Een proces-verbaal inzake IP-adressen van verbalisant, opsporingsambtenaar bij de FIOD, B.B. Odijk van2 mei 2016, AMB-008, p. 49 – 51.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 3 maart 2016, G001-01, p. 427 – 437.
Hof Amsterdam, 10-06-2021, nr. 23-002394-18
ECLI:NL:GHAMS:2021:1703
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
10-06-2021
- Zaaknummer
23-002394-18
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2021:1703, Uitspraak, Hof Amsterdam, 10‑06‑2021; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:272
- Vindplaatsen
Viditax (FutD) 2021061502
FutD 2021-1933
Uitspraak 10‑06‑2021
Inhoudsindicatie
Valsheid in geschrift door belastingadviseur.
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002394-18
datum uitspraak: 10 juni 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van
de rechtbank Amsterdam van 26 juni 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-993024-16 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1965,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
29 april 2021 en 28 mei 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte
en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.
Geldigheid tenlastelegging ten aanzien van feit 1
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep gesteld dat de tenlastelegging voor feit 1 nietig dient te worden verklaard ten aanzien van de woorden ‘waaronder, onder andere’. De verdachte heeft namelijk honderden aangiften voor belastingplichtigen verzorgd en voornoemde woorden zorgen ervoor dat de tenlastelegging ook betrekking heeft op die andere honderden aangiften. Dit resulteert erin dat de tenlastelegging onvoldoende is gespecificeerd en niet duidelijk is voor de verdachte waartegen hij zich dient te verweren.
De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat het ondoenlijk is alle door de verdachte verzorgde aangiften te specificeren. Er zijn voldoende aanwijzingen dat ook bij de belastingplichtigen die niet
in de tenlastelegging zijn opgenomen aftrekposten ten onrechte en in strijd met de werkelijkheid zijn opgevoerd. Uit het dossier volgt genoegzaam dat ook deze aangiften die in verband stonden met de verdachte bewijsbaar onjuist zijn. Daarvoor is niet noodzakelijk alle in beeld gekomen belastingplichtigen in persoon te horen. Het is voor de verdachte voldoende duidelijk tegen welke verwijten hij zich dient te verdedigen. De tenlastelegging is in het geheel geldig.
Het hof is van oordeel dat gelet op het feitencomplex in onderhavige zaak de woorden ‘waaronder, onder andere’ onvoldoende duidelijkheid voor de verdachte scheppen omtrent het verwijt dat hem treft.
Het hof zal zodoende de tenlastelegging voor beide tenlastegelegde varianten (onjuiste belastingaangifte en valsheid in geschrift) partieel nietig verklaren, voor zover het de woorden ‘waaronder, onder andere’ betreft.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsvrouw heeft de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bepleit wegens
overschrijding van de redelijke termijn.
Het hof overweegt dat de overschrijding van de redelijke termijn volgens vaste rechtspraak in de regel niet tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging leidt. Vermindering van de
op te leggen straf is telkens de aangewezen sanctie. Het hof acht het openbaar ministerie dan ook ontvankelijk in de vervolging.
Tenlastelegging
Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte - voor zover nog aan de orde - tenlastegelegd dat:
1.hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met
30 september 2015 te Alkmaar en/of Apeldoorn en/of Heerlen, althans in Nederland, alleen,
althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en), meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk (een) belasting aangifte(n) althans, (in ieder geval) een (groot) aantal bij de belastingwet voorziene aangifte(n) inkomstenbelasting/premie volksverzekering ten name van
(een) ander(en):
- [slachtoffer 1] over het/de tijdvak(ken) 2011 (D-100) en/of 2012 (D-101) en/of 2013 (D-102) en/of,
- [slachtoffer 2] over het/de tijdvak(ken) 2011 (D-023) en/of 2012 (D-024) en/of 2013 (D-025) en/of 2014 (D-026) en/of,
- [slachtoffer 3] over het/de tijdvak(ken) 2011 (D-011) en/of 2012 (D-012) en/of 2013 (D-013) en/of,
- [slachtoffer 4] over het/de tijdvak(ken) 2011 (D-027) en/of 2012 (D-028) en/of 2013 (D-029) en/of 2014 (D-030) en/of,
- [slachtoffer 5] over het/de tijdvak(ken) 2011 (D-019) en/of 2012 (D-020) en/of 2013 (D-021) en/of 2014 (D-022) en/of,
- [slachtoffer 6] over het/de tijdvak(ken) 2011 (D-015) en/of 2012 (D-016) en/of 2013 (D-017) en/of 2014
(D-018) en/of,
- [slachtoffer 6] over het/de tijdvak(ken) 2011 (D-041) en/of 2012 (D-042) en/of 2013 (D-043) en/of 2014 (D-044) en/of,
- [slachtoffer 7] over het/de tijdvak(ken) 2013 (D-059) en/of 2014 (D-060) en/of,
- [slachtoffer 8] over het/de tijdvak(ken) 2011 (D-096) en/of 2012 (D-097) en/of 2013 (D-098) en/of 2014 (D-099) en/of,
- [slachtoffer 9] over het/de tijdvak(ken) 2011 (D-087) 2012 (D-088) en/of 2014 (D-089) en/of,
- [slachtoffer 10] over het/de tijdvak(ken) 2011 (D-091) en/of 2012 (D-092) en/of 2013 (D-093) en/of 2014 (D-094) en/of,
- [slachtoffer 11] over het tijdvak 2011 (D-080),
- [slachtoffer 12] over het/de tijdvak(ken) 2011 (D-069)en/of 2012 (D-070) en/of 2013 (D-071) en/of 2014 (D-071) en/of,
- [slachtoffer 13] over het/de tijdvak(ken) 2011 (D-075) en/of 2012 (D-076) en/of 2013 (D-077) en/of 2014
(D-078),
(telkens) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, althans onjuist en/of onvolledig heeft doen/laten doen en/of door (een) ander(en) heeft laten doen, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk op de/het bij de inspecteur der belastingen en/of de Belastingdienst ingediende (elektronische) aangifte(n) en/of ingeleverde aangiftebiljet(ten) inkomstenbelasting ten name van genoemde perso(o)n(en) over genoemde periode(n) (telkens) een onjuist (belastbaar) loon en/of (belastbaar) inkomen en/of (een) te hoge en/of onjuiste aftrekpost(en) (waaronder uitgaven voor specifieke zorgkosten en/of extra uitgaven voor kleding en beddengoed en/of kosten voor genees- en heelkundige hulp en/of dieetkosten) opgegeven, althans doen opgeven of laten opgeven, terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven.
