waarmee de verdachte de gegevens aan derden heeft verstrekt, schetsen het beeld van een calculerende, op winstbejag uit zijnde verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van eendaadse samenloop ten aanzien van de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten. De kentekens komen immers niet overeen. Ook overigens is eendaadse samenloop niet aan de orde.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 21 mei 2024. De verdachte is in de afgelopen vijf jaren niet voor soortgelijke feiten veroordeeld.
Straf
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten onvoldoende tot uitdrukking komen in de door de officier van justitie gevorderde straf. De rechtbank weegt hierbij in het bijzonder mee dat de verdachte gedurende een lange periode welbewust misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheden als ambtenaar bij de Belastingdienst en hiermee mogelijk de georganiseerde misdaad heeft gefaciliteerd. Zij acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden passend en geboden.
De rechtbank constateert dat de redelijke termijn met minder dan 1 maand is overschreden. Gelet op de geringe duur van de overschrijding zal de rechtbank volstaan met de constatering dat hiervan sprake is (ECLI:NL:HR:2024:492).
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Bijkomende straf
Gelet op de wijze waarop de verdachte doelbewust en op grove wijze misbruik heeft gemaakt van zijn positie als ambtenaar bij de Belastingdienst, zal de rechtbank de verdachte ontzetten van het recht tot het uitoefenen van het beroep waarin hij het misdrijf heeft begaan (artikel 363 Wetboek van Strafrecht). De rechtbank bepaalt de duur van de ontzetting op 5 jaar.
8. De toepasselijke wetsartikelen
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.
9. De beslissing
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder feit 1 primair en subsidiair, feit 2 en feit 3 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven onder 4.5. bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 primair:
als ambtenaar een gift aannemen, wetende dat deze hem gedaan wordt teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen, meermalen gepleegd
en
als ambtenaar een gift vragen teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen;
ten aanzien van feit 1 subsidiair:
computervredebreuk;
ten aanzien van feit 2:
computervredebreuk, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3 primair:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
en
ontzet de verdachte van het recht het ambt van ambtenaar te bekleden voor de duur van 5 (vijf) jaren;
geeft het Openbaar Ministerie op grond van artikel 6:3:14, eerste lid, onder c, van het Wetboek van Strafvordering opdracht toezicht te houden op de naleving van dit beroepsverbod.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, voorzitter,
mr. C.M.A. de Koning, rechter,
mr. T.J. Kodrzycki, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.C. Veltink, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 september 2024.
Bijlage I: tekst gewijzigde tenlastelegging
Bijlage II: bewijsmiddelenoverzicht