Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/5.3
5.3 Procesovereenkomst
Mr. G.J. Meijer, datum 20-07-2011
- Datum
20-07-2011
- Auteur
Mr. G.J. Meijer
- JCDI
JCDI:ADS508431:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
STEIN, Compendium, blz. 307; SNIJDERS, afscheidsrede, blz. 40 meent dat de term 'procesovereenkomst' in dit opzicht niet juist is omdat de overeenkomst veelal buiten het proces in enge zin wordt gesloten en geeft daarom de voorkeur aan de term 'procesrechtelijke overeenkomst'. Mijns inziens duidt de term 'procesovereenkomst' taalkundig niet noodzakelijkerwijs op de totstandkoming ervan in het proces in enge zin, doch kan ook worden verdedigd dat zij een overeenkomst is die betrekking heeft op een proces.
Zie STEIN, Compendium, blz. 307.
Vgl. DE LY (diss.), no. 324 met vermelding van literatuur.
Zie — met betrekking tot de bewijsovereenkomst, die eveneens een procesovereenkomst vormt — HUMA en OLTHOF, no. 454.
ASSER-HARTKAMP & SIEBURGHno. 35 met betrekking tot de bewijsovereenkomst die eveneens een procesovereenkomst vormt.
Verdedigd wordt wel dat de arbitrageovereenkomst geen obligatoire, doch een procesovereenkomst is.1 De procesovereenkomst wordt wel aldus gedefinieerd dat zij niet leidt tot rechten en verplichtingen van partijen, doch slechts tot een verplichting van de rechter (tot onbevoegdverklaring als een partij zich op een geldige arbitrageovereenkomst beroept).2
In de ons omringende landen wordt wel verdedigd dat de overeenkomst tot arbitrage, omdat zij het scheidsgerecht jurisdictie toekent, als jurisdictioneel moet worden aangemerkt.3 Te onzent komt de jurisdictionele overeenkomst als zodanig niet voor. Ik meen dan ook dat zij daarom buiten beschouwing kan blijven. Hoogstens kan zij worden aangemerkt als een species van wat bij ons als procesovereenkomst wordt beschouwd.
Indien de zojuist gegeven definitie van procesovereenkomst juist is, zal de overeenkomst tot arbitrage mijns inziens niet als een zuivere procesovereenkomst kunnen worden aangemerkt. Uit de overeenkomst tot arbitrage vloeien immers wel degelijk (ook) rechten en verplichtingen voor partijen voort (vgl. art. 1020 lid 2 Rv) (zie 11.4 en 12.4 en 12.6.1).
Het is overigens nog de vraag of de zojuist weergegeven definitie van de procesovereenkomst (dat voor partijen geen rechten en verplichtingen voortvloeien) wel juist is. Procesovereenkomsten, worden immers als meerzijdige vermogensrechtelijke rechtshandeling aangemerkt.4 Wij hebben gezien dat de bepalingen met betrekking tot obligatoire overeenkomsten krachtens de schakelbepaling van art. 6:216 BW op andere meerzijdige vermogensrechtelijke rechtshandelingen overeenkomstige toepassing vinden, dit voorzover de strekking van de betrokken bepalingen in verband met de aard van de rechtshandeling zich daartegen niet verzet. De procesovereenkomst lijkt zich in elk geval niet uit de aard daarvan tegen de analogische toepassing van de bepalingen inzake obligatoire overeenkomsten te verzetten. Zo wordt wel aangenomen dat de bepalingen inzake obligatoire overeenkomsten analogisch kunnen worden toegepast op de bewijsovereenkomst die eveneens een procesovereenkomst vormt.5 Ook als wij de overeenkomst tot arbitrage als procesovereenkomst zouden aanmerken, verzet zij zich niet tegen toepassing van de bepalingen inzake obligatoire overeenkomsten (zie 5.2). Zulks betekent dat uit de overeenkomst tot arbitrage wel degelijk ook rechten en verplichtingen voor partijen kunnen voortvloeien, ook als wij de overeenkomst tot arbitrage als procesovereenkomst aanmerken. De kwalificatie van de overeenkomst tot arbitrage als procesovereenkomst maakt overigens wél duidelijk dat uit de overeenkomst van partijen tevens verplichtingen voor de rechter voortvloeien (zie 12.4, 12.6.1 en 5.4).