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met
30 september 2015 te Alkmaar en/of Apeldoorn en/of Heerlen, althans in Nederland, alleen,
althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en), meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk (een) belasting aangifte(n) althans, (in ieder geval) een (groot) aantal bij de belastingwet voorziene aangifte(n) inkomstenbelasting/premie volksverzekering ten name van (een) ander(en), over het/de tijdvak(ken) 2012 tot en met 2015 althans over enig(e) tijdvak(ken) (jaar) in de periode van 2012 tot en met 2015,
ten name van (een) ander(en):
- [slachtoffer 1] over het/de tijdvak(ken) 2011 (D-100) en/of 2012 (D-101) en/of 2013 (D-102) en/of,
- [slachtoffer 2] over het/de tijdvak(ken) 2011 (D-023) en/of 2012 (D-024) en/of 2013 (D-025) en/of 2014 (D-026) en/of,
- [slachtoffer 3] over het/de tijdvak(ken) 2011 (D-011) en/of 2012 (D-012) en/of 2013 (D-013) en/of,
- [slachtoffer 4] over het/de tijdvak(ken) 2011 (D-027) en/of 2012 (D-028) en/of 2013 (D-029) en/of 2014 (D-030) en/of,
- [slachtoffer 5] over het/de tijdvak(ken) 2011 (D-019) en/of 2012 (D-020) en/of 2013 (D-021) en/of 2014 (D-022) en/of,
- [slachtoffer 6] over het/de tijdvak(ken) 2011 (D-015) en/of 2012 (D-016) en/of 2013 (D-017) en/of 2014 (D-018) en/of,
- [slachtoffer 6] over het/de tijdvak(ken) 2011 (D-041) en/of 2012 (D-42) en/of 2013 (D-043) en/of 2014 (D-044) en/of,
- [slachtoffer 7] over het/de tijdvak(ken) 2013 (D-059) en/of 2014 (D-060) en/of,
- [slachtoffer 8] over het/de tijdvak(ken) 2011 (D-096) en/of 2012 (D-097) en/of 2013 (D-098) en/of 2014 (D-099) en/of,
- [slachtoffer 9] over het/de tijdvak(ken) 2011 (D-087) 2012 (D-088) en/of 2014 (D-089) en/of,
- [slachtoffer 10] over het/de tijdvak(ken) 2011 (D-091) en/of 2012 (D-092) en/of 2013 (D-093) en/of 2014 (D-094) en/of,
- [slachtoffer 11] over het tijdvak 2011 (D-080),
- [slachtoffer 12] over het/de tijdvak(ken) 2011 (D-069)en/of 2012 (D-070) en/of 2013 (D-071) en/of 2014 (D-071) en/of,
- [slachtoffer 13] over het/de tijdvak(ken) 2011 (D-075) en/of 2012 (D-076) en/of 2013 (D-077) en/of 2014 (D-078),
zijnde (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of vervalst en/of doen (laten) opmaken en/of doen (laten) vervalsen,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaderes) (telkens) in strijd met de waarheid op het/de aangiftebiljet(ten) inkomstenbelasting ten name van (onder andere) voornoemde perso(o)n(en) een onjuist, althans te hoog bedrag aan specifieke zorgkosten en/of extra uitgaven voor kleding en beddengoed en/of kosten voor genees- en heelkundige hulp en/of dieetkosten opgegeven/doen (laten) opgeven en/of een te hoog terug te vragen geldbedrag ingevuld/doen (laten) invullen, althans (telkens) een te laag bedrag aan te betalen belasting opgegeven/doen (laten) opgeven, zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
2.
hij op (een) tijdstip(pen) in of omstreeks 4 november 2013 en/of op of omstreeks 27 november 2013
te Alkmaar, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk een formulier en/of een brief, althans, (in ieder geval) (telkens) (een) geschrift, betreffende een formulier "Dieetbevestiging 2012 (DOC-052) en/of, een brief betreffende "Verzoek om informatie, referentie [referentie]" (DOC-046) gedateerd op 27 november 2013,
zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of vervalst en/of doen (laten) opmaken en/of doen (laten) vervalsen,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders) in strijd met de waarheid op dit formulier: - dieetnummers "22" en "19" ingevuld en/of dit geschrift getekend en/of ondertekend met de naam "[naam 1]" en/of gestempeld met een stempel van "Huisartsenprakijk [naam 2], [naam 1]"
en/of deze brief: - ondertekend met [slachtoffer 1] en/of in deze brief dieetkosten opgevoerd vanwege een maagaandoening en/of een vetstofwisselingsstoornis,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Standpunt verdediging
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep integrale vrijspraak bepleit. Zij heeft
daartoe aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de aangiften onjuist zijn, aangezien de belastingplichtigen geen navorderingsaanslag hebben ontvangen. Daarnaast is de verdachte, die is opgetreden als belastingadviseur, niet de indiener van de aangiften. De belastingplichtigen zijn zelf verantwoordelijk voor de juistheid van hun aangiften. De werkwijze van de verdachte is als volgt.
