Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen
Bijlage X Instructies voor kapiteins van vissersvaartuigen die een visserijlogboek, een aangifte van aanlanding of een aangifte van overlading moeten invullen en overleggen
Geldend
Geldend vanaf 20-11-2015
- Bronpublicatie:
28-10-2015, PbEU 2015, L 287 (uitgifte: 31-10-2015, regelingnummer: 2015/1962)
- Inwerkingtreding
20-11-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-10-2015, PbEU 2015, L 287 (uitgifte: 31-10-2015, regelingnummer: 2015/1962)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
De volgende algemene, minimale informatie over de visserijactiviteiten van het/de vaartuig(en) worden in het visserijlogboek geregistreerd overeenkomstig de artikelen 14, 15, 21, 22, 23 en 24 van de controleverordening en titel III, de hoofdstukken I, II en III, van de onderhavige verordening, onverminderd andere specifieke elementen of voorschriften die zijn vereist door de Uniewetgeving, de nationale autoriteiten van een lidstaat of van een derde land of door een regionale organisatie voor visserijbeheer.
1. Instructies voor het visserijlogboek
De kapitein(s) van alle vissersvaartuig(en) die aan spanvisserij doen, houden een visserijlogboek bij waarin de gevangen en aan boord gehouden hoeveelheden op zodanige wijze worden geregistreerd dat dubbele telling van de vangsten wordt voorkomen.
In het papieren logboek worden tijdens dezelfde visreis de verplichte gegevenselementen op elke bladzijde geregistreerd.
Vaartuig- en visreisgegevens | ||
---|---|---|
Referentienummer in het papieren visserijlogboek | Gegevenselement (M = verplicht) (O = optioneel) (CIF = verplicht indien van toepassing) | Omschrijving en/of registratietijdstip |
(1) | Naam van het/de vissersvaartuig(en) (M) Internationale radioroepnaam/radioroepnamen (M) CFR-nummer(s) (M) GFCM- of ICCAT-nummer(s) (CIF) | Bij spanvisserij wordt die informatie ook voor het tweede vissersvaartuig geregistreerd. Die informatie wordt in het papieren logboek ingeschreven onder de gegevens van het vaartuig waarvoor het visserijlogboek wordt bijgehouden. Het identificatienummer van het vaartuig in het communautaire gegevensbestand over de vissersvloot (CFR-nummer) is het unieke nummer dat door een lidstaat aan een Unievissersvaartuig wordt toegekend wanneer dat voor het eerst in de vloot van de Unie aantreedt (1). Voor vissersvaartuigen die gereglementeerde visserijactiviteiten buiten de Uniewateren verrichten, wordt het GFCM- of ICCAT-registernummer ingevuld (CIF). |
(2) | Externe identificatie (M) | Op de zijromp aangebrachte externe registratieletters en -nummers. Bij spanvisserij wordt die informatie ook voor het tweede vissersvaartuig geregistreerd. |
(3) | Naam en adres van de kapitein (M) | Naam, voornaam en volledig adres van de kapitein (straat, huisnummer, plaats, postcode, lidstaat of derde land). Bij spanvisserij wordt die informatie ook voor het tweede vissersvaartuig geregistreerd. |
(4) | Datum, tijdstip en haven van vertrek (M) | Wordt in het papieren logboek ingevuld voordat het vissersvaartuig de haven verlaat. De datum wordt geregistreerd in DD-MM-JJJJ en het tijdstip in UU-MM (plaatselijke tijd). Het elektronische bericht van vertrek wordt verstuurd voordat het vissersvaartuig de haven verlaat. De datum en het tijdstip worden geregistreerd in gecoördineerde universele tijd (UTC). Voor het registreren van de haven in het elektronische logboek worden de codes gebruikt die zijn vermeld op de webpagina van het register van stamgegevens (Master Data Register) op de visserijwebsite van de Europese Commissie. |
