Zo doet (kennelijk) geen van de door [verzoeker] zelf in voetnoot 2 genoemde omstandigheden zich voor.
HR, 01-04-2016, nr. 15/05679
ECLI:NL:HR:2016:544
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
01-04-2016
- Zaaknummer
15/05679
- Vakgebied(en)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2016:544, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 01‑04‑2016; (Cassatie, Artikel 80a RO-zaken)
In cassatie op: ECLI:NL:GHSHE:2015:5031, Niet ontvankelijk
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:174, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2016:174, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑01‑2016
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:544, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 01‑04‑2016
Partij(en)
1 april 2016
Eerste Kamer
15/05679
LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoeker],wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak C/02/303291/FT RK 15-1191 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 13 oktober 2015;
b. het arrest in de zaak 200.179.244/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 1 december 2015.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep op de voet van art. 80a RO.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 2 en 3).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.A. Streefkerk en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 1 april 2016.
Conclusie 29‑01‑2016
Inhoudsindicatie
Art. 80a lid 1 RO. WSNP. Toelatingsverzoek niet-ontvankelijk wegens ontbreken verklaring art. 285 lid 1, onder f, Fw. Schulden niet te goeder trouw (art. 288 lid 1 Fw).
Nr. 15/005679 | Mr. L. Timmerman |
Parket 29 januari 2016 | |
Conclusie inzake | |
[verzoeker] | |
(hierna: [verzoeker]) | |
1. Bij verzoekschrift van 7 augustus 2015 heeft [verzoeker] de rechtbank Zeeland-West Brabant verzocht om ten aanzien van hem de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling te doen uitspreken. De rechtbank heeft dit verzoek bij vonnis van 13 oktober 2015 afgewezen. Op het door [verzoeker] tegen dit vonnis ingestelde hoger beroep heeft het hof ’s-Hertogenbosch het bestreden vonnis bij arrest van 1 december 2015 vernietigd en, opnieuw rechtdoende, [verzoeker] niet ontvankelijk verklaard. Het hof heeft dit oordeel gegrond op art. 285 lid 1 sub f Fw.
2. Het eerste onderdeel betoogt dat het hof heeft miskend dat onder omstandigheden kan worden afgezien van het overleggen van de verklaring ex art. 285 lid 1 sub f Fw en dat [verzoeker] uitgebreid heeft gemotiveerd en gedocumenteerd dat in zijn situatie zodanige omstandigheden aanwezig waren. De klacht kan reeds niet slagen omdat deze niet aan de vereisten van art. 407 lid 2 Rv voldoet. Niet is immers vermeld i) op welke omstandigheden [verzoeker] doelt en ii) waar de door [verzoeker] op dat punt ingenomen stellingen in de processtukken zijn terug te vinden. Voor zover het betoog op bladzijde 7 (vanaf de dikgedrukte kop “Immers:”) tot en met bladzijde 9 van het cassatieverzoekschrift als een toelichting op deze klacht is bedoeld is onbegrijpelijk wat hiermee – in dat kader – bedoeld wordt. Het betoog betreft immers een toelichting op (c.q. betwisting van) de afzonderlijke schuldenposten. Zonder toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom dit betoog tot de conclusie had moeten leiden dat er in het geval van [verzoeker] omstandigheden waren op grond waarvan van het overleggen van de verklaring ex art. 285 lid 1 sub f FW kon worden afgezien.1.
3. De onderdelen 2 tot en met 6 trekken alle ten strijde tegen overwegingen die ’s hofs beslissing niet dragen en kunnen aldus niet tot cassatie leiden.
4. De klachten kunnen in het licht van het bovenstaande klaarblijkelijk niet tot cassatie leiden.
Conclusie
De conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep op de voet van art. 80a RO.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 29‑01‑2016