Hij vult de aangiften in door middel van de DigiD van de belastingplichtigen, terwijl de belastingplichtigen erbij zitten. De verdachte stuurt voorafgaand een checklist toe aan de belastingplichtigen, waarin de spelregels en de stukken die meegenomen dienen te worden staan. De verdachte acteerde zonder beconnummer en maakte gebruik maakte van verschillende VPN-adressen omdat hij wilde dat de verantwoordelijkheid voor de aangiften bij de belastingplichtigen bleef - het verzorgen van belastingaangiften was immers een klein onderdeel van zijn werkzaamheden - en hij wilde de privacy van zijn klanten beschermen.
Daarnaast zijn de getuigenverklaringen van de belastingplichtigen onbetrouwbaar, aangezien zij een belang hebben bij het wijzen met de vinger naar de verdachte. Op die manier blijven de belastingplichtigen namelijk zelf buiten het zicht van de Belastingdienst en Justitie. Ook hebben de belastingplichtigen een brief ontvangen van de Belastingdienst, waarin werd vermeld dat de verdachte onjuiste aangiften had ingediend voor belastingplichtigen en dat een onderzoek daarnaar plaatsvond. De belastingplichtigen zijn daardoor beïnvloed om negatief over de verdachte te verklaren.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep primair gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van het indienen van onjuiste aangiften, subsidiair het doen plegen van het indienen van onjuiste aangiften en het onder 1 cumulatief ten laste gelegde valsheid in geschrift bewezen kunnen worden verklaard. Daarbij heeft de advocaat-generaal opgemerkt dat hij berust in de – tevens door de officier van justitie gerekwireerde – deelvrijspraken.
Het hof overweegt het navolgende.
Inleiding
Naar aanleiding van een actieweek van de FIOD die gericht was op het aanpakken van fraude met de aangiften inkomstenbelasting, is de verdachte in beeld gekomen. De verdachte viel op, omdat hij in de periode van 1 januari 2013 tot en met 30 september 2015 vanaf meer dan 50 IP-adressen voor derden ongeveer 3.805 aangiften inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: aangiften IB) bij de Belastingdienst had ingediend, waarbij veelvuldig hoge/gefingeerde bedragen aan zorgkosten waren opgevoerd. De verdachte heeft verklaard dat hij voor iedere aangifte een vast bedrag van € 80,00 ontving. Bij de Belastingdienst waren signalen, onder andere antwoorden op vragenbrieven over opgevoerde zorgkosten, binnengekomen waaruit naar voren kwam dat de verdachte de aangiften IB had gedaan voor de belastingplichtigen. De verdachte betwistte voorts ook niet dat hij de aangiften voor de desbetreffende belastingplichtigen had verzorgd. Vervolgens is door de Belastingdienst een zogenoemde query gedraaid op het IP-adres van de verdachte, het BSN van de verdachte en op het bedrijf van de verdachte, [BV] B.V.1.Naar aanleiding hiervan is de Belastingdienst een onderzoek gestart naar de verdachte en de aangiften IB op naam van de hieronder vermelde personen.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit
[slachtoffer 1] (2011 en 2012)
Op 18 maart 2012 is de door de verdachte verzorgde aangifte IB 2011 op naam van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) bij de Belastingdienst binnengekomen. Een bedrag van € 8.102,00 is opgegeven als aftrekpost voor specifieke zorgkosten, waaronder dieetkosten en extra uitgaven voor kleding en beddengoed.2.Op 17 maart 2013 is de door de verdachte verzorgde aangifte IB 2012 op naam van [slachtoffer 1] ontvangen door de Belastingdienst. Een bedrag van € 7.394,00 is opgegeven als aftrekpost voor specifieke zorgkosten, waaronder dieetkosten en extra uitgaven voor kleding en beddengoed.3.
[slachtoffer 1] heeft tegenover de FIOD verklaard dat de verdachte zijn aangiften tot en met 2013 heeft gedaan en dat de verdachte nooit keek naar de papieren die hij meenam. [slachtoffer 1] heeft ook verklaard dat hij nooit een dieet heeft gevolgd en dat zijn vrouw wel een dieet tijdens de zwangerschap had gevolgd, maar dat de verdachte niet vroeg welk dieet het betrof en zomaar een bedrag daarvoor invulde. Als [slachtoffer 1] aan de verdachte vertelde dat hij last had van trombose, dan zei de verdachte dat hij kosten kon aftrekken voor een apart matras en dat de verdachte alles zou regelen.4.
[slachtoffer 6] (2011, 2012, 2013 en 2014)
Op 9 mei 2012 is de door de verdachte verzorgde aangifte IB 2011 op naam van [slachtoffer 6] (hierna: [slachtoffer 6]) bij de Belastingdienst binnengekomen. Een bedrag van € 1.463,00 is opgegeven
als aftrekpost voor specifieke zorgkosten, waaronder dieetkosten en extra uitgaven voor kleding en beddengoed.5.Op 15 oktober 2013 is de door de verdachte verzorgde aangifte IB 2012 op naam van [slachtoffer 6] ontvangen door de Belastingdienst. Een bedrag van € 1.267,00 is opgegeven als aftrekpost
voor specifieke zorgkosten, waaronder dieetkosten en extra uitgaven voor kleding en beddengoed.6.