(5) | Datum, tijdstip en haven van terugkeer (M) | Wordt in het papieren logboek ingevuld voordat het vissersvaartuig de haven binnenvaart. De datum wordt geregistreerd in DD-MM-JJJJ en het geraamde tijdstip in UU-MM (plaatselijke tijd). Het elektronische bericht van terugkeer naar de haven wordt verstuurd voordat het vissersvaartuig de haven binnenvaart. De datum en het geraamde tijdstip worden geregistreerd in gecoördineerde universele tijd (UTC). Voor het registreren van de haven in het elektronische logboek worden de codes gebruikt die zijn vermeld op de webpagina van het register van stamgegevens (Master Data Register) op de visserijwebsite van de Europese Commissie. |
(6) | Datum, tijdstip en haven van aanlanding, indien verschillend van (5) (M) | Wordt in het logboek ingevuld voordat het vissersvaartuig de haven van aanlanding binnenvaart. De datum wordt geregistreerd in DD-MM-JJJJ en het geraamde tijdstip wordt in UU-MM opgetekend, in plaatselijke tijd (voor het papieren logboek) of in gecoördineerde universele tijd (UTC) (voor het elektronische logboek). Voor het registreren van de haven in het elektronische logboek worden de codes gebruikt die zijn vermeld op de webpagina van het register van stamgegevens (Master Data Register) op de visserijwebsite van de Europese Commissie. |
(7) | Datum, tijdstip en plaats van overlading, naam, externe identificatie en internationale radioroepnaam, vlag, CFR- of IMO-nummer en haven en land van bestemming van het ontvangende vissersvaartuig (M) | Wordt in het papieren logboek ingevuld wanneer vóór de start van de visserijactiviteit wordt overgeladen. De datum wordt geregistreerd in DD-MM-JJJJ en het tijdstip wordt in UU-MM opgetekend, in plaatselijke tijd (voor het papieren logboek) of in gecoördineerde universele tijd (UTC) (voor het elektronische logboek). Voor het registreren van de haven in het elektronische logboek worden de codes gebruikt die zijn vermeld op de webpagina van het register van stamgegevens (Master Data Register) op de visserijwebsite van de Europese Commissie. Voor de registratie van een derde land worden de drieletterige landcodes ISO-3166 gebruikt. Voor Unievissersvaartuigen wordt het CFR-nummer geregistreerd. Voor vaartuigen van derde landen wordt het IMO-nummer (nummer van de Internationale Maritieme Organisatie) geregistreerd. Wanneer een geografische positie moet worden meegedeeld, worden de lengte- en de breedtegraad genoteerd in graden en minuten als geen GPS wordt gebruikt, en in decimale graden en minuten (formaat WGS 84) als een GPS wordt gebruikt. |
Gegevens over het vistuig | ||
(8) | Type vistuig (M) | Het type vistuig wordt aangegeven aan de hand van de code in kolom 1 van bijlage XI. |
(9) | Maaswijdte (M) | Wordt aangegeven in millimeter (gestrekte mazen). |
(10) | Afmetingen van het vistuig (M) | De afmetingen van het vistuig, zoals grootte en aantal, worden aangegeven volgens de specificaties in kolom 2 van bijlage XI. |
(11) | Datum (M) | De datum van elke zeedag wordt ingevuld op een nieuwe regel (papieren logboek) of in een nieuw rapport (elektronisch logboek) en komt telkens overeen met de betrokken zeedag. Indien van toepassing wordt de datum van elke visserijactiviteit op een nieuwe regel ingevuld. |
(12) | Aantal visserijactiviteiten (M) | Het aantal visserijactiviteiten wordt aangegeven volgens de specificaties in kolom 3 van bijlage XI. |
(13) | Vistijd (O) Tijdstip van het uitzetten en het ophalen van vistuig (CIF) Diepte waarop wordt gevist (CIF) Totale tijd (O) | De totale tijd die in beslag wordt genomen door visserijactiviteiten (het zoeken naar vis, het te water laten, slepen en binnenhalen van actief vistuig, het te water laten, uitzetten, verwijderen of verplaatsen van passief vistuig, en het verwijderen van de vangst uit het vistuig, het bewaarnet of uit een transportkooi naar een mest- of een kweekkooi) wordt aangegeven in minuten en komt overeen met het aantal op zee doorgebrachte uren min de tijd die nodig is voor de vaart naar, tussen en van de visgronden, voor het reven, voor inactiviteit of voor het wachten op reparatie. Het tijdstip van het uitzetten en het ophalen van vistuig wordt in UU-MM opgetekend, in plaatselijke tijd (voor het papieren logboek) of in gecoördineerde universele tijd (UTC) (voor het elektronische logboek). De diepte waarop wordt gevist, wordt geregistreerd als gemiddelde diepte en in meter. |
