Hof 's-Gravenhage, 23-02-2012, nr. 11/00275
ECLI:NL:GHSGR:2012:BW1087, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
23-02-2012
- Zaaknummer
11/00275
- LJN
BW1087
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2012:BW1087, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 23‑02‑2012; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBMID:2011:BQ4806, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Cassatie: ECLI:NL:HR:2013:1214, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
Belastingblad 2012/304 met annotatie van W.G. van den Ban
Uitspraak 23‑02‑2012
Inhoudsindicatie
Voor de wooneenheden in een woon-zorgcomplex geldt de woondelenvrijstelling.
GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats 's-Hertogenbosch
Sector belastingrecht
Derde meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 11/00275
Uitspraak op het hoger beroep van
X,
gevestigd te Y,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Middelburg (hierna: de Rechtbank) van 3 maart 2011, nummer AWB 10/439 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de Heffingsambtenaar van de gemeente P,
hierna: de Heffingsambtenaar,
betreffende na te noemen aanslag.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Aan belanghebbende is met dagtekening 28 februari 2009 en aanslagnummer 1 voor het jaar 2009 wegens het gebruik van de onroerende zaak A-straat 1 te P (hierna: de onroerende zaak) een aanslag in de onroerendezaakbelasting opgelegd, berekend naar een heffingsmaatstaf van € 8.307.000. Deze aanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak op bezwaar van de Heffingsambtenaar verminderd tot een aanslag berekend naar een heffingsmaatstaf van € 6.364.000.
1.2. Belanghebbende is van deze uitspraak op bezwaar in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 298. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.3. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 454. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 9 december 2011 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende, alsmede de Heffingsambtenaar.
1.5. Belanghebbende en de Heffingsambtenaar hebben te dezer zitting ieder een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.
1.6. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
2.1. Belanghebbende is gebruiker van de onroerende zaak. Het betreft het woon-zorgcomplex A (hierna ook: het woon-zorgcomplex).
2.2. In A verblijven ouderen en/of hulpbehoevenden die voor (sommige van) hun dagelijkse bezigheden zijn aangewezen op zorg. Belanghebbende biedt naast huisvesting die zorg, zoals assistentie bij de dagelijkse levensverrichtingen, lichamelijke verzorging, voeding en/of verpleging. De mate van verleende zorg is afhankelijk van de behoefte en/of het ziektebeeld van de individuele bewoner.
2.3. De verzorging of verpleging die