Op 4 april 2014 is de door de verdachte verzorgde aangifte IB 2013 op naam van [slachtoffer 6] bij de Belastingdienst binnengekomen. Een bedrag van € 1.897,00 is opgegeven als aftrekpost voor
specifieke zorgkosten, waaronder dieetkosten en extra uitgaven voor kleding en beddengoed.7.
Op 14 april 2015 is de door de verdachte verzorgde aangifte IB 2014 op naam van [slachtoffer 6]
ontvangen door de Belastingdienst. Een bedrag van € 1.448,00 is opgegeven als aftrekpost voor specifieke zorgkosten, waaronder dieetkosten en extra uitgaven voor kleding en beddengoed.8.
[slachtoffer 6] heeft tegenover de FIOD verklaard dat zij een dieet heeft gevolgd, maar dat zij geen recept van de dokter of facturen van gemaakte kosten voor dat dieet heeft overgelegd aan de verdachte. [slachtoffer 6] heeft verklaard dat de verdachte vroeg of zij een dieet volgde en dat ze hem, nadat zij bevestigend antwoordde, hoorde typen. [slachtoffer 6] verklaarde niets van extra uitgaven voor kleding en beddengoed
te weten.9.
[slachtoffer 7] (2013 en 2014)
In de door de verdachte verzorgde aangifte IB 2013 op naam van [slachtoffer 7] (hierna: [slachtoffer 7]) is een bedrag van € 957,00 opgegeven als aftrekpost voor specifieke zorgkosten, waaronder extra uitgaven voor kleding en beddengoed.10.In de door de verdachte verzorgde
aangifte IB 2014 op naam [slachtoffer 7] is een bedrag van € 1.417,00 opgegeven als aftrekpost
voor specifieke zorgkosten, waaronder extra uitgaven voor kleding en beddengoed.11.
[slachtoffer 7] heeft tegenover de FIOD verklaard dat hij geen papieren voor ziektekosten meenam
naar zijn afspraken met de verdachte, dat hij hier niet vanaf weet en dat hij het niet specifiek met
de verdachte over aftrek van kosten heeft gehad.12.
[slachtoffer 8] (2011, 2012, 2013 en 2014)
Op 18 april 2012 is de door de verdachte verzorgde aangifte IB 2011 op naam van [slachtoffer 8] (hierna: [slachtoffer 8]) bij de Belastingdienst binnengekomen. Een bedrag van € 1.824,00 is opgegeven als aftrekpost voor specifieke zorgkosten, waaronder dieetkosten en extra uitgaven voor kleding en beddengoed.13.
Op 30 maart 2013 is de door de verdachte verzorgde aangifte IB 2012 op naam van [slachtoffer 8] ontvangen door de Belastingdienst. Een bedrag van € 1.555,00 is opgegeven als aftrekpost voor specifieke zorgkosten, waaronder dieetkosten en extra uitgaven voor kleding en beddengoed.14.Op 12 maart 2014 is de door de verdachte verzorgde aangifte IB 2013 op naam van [slachtoffer 8] binnengekomen bij de Belastingdienst. Een bedrag van € 1.890,00 is opgegeven als aftrekpost voor specifieke zorgkosten, waaronder dieetkosten en extra uitgaven voor kleding en beddengoed.15.Op 24 april 2015 is de door de verdachte verzorgde aangifte IB 2014 op naam van [slachtoffer 8] binnengekomen bij de Belastingdienst. Een bedrag van € 1.788,00 is opgegeven als aftrekpost voor specifieke zorgkosten, waaronder dieetkosten en extra uitgaven voor kleding en beddengoed.16.
[slachtoffer 8] heeft tegenover de FIOD verklaard dat de verdachte altijd vroeg of zij een dieet volgde en
dat zij dan antwoordde dat zij altijd aan het diëten was, maar dat zij nooit een dieetbevestiging van een huisarts of diëtiste heeft gehad. Hij vroeg nooit naar bewijzen, aldus [slachtoffer 8]. [slachtoffer 8] heeft verklaard dat ze de in de aangiften opgenomen zorgkosten niet heeft gemaakt en niet wist dat de verdachte deze kosten opvoerde.17.
[slachtoffer 9] (2011, 2012 en 2014)
Op 13 maart 2012 is de door de verdachte verzorgde aangifte IB 2011 op naam van [slachtoffer 9] (hierna: [slachtoffer 9]) bij de Belastingdienst binnengekomen. Een bedrag van € 576,00 is opgegeven als aftrekpost
voor specifieke zorgkosten, waaronder extra uitgaven voor kleding en beddengoed.18.
Op 19 maart 2013 is de door de verdachte verzorgde aangifte IB 2012 op naam van [slachtoffer 9] ontvangen door de Belastingdienst. Een bedrag van € 586,00 is opgegeven als aftrekpost voor specifieke zorgkosten, waaronder extra uitgaven voor kleding en beddengoed.19.Op 5 maart 2015 is de door de verdachte verzorgde aangifte IB 2014 op naam van [slachtoffer 9] ontvangen door de Belastingdienst. Een bedrag van € 748,00 is opgegeven als aftrekpost voor specifieke zorgkosten, waaronder extra uitgaven voor kleding en beddengoed.20.