(14) | Positie en het geografische visserijgebied (M) | Het betrokken geografische vangstgebied is het gebied waar het grootste deel van de vangst is bovengehaald, omschreven tot op het meest gedetailleerde niveau dat beschikbaar is. Voorbeelden: In de wateren van het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (FAO-gebied 27), tot op het niveau van de ICES-sector en het statistische vak, bijv. IVa 41E7, VIIIb 20E8). De statistische vakken van ICES vormen een raster voor het gebied tussen 36° NB en 85° 30′ NB en 44° WL en 68° 30′ OL. De rijen voor de breedtegraden, met intervallen van telkens 30′, zijn genummerd van 01 tot 99 (twee cijfers). De kolommen voor de lengtegraden, met intervallen van telkens 1°, zijn gecodeerd volgens een alfanumeriek systeem, dat met A0 begint en, met gebruikmaking van telkens een andere letter (uitgezonderd I) voor elk blok van 10°, tot M8 gaat. In de wateren van de Middellandse Zee en de Zwarte zee (FAO-gebied 37), tot op het niveau van het geografische GFCM-deelgebied en het statistische vak (bijv. 7 M27B9). De nummers van een rechthoek in het statistische raster van GFCM is een code van vijf tekens: 1) de breedtegraad wordt aangegeven met een code van drie tekens (één letter en twee cijfers) en gaat van M00 (30° NB) tot M34 (47°30′ NB); (ii) de lengtegraad wordt aangegeven met een code die uit een letter en een cijfer bestaat en waarbij de letters van A tot en met J gaan en de cijfers per letter van 0 tot en met 9. De code gaat van A0 (6° WL) tot J5 (42° OL). In de wateren van het noordwestelijke deel van de Atlantische Oceaan, met inbegrip van het NAFO-gebied (FAO-gebied 21) en in de wateren van het centraaloostelijke deel van de Atlantische Oceaan, met inbegrip van het CECAF-gebied (FAO-gebied 34), tot op het niveau van de FAO-sector of -deelsector (bijv. 21.3.M of 34.3.5). Voor de andere FAO-gebieden, tot het niveau van het FAO-deelgebied, voor zover beschikbaar (bijv. FAO 31 voor het centraalwestelijke deel van de Atlantische Oceaan en FAO 51.6 voor het westelijke deel van de Indische Oceaan). De kapitein mag echter alle statistische vakken vermelden waarin het vissersvaartuig op een bepaalde dag heeft gevist (O). In de GFCM- en ICCAT-gebieden wordt de geografische positie (breedtegraad/lengtegraad) voor elke visserijactiviteit geregistreerd of wordt, wanneer op die dag niet wordt gevist, de geografische positie op het middaguur geregistreerd. Wanneer een geografische positie moet worden meegedeeld, worden de lengte- en de breedtegraad genoteerd in graden en minuten als geen GPS wordt gebruikt, en in decimale graden en minuten (formaat WGS 84) als een GPS wordt gebruikt. Visserijzone van een derde land, gebied van een regionale organisatie voor visserijbeheer en de volle zee: vermeld de visserijzone(s) van niet-lidstaten of het/de gebied(en) van regionale organisaties voor visserijbeheer of de wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van een staat vallen of die niet door een regionale organisatie voor visserijbeheer worden geregeld, aan de hand van de drieletterige landcodes ISO-3166 en andere codes die zijn bekendgemaakt op de webpagina van het register van stamgegevens (Master Data Register) op de visserijwebsite van de Europese Commissie, bijv. NOR = Noorwegen, NAFO = XNW, NEAFC = XNE en XIN = de volle zee. |