[slachtoffer 9] heeft tegenover de FIOD verklaard dat de verdachte nooit om bonnen vroeg en dat zij geen extra kleding of beddengoed heeft moeten aanschaffen en daar ook geen extra kosten voor heeft gemaakt. De verdachte besprak de aangiften nooit met haar, aldus [slachtoffer 9].21.
[slachtoffer 11] (2011)
Op 15 maart 2012 is de door de verdachte verzorgde aangifte IB 2011 op naam van [slachtoffer 11]
(hierna: [slachtoffer 11]) bij de Belastingdienst binnengekomen. Een bedrag van € 1.984,00 is opgegeven
als aftrekpost voor specifieke zorgkosten, waaronder extra uitgaven voor kleding en beddengoed.22.
[slachtoffer 11] heeft tegenover de FIOD verklaard dat zij geen extra kosten heeft gemaakt voor medicijnen
en kleding en beddengoed.23.
[slachtoffer 12] (2011, 2012, 2013 en 2014)
Op 5 april 2012 is de door de verdachte verzorgde aangifte IB 2011 op naam van [slachtoffer 12]
(hierna: [slachtoffer 12]) bij de Belastingdienst binnengekomen. Een bedrag van € 787,00 is opgegeven
als aftrekpost voor specifieke zorgkosten, waaronder extra uitgaven voor kleding en beddengoed.24.
Op 4 april 2013 is de door de verdachte verzorgde aangifte IB 2012 op naam van [slachtoffer 12] bij de Belastingdienst binnengekomen. Een bedrag van € 397,00 is opgegeven als aftrekpost voor specifieke zorgkosten, waaronder extra uitgaven voor kleding en beddengoed.25.Op 21 maart 2014 is de door de verdachte verzorgde aangifte IB 2013 op naam van [slachtoffer 12] ontvangen door de Belastingdienst. Een bedrag van € 356,00 is opgegeven als aftrekpost voor specifieke zorgkosten, waaronder extra uitgaven voor kleding en beddengoed.26.Op 27 maart 2015 is de door de verdachte verzorgde aangifte IB 2014
op naam van [slachtoffer 12] ontvangen door de Belastingdienst. Een bedrag van € 355,00 is opgegeven als aftrekpost voor specifieke zorgkosten, waaronder extra uitgaven voor kleding en beddengoed.27.
[slachtoffer 12] heeft tegenover de FIOD verklaard dat hij de verdachte geen papieren of bonnen gaf en dat hij sommige kosten nooit heeft gemaakt, zoals extra uitgaven voor kleding en beddengoed en dat hij niet wist dat deze kosten opgevoerd werden.28.
[slachtoffer 13] (2011, 2012 en 2013)
Op 26 februari 2012 is de door de verdachte verzorgde aangifte IB 2011 op naam van [slachtoffer 13]
(hierna: [slachtoffer 13]) bij de Belastingdienst binnengekomen. Een bedrag van € 1.363,00 is opgegeven als aftrekpost voor specifieke zorgkosten, waaronder extra uitgaven voor kleding en beddengoed.29.
Op 17 maart 2013 is de door de verdachte verzorgde aangifte IB 2012 op naam van [slachtoffer 13] bij de Belastingdienst binnengekomen. Een bedrag van € 1.032,00 is opgegeven als aftrekpost voor specifieke zorgkosten, waaronder extra uitgaven voor kleding en beddengoed.30.Op 10 maart 2014 is de door de verdachte verzorgde aangifte IB 2013 op naam van [slachtoffer 13] ontvangen door de Belastingdienst. Een bedrag van € 915,00 is opgegeven als aftrekpost voor specifieke zorgkosten, waaronder extra uitgaven voor kleding en beddengoed.31.
[slachtoffer 13] heeft tegenover de FIOD verklaard dat de verdachte niet keek naar de papieren die zij meenam en dat hij de aftrekposten invulde zonder naar de papieren te kijken. Zij heeft verklaard dat zij extra kosten voor medicijnen heeft gemaakt, maar dat zij alle andere kosten niet heeft gemaakt en dat de verdachte daar ook niet naar heeft gevraagd. Zij heeft geen extra kosten voor kleding en beddengoed gemaakt, aldus [slachtoffer 13].32.
Het hof stelt op grond van het voorgaande allereerst vast dat de verdachte voornoemde aangiftebiljetten heeft opgemaakt en dat in al die aangiften ten onrechte zorgkosten, veelal dieetkosten en kosten voor kleding en beddengoed, zijn opgenomen. Aldus zijn de aangiften niet overeenkomstig de waarheid en zodoende valselijk opgemaakt. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord hoe een en ander in relatie tot hetgeen is tenlastegelegd onder feit 1 te duiden. Van belang is dat de verdachte zelf niet de aangifteplichtige is en derhalve niet als pleger van het indienen van de onjuiste aangiften IB in de zin van artikel 69 Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: Awr) kan worden aangemerkt. Het onder 1 ten laste gelegde voor zover het ziet op artikel 69 Awr kan slechts bewezen worden als er sprake is van medeplegen of doen plegen, in welk kader het navolgende overwogen wordt.
Betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en eventuele medeverdachten niet is komen vast te staan. Er is onvoldoende duidelijk over de subjectieve toestand van de belastingplichtigen. Dit leidt er tevens toe
dat naar het oordeel van het hof niet is komen vast te staan dat sprake is van doen plegen. Het hof kan namelijk niet vaststellen of de belastingplichtigen willoze werktuigen zijn geweest.
Het hof ziet in het dossier derhalve geen aanknopingspunten voor medeplegen en doen plegen van handelen in strijd met artikel 69 Awr. De verdachte zal van het onder 1 tenlastegelegde handelen in strijd met artikel 69 Awr worden vrijgesproken.
Opzet van de verdachte op valsheid in geschrift
Voor de bewezenverklaring van valsheid in geschrift is vereist dat de verdachte het oogmerk had de valse geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken. Het oogmerk bestaat minst genomen uit noodzakelijkheidsbewustzijn en ziet niet op het valselijk opmaken zelf.33.
Uit voornoemde getuigenverklaringen komt telkens naar voren dat de verdachte de door de belastingplichtigen meegenomen papieren niet bekeek en dat de belastingplichtigen veelal geen bedragen ten behoeve van de aftrekpost zorgkosten noemden. Vooral de telkens terugkerende posten dieetkosten en extra uitgaven voor kleding en beddengoed springen in het oog. De belastingplichtigen verklaren gelijkluidend dat zij dergelijke kosten niet hebben gemaakt en daar ook niets van afwisten.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij de verdachte hielp met bepaalde administratieve werkzaamheden. Zij verklaart met betrekking tot de belastingaangiften die de verdachte verzorgde dat de verdachte in het verleden steken heeft laten vallen en dat hij in de voorgaande jaren makkelijk was met de aftrekposten. De verdachte ging ten aanzien van de aftrekposten op zoek naar het randje en is daar in het verleden ook wel overheen gegaan. De verdachte zei dat ook tegen [getuige 1]. De verdachte voerde aftrekposten op waarvan [getuige 1] dacht dat de belastingplichtigen dat nooit konden bewijzen. De verdachte probeerde volgens [getuige 1] zoveel mogelijk kosten voor mensen af te trekken.34.
Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte ernstig verwijtbaar de door hem opgevoerde zorgkosten in de aangiften van de belastingplichtigen niet geverifieerd. De verdachte vulde in de aangiften een uit de lucht gegrepen bedrag in als aftrekpost voor zorgkosten, bekeek de door de belastingplichtigen meegenomen papieren niet en voerde kosten op die in het geheel niet bleken te zijn gemaakt, zodat de bedragen niet kunnen zijn aangedragen door de belastingplichtigen. Hieruit volgt dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op de valsheid van de aangiftebiljetten heeft aanvaard.
Voorts is het hof van oordeel dat de verdachte doelbewust deze valse aangiftebiljetten jegens de fiscus als echt en onvervalst heeft gebruikt. De verdachte acteerde immers als belastingadviseur en heeft de aangiften voor de belastingplichtigen ingediend wetende dat de geschriften vals waren. Daar komt nog bij dat de verdachte onder de radar probeerde te blijven door zonder gebruik van een beconnummer de aangiften door middel van de DigiD van de belastingplichtigen in te dienen en daarbij gebruik te maken van verschillende VPN-adressen.35.Het kan dan ook niet anders zijn dan dat de verdachte het oogmerk had om de aangiftebiljetten jegens de fiscus te gebruiken.
Het verweer van de verdediging dat deze werkwijze van de verdachte gericht was op het beschermen
van de privacy van zijn klanten acht het hof onaannemelijk, nu deze werkwijze overduidelijk gericht was op het maskeren van het handelen van de verdachte. Met betrekking tot de betrouwbaarheid van
de verklaringen van de belastingplichtigen overweegt het hof dat alle belastingplichtigen consequent
en eensluidend hebben verklaard (over hun overeenkomst met de verdachte om tegen betaling hun belastingaangifte(n) door hem te laten verzorgen) en hun aangiften IB eenzelfde patroon aan (deels bijzondere) aftrekposten vertonen (zoals aftrek dieetkosten en extra uitgaven voor kleding en beddengoed). Het hof acht de verklaringen van de belastingplichtigen zodoende betrouwbaar.
De verweren worden verworpen. Hetgeen de raadsvrouw voor het overige heeft aangevoerd behoeft, gelet op het vorenstaande, geen bespreking.
Overige aangiften
Het hof overweegt ten aanzien van de overige aangiften dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat de verdachte die aangiftebiljetten valselijk heeft opgemaakt, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit
Standpunt verdediging
De verdediging heeft gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit, waartoe is aangevoerd dat de verdachte de dieetbevestiging van de huisarts van [slachtoffer 1] niet heeft ingevuld. Daarnaast heeft de verdachte weliswaar een brief aan de Belastingdienst van [slachtoffer 1] geschreven en deze ondertekend en opgestuurd, maar dit is gebeurd in onderling overleg met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] heeft toestemming verleend aan de verdachte om zijn handtekening onder de brief te zetten.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit. De verdachte heeft erkend dat hij de brief gedateerd op 27 november 2013 heeft opgesteld en ondertekend, terwijl de naam van [slachtoffer 1] onder de brief staat en - in tegenstelling tot de inhoud van de brief - uit het dossier niet blijkt dat sprake was bij [slachtoffer 1] van een maagaandoening of een vetstofwisselingsstoornis. De betrokken huisarts heeft daarnaast weersproken dat er een medische indicatie was.