(15)(16) | Gevangen en aan boord gehouden vangsten (M) | Hiervoor worden de drieletterige FAO-soortencodes gebruikt. De vangst per soort wordt in kg levendgewichtequivalent geregistreerd. Alle hoeveelheden van elke gevangen en aan boord gehouden soort van meer dan 50 kg levendgewichtequivalent worden geregistreerd. Die 50 kg-drempel geldt zodra de vangsten van een soort 50 kg overschrijden. In deze hoeveelheden zijn de voor consumptie door de bemanning van het vaartuig apart gehouden hoeveelheden begrepen. Vangsten van de wettelijk vereiste maat worden geregistreerd met de algemene code LSC (legally size catches). Vangsten onder de minimale instandhoudingsreferentiegrootte moeten apart van de vangsten van de wettelijk vereiste maat worden geregistreerd, en wel met de algemene code BMS (below minimum size). Als de vangsten in manden, kisten, bakken, dozen, zakken of andere containers, of in blokken worden bewaard, wordt het nettogewicht van de eenheid in kg levendgewichtequivalent geregistreerd, alsmede het precieze aantal eenheden. Als alternatief mag de vangst die in dergelijke eenheden aan boord wordt gehouden, in kg levendgewichtequivalent worden geregistreerd (O). In de Oostzee (alleen voor zalm) en in het GFCM-gebied (alleen voor tonijn, zwaardvis en over grote afstanden trekkende haaien) en, indien van toepassing, in andere gebieden wordt ook het aantal vissen per dag geregistreerd. Wanneer niet voldoende kolommen beschikbaar zijn, wordt een nieuwe bladzijde begonnen. |
(15)(16) | Geraamde teruggooi (M) | Hiervoor worden de drieletterige FAO-soortencodes gebruikt. De teruggooi per soort wordt in kg levendgewichtequivalent geregistreerd. Soorten die niet onder de aanlandingsverplichting vallen: Elke teruggooi van meer dan 50 kg levendgewichtequivalent per soort wordt met de algemene code DIS genoteerd volgens de regels voor de registratie van vangsten. Teruggooi van soorten die worden gevangen om als levend aas te worden gebruikt en in het visserijlogboek zijn vermeld, wordt ook op dezelfde wijze geregistreerd. Soorten die in aanmerking komen voor vrijstellingen van de aanlandingsverplichting (2): Teruggegooide hoeveelheden van elke soort worden met gebruikmaking van de algemene code DIS volledig geregistreerd volgens de regels voor de registratie van vangsten. Teruggegooide hoeveelheden van elke soort waarvoor specifiek de-minimisvrijstellingen gelden, worden apart van de andere teruggooi, met gebruikmaking van de algemene code DIM, volledig geregistreerd volgens de regels voor de registratie van de vangsten. |
(15)(16) | Vangsten, incidentele bijvangsten en vrijlating van andere mariene organismen of zeedieren (M) | In het GFCM-gebied wordt ook, afzonderlijk voor elke vangst of incidentele bijvangst, de volgende informatie geregistreerd:
In voorkomend geval worden in zee vrijgelaten zeedieren geregistreerd met de algemene code RET. Hiervoor worden de drieletterige FAO-codes gebruikt, of, als die niet voorhanden zijn, de codes die zijn vermeld op de webpagina van het register van stamgegevens (Master Data Register) op de visserijwebsite van de Europese Commissie. |
2. Instructies voor de aangifte van aanlanding of overlading
Voor visserijproducten die zijn aangeland of overgeladen en aan de hand van door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten goedgekeurde weegsystemen zijn gewogen op het vaartuig dat de vangst heeft verricht, het overladende of het ontvangende vissersvaartuig, wordt het daadwerkelijke, in kg productgewicht uitgedrukte gewicht van de aangelande of overgeladen hoeveelheden per soort genoteerd op de aangifte van aanlanding of overlading, met vermelding van:
- a)
de aanbiedingsvorm van de vis (referentienummer 17 in het papieren visserijlogboek) aan de hand van de codes van tabel 1 van bijlage I (M);
- b)
de maateenheid voor de aangelande of overgeladen hoeveelheden (referentienummer 18 in het papieren visserijlogboek); vermeld het gewicht van de eenheid in kg productgewicht. Deze eenheid mag een andere zijn dan die welke eerder in het visserijlogboek werd gebruikt (M);
- c)
het totaalgewicht van elke aangelande of overgeladen soort (referentienummer 19 in het papieren visserijlogboek); vermeld voor alle soorten het daadwerkelijk aangelande of overgeladen gewicht (M).