Oordeel van het hof
Brief ‘Verzoek om informatie’
Het hof stelt vast dat een brief met als onderwerp ‘Verzoek om informatie’ gedateerd op
27 november 2013 uit naam van [slachtoffer 1] is verzonden aan de Belastingdienst.36.[slachtoffer 1] heeft tegenover de FIOD verklaard dat hij zijn handtekening niet onder de brief heeft gezet en de brief ook niet kent.37.De verdachte heeft ter terechtzitting bij de rechtbank van 12 juni 2018 verklaard dat hij een brief als aangegeven onder DOC-046 schrijft voor cliënten. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 29 april 2021 verklaard dat hij de handtekening van [slachtoffer 1] onder de brief heeft gezet en de brief vervolgens heeft opgestuurd, maar dat hij hiervoor toestemming had van [slachtoffer 1].
Uit het voorgaande blijkt - gelet op de door de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring - dat de brief niet overeenkomstig de waarheid is opgemaakt. Op grond van het vorenstaande is genoegzaam vast komen te staan dat het onder 2 ten laste gelegde feit, voor zover betrekking hebbende op de brief ‘Verzoek om informatie’, bewezen kan worden verklaard. De omstandigheid dat de verdachte hiervoor al dan niet toestemming had van [slachtoffer 1] doet hier niet aan af.
Formulier ‘Dieetbevestiging’
Het hof acht het onder 2 ten laste gelegde feit, voor zover betrekking hebbende op het formulier ‘Dieetbevestiging’ niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2012 tot en met 30 september 2015 te Alkmaar, meermalen,
telkens opzettelijk belastingaangiften over de tijdvakken 2012 tot en met 2015 ten name van anderen:
- [slachtoffer 1] over de tijdvakken 2011 (D-100) en 2012 (D-101) en,
- [slachtoffer 6] over de tijdvakken 2011 (D-041) en 2012 (D-042) en 2013 (D-043) en 2014
(D-044) en,
- [slachtoffer 7] over de tijdvakken 2013 (D-059) en 2014 (D-060) en,
- [slachtoffer 8] over de tijdvakken 2011 (D-096) en 2012 (D-097) en 2013 (D-098) en 2014 (D-099) en,
- [slachtoffer 9] over de tijdvakken 2011 (D-087) en 2012 (D-088) en 2014 (D-089) en,
- [slachtoffer 11] over het tijdvak 2011 (D-080),
- [slachtoffer 12] over de tijdvakken 2011 (D-069) en 2012 (D-070) en 2013 (D-071) en 2014 (D-072) en,
- [slachtoffer 13] over de tijdvakken 2011 (D-075) en 2012 (D-076) en 2013 (D-077),
zijnde telkens geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte telkens in strijd met de waarheid op de aangiftebiljetten inkomstenbelasting ten name van voornoemde personen een onjuist, althans een te hoog bedrag aan specifieke zorgkosten en extra uitgaven voor kleding en beddengoed en dieetkosten opgegeven en een te hoog terug te vragen geldbedrag ingevuld, althans telkens een te laag bedrag aan te betalen belasting opgegeven, zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken;
2.
hij op 27 november 2013 te Alkmaar opzettelijk een brief, betreffende "Verzoek om informatie, referentie [referentie]" (DOC-046) gedateerd op 27 november 2013, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft de verdachte in strijd met de waarheid deze brief ondertekend met [slachtoffer 1] en in deze brief dieetkosten opgevoerd vanwege een maagaandoening en een vetstofwisselingsstoornis, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze zijn opgenomen in dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
valsheid in geschrift.
Strafbaarheid van de verdachte
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 bewezenverklaarde, het doen van onjuiste aangiften IB, veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en onder 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en aftrek van het voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft namens belastingplichtigen aangiften inkomstenbelasting ingediend en daarin
kosten opgevoerd die in werkelijkheid niet zijn gemaakt. Door aldus te handelen heeft de verdachte
die aangiftebiljetten valselijk opgemaakt. In één geval heeft de verdachte ter onderbouwing van de opgevoerde aftrekposten een brief valselijk opgemaakt. De verdachte heeft hierdoor het vertrouwen
dat de Belastingdienst in de juistheid van deze aangiftebiljetten moet kunnen stellen schade toegebracht. Daarnaast heeft de verdachte met zijn handelen misbruik gemaakt van mensen die voor het indienen
van hun belastingaangifte hulp nodig hebben van derden. Deze mensen hadden gezien zijn functie als belastingadviseur vertrouwen in de verdachte. Zij wisten veelal niet dat de door de verdachte namens
hen ingediende belastingaangifte onjuist was en worden nu ten gevolge van het handelen van de verdachte geconfronteerd met financiële problemen.
Gelet op de ernst van de feiten, de vertrouwenspositie die de verdachte had en het feit dat hij geen
enkele verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedragingen – integendeel: hij heeft geprobeerd de beschuldigingen van zich af te werpen door met de beschuldigende vinger te wijzen naar de belastingplichtigen – kan niet worden gekomen tot een andere straf dan een vrijheidsbenemende straf. Het hof heeft daarbij gekeken naar de hoogte van straffen die in vergelijkbare gevallen plegen te worden opgelegd.
Overschrijding van de redelijke termijn
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Deze in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) neergelegde waarborg strekt ertoe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
Uit standaardjurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de redelijke termijn een aanvang neemt vanaf het moment dat vanwege de Nederlandse staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. In casu heeft de redelijke termijn een aanvang genomen op 9 maart 2016, toen de verdachte in verzekering werd gesteld. De rechtbank heeft op 26 juni 2018 vonnis gewezen. De redelijke termijn is in eerste aanleg derhalve met drie maanden overschreden. Het openbaar ministerie heeft vervolgens appel ingesteld op 3 juli 2018 en heden,
op 10 juni 2021, wijst het hof arrest. De redelijke termijn is in hoger beroep derhalve met elf maanden overschreden.