Vangsten van de wettelijk vereiste maat worden geregistreerd met de algemene code LSC (legally size catches). Vangsten onder de minimale instandhoudingsreferentiegrootte moeten apart van de vangsten van de wettelijk vereiste maat worden geregistreerd, en wel met de algemene code BMS. Hiervoor worden de drieletterige FAO-soortencodes gebruikt;
- d)
het gewicht is het gewicht van het product bij aanlanding, dat wil zeggen na eventuele verwerking aan boord. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat berekenen dan het levendgewichtequivalent aan de hand van de toepasselijke omrekeningsfactoren overeenkomstig artikel 49 van deze verordening;
- e)
handtekening van de kapitein (referentienummer 20 in het papieren visserijlogboek) (M);
- f)
handtekening en naam en adres van de gemachtigde en de waarnemer (in voorkomend geval) (referentienummer 21 in het papieren visserijlogboek);
- g)
betrokken geografisch vangstgebied: FAO-gebied, FAO-deelgebied en FAO-deelsector, ICES-sector, NAFO, NEAFC-deelgebied, CECAF-gebied, GFCM-deelgebied of de visserijzone van een derde land (referentienummer 22 in het papieren visserijlogboek). Dit moet worden toegepast op dezelfde wijze als voor de bovenbedoelde informatie over de positie en het geografische gebied (M).
3. Aanvullende instructies voor de registratie van de visserijinspanning in het visserijlogboek
Voor de tijd dat zij actief zijn in visserijtakken die onder visserijinspanningsregelingen vallen, registreren de kapiteins van Unievissersvaartuigen in het visserijlogboek de volgende aanvullende informatie:
- a)
alle krachtens dit deel vereiste gegevens worden in het papieren visserijlogboek geregistreerd tussen de referentienummers 15 en 16;
- b)
de tijdstippen wordt uitgedrukt in gecoördineerde universele tijd (UTC);
- c)
de lengte- en breedtegraden worden genoteerd in graden en minuten als geen GPS wordt gebruikt, en in decimale graden en minuten (formaat WGS 84) als een GPS wordt gebruikt;
- d)
de soorten worden geregistreerd aan de hand van de drieletterige vissoortcodes van de FAO.
3.1. Gegevens over de visserijinspanning
a) Doorvaren van een inspanningsgebied
Wanneer een gemachtigd vissersvaartuig een inspanningsgebied doorvaart zonder visserijactiviteiten in dat gebied uit te voeren, wordt een extra regel in het papieren visserijlogboek ingevuld of wordt een elektronische aangifte ingevuld. De volgende informatie wordt verstrekt:
- —
de datum;
- —
het inspanningsgebied;
- —
de data en tijdstippen van elke binnenvaart of buitenvaart;
- —
de positie bij elke binnen- en buitenvaart, in lengte- en breedtegraad;
- —
de aan boord gehouden vangsten op het tijdstip van binnenvaren, gespecificeerd naar soort;
- —
het woord ‘doorvaren’.
b) Binnenvaren van een inspanningsgebied
Wanneer het vissersvaartuig een inspanningsgebied binnenvaart waar het een visserijactiviteit zou kunnen uitoefenen, wordt een extra regel in het papieren visserijlogboek ingevuld of wordt een elektronische aangifte ingevuld. De volgende informatie wordt verstrekt:
- —
de datum;
- —
het woord ‘binnenvaren’;
- —
het inspanningsgebied;
- —
de positie in lengte- en breedtegraad;
- —
het tijdstip van binnenvaren;
- —
de aan boord gehouden vangsten op het tijdstip van binnenvaren, gespecificeerd naar soort, en
- —
de doelsoort(en).
c) Buitenvaren van een inspanningsgebied
Wanneer het vaartuig een inspanningsgebied verlaat waar het een visserijactiviteit heeft uitgeoefend en het een ander inspanningsgebied binnenvaart waarin het van plan is te vissen, wordt een extra regel in het papieren visserijlogboek ingevuld of wordt een elektronische aangifte ingevuld. De volgende informatie wordt verstrekt:
- —
de datum;
- —
het woord ‘binnenvaren’;
- —
de positie in lengte- en breedtegraad;
- —
het nieuwe inspanningsgebied;
- —
het tijdstip van buitenvaren/binnenvaren;
- —
de aan boord gehouden vangsten op het tijdstip van buitenvaren/binnenvaren, gespecificeerd naar soort, en
- —
de doelsoort(en).
Wanneer een vissersvaartuig een inspanningsgebied verlaat waar het een visserijactiviteit heeft uitgeoefend en waar het voorts geen visserijactiviteit meer zal uitoefenen, wordt een extra regel in het papieren visserijlogboek ingevuld of wordt een elektronische aangifte ingevuld. De volgende informatie wordt verstrekt:
- —
de datum;
- —
het woord ‘buitenvaren’;
- —
de positie in lengte- en breedtegraad;
- —
het inspanningsgebied;
- —
het tijdstip van buitenvaren;
- —
de aan boord gehouden vangsten op het tijdstip van buitenvaren, gespecificeerd naar soort, en
- —
de doelsoort(en).
d) transzonale visserijactiviteiten (3)
Wanneer het vaartuig transzonaal vist, wordt een extra regel in het papieren visserijlogboek ingevuld of wordt een elektronische aangifte ingevuld. De volgende informatie wordt verstrekt:
- —
de datum;
- —
het woord ‘transzonaal’;
- —
het tijdstip van de eerste buitenvaart en het inspanningsgebied;
- —
de positie bij de eerste binnenvaart, in lengte- en breedtegraad;
- —
het tijdstip van de laatste binnenvaart en het inspanningsgebied;
- —
de positie bij de laatste buitenvaart, in lengte- en breedtegraad;
- —
de aan boord gehouden vangsten op het tijdstip van buitenvaren/binnenvaren, gespecificeerd naar soort, en
- —
de doelsoort(en).
e) aanvullende informatie voor vissersvaartuigen die staand vistuig gebruiken
- —
Als het vissersvaartuig staand vistuig inzet of opnieuw inzet, wordt de volgende informatie verstrekt:
- —
de datum;
- —
het inspanningsgebied;
- —
de positie in lengte- en breedtegraad;
- —
het woord ‘inzetten’ of ‘opnieuw inzetten’;
- —
het tijdstip.
- —
Als het vissersvaartuig de activiteiten met staand vistuig beëindigt:
- —
de datum;
- —
het inspanningsgebied;
- —
de positie in lengte- en breedtegraad;
- —
het woord ‘beëindigd’;
- —
het tijdstip.
3.2. Gegevens betreffende de melding van de verplaatsingen van het vaartuig
Wanneer een vissersvaartuig dat visserijactiviteiten verricht, overeenkomstig artikel 28 van de controleverordening een visserijinspanningsverslag aan de bevoegde autoriteiten moet doen toekomen, moeten de in punt 3.1 bedoelde gegevens worden aangevuld met:
- a)
de datum en het tijdstip van de melding;
- b)
de geografische positie van het vissersvaartuig in lengte en breedtegraad;
- c)
het gebruikte communicatiemiddel en, eventueel, het gebruikte radiostation, en
- d)
de bestemming(en) van de melding.
Voetnoten
Als bedoeld in artikel 10 van Verordening (EG) nr. 26/2004 van de Commissie van 30 december 2003 betreffende het communautaire gegevensbestand over de vissersvloot (PB L 5 van 9.1.2004, blz. 25).
Als bedoeld in artikel 15, leden 4 en 5, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, als gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/812 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015, en met name:— soorten waarop niet mag worden gevist en die in een op het gebied van het gemeenschappelijk visserijbeleid vastgestelde rechtshandeling van de Unie als dusdanig worden omschreven;— soorten waarvoor wetenschappelijk vaststaat dat zij hoge overlevingskansen hebben, rekening houdend met de kenmerken van het vistuig, de visserijpraktijk en het ecosysteem;— vangsten die onder de de-minimisvrijstelling vallen;— vis die door predatoren toegebrachte schade vertoont.
De vaartuigen die binnen een afstand blijven van ten hoogste vijf zeemijl vanaf de grens tussen twee inspanningszones, moeten gedurende een periode van 24 uur alleen het tijdstip vermelden waarop zij de eerste maal de inspanningszone binnenvaren en dat waarop zij de laatste maal de inspanningszone verlaten.