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn in totaal met veertien maanden is overschreden. Het hof ziet daarin aanleiding de op te leggen gevangenisstraf van vier maanden met één maand te bekorten.
Media-aandacht
De verdediging heeft voorts aandacht gevraagd voor de negatieve publiciteit die de zaak in de media heeft gegenereerd en de ontwrichtende gevolgen die deze media-aandacht in de zakelijke- en privésfeer hebben gehad voor de verdachte. Het hof acht aannemelijk dat alle media-aandacht en de daarin reeds verwerkte oordelen een zware wissel hebben getrokken en nog steeds trekken op de verdachte en zijn privéleven. Tegelijkertijd is het niet ongebruikelijk dat dergelijke media-aandacht zich voordoet in zaken met een zekere impact. In het geval van de verdachte zijn veel mensen – die hun financiële zaken aan de verdachte hebben toevertrouwd – benadeeld door het handelen van de verdachte. In dat licht bezien is de media-aandacht niet geheel onbegrijpelijk. Het hof verbindt aan de media-aandacht dan ook geen gevolgen die van invloed zijn op de op te leggen straf.
Overwegingen met betrekking tot het beslag
Teruggave aan verdachte
Het in beslag genomen en niet teruggegeven geldbedrag van € 1.260,00, zoals genoemd op de beslaglijst, dient te worden teruggegeven aan de verdachte, aangezien niet is gebleken dat dit geldbedrag in verband kan worden gebracht met de bewezenverklaarde feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een geldbedrag van € 1.260,00.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin
zitting hadden mr. S. Clement, mr. E. van Die en mr. N.J.M. de Munnik, in tegenwoordigheid van
mr. R. Vosman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof
van 10 juni 2021.
mr. N.J.M. de Munnik is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 10‑06‑2021
Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2011 op naam van [slachtoffer 1] van 18 maart 2012, DOC-100, p. 373 – 375.
Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2012 op naam van [slachtoffer 1] van 17 maart 2013, DOC-101, p. 376 – 378.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] van 9 maart 2016, G-002-01, p. 438 – 444.
Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2011 op naam van [slachtoffer 6] van 9 mei 2012, DOC-041, p. 237 – 239.
Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2012 op naam van [slachtoffer 6] van15 oktober 2013, DOC-042, p. 240 – 243.
Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2013 op naam van [slachtoffer 6] van4 april 2014, DOC-043, p. 244 – 247.
Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2014 op naam van [slachtoffer 6] van14 april 2015, DOC-044, p. 248 – 253.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 6] van 10 maart 2016, G-008-01, p. 477 – 482.
Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2013 op naam van [slachtoffer 7], DOC-059, p. 285 – 286.
Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2014 op naam van [slachtoffer 7], DOC-060, p. 287.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 7] van 31 maart 2016, G-012-01, p. 497 – 500.
Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2011 op naam van [slachtoffer 8] van 18 april 2012, DOC-096, p. 362 – 363.
Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2012 op naam van [slachtoffer 8] van 30 maart 2013, DOC-097, p. 364 – 365.
Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2013 op naam van [slachtoffer 8] van 12 maart 2014, DOC-098, p. 366 – 368.
Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2014 op naam van [slachtoffer 8] van 24 april 2015, DOC-099, p. 369 – 372.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 8] van 25 april 2016, G-013-01, p. 501 – 505.
Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2011 op naam van [slachtoffer 9] van 13 maart 2012,DOC-087, p. 336 – 337.
Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2012 op naam van [slachtoffer 9] van 19 maart 2013,DOC-088, p. 338 – 340.
Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2014 op naam van [slachtoffer 9] van 5 maart 2015,DOC-089, p. 341 – 344.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 9] van 20 april 2016, G-014-01, p. 506 – 510.
Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2011 op naam van [slachtoffer 11] van 15 maart 2012,DOC-080, p. 328 – 330.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 11] van 18 april 2016, G-016-01, p. 512 – 516.
Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2011 op naam van [slachtoffer 12] van 5 april 2012,DOC-069, p. 296 – 298.
Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2012 op naam van [slachtoffer 12] van 4 april 2013,DOC-070, p. 299 – 301.
Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2013 op naam van [slachtoffer 12] van 21 maart 2014,DOC-071, p. 302 – 304.
Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2014 op naam van [slachtoffer 12] van 27 maart 2015,DOC-072, p. 305 – 309.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 12] van 13 april 2016, G-017-01, p. 520 – 524.
Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2011 op naam van [slachtoffer 13] van 26 februari 2012,DOC-075, p. 316 – 317.
Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2012 op naam van [slachtoffer 13] van 17 maart 2013,DOC-076, p. 318 – 319.
Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2013 op naam van [slachtoffer 13] van 10 maart 2014,DOC-077, p. 320 – 322.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 13] van 20 april 2016, G-018-01, p. 525 – 529.
Vgl. HR 12 mei 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZD1033 en HR 25 oktober 1983, ECLI:NL:HR:1983:AC8152.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 10 maart 2016, G-009-01, p. 483 – 485.
Een proces-verbaal inzake IP-adressen van verbalisant, opsporingsambtenaar bij de FIOD, B.B. Odijk van2 mei 2016, AMB-008, p. 49 – 51.
Een geschrift, te weten een brief aan de Belastingdienst van [slachtoffer 1] van 27 november 2013, DOC-046, p. 256.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] van 9 maart 2016, G-002-01, p. 438 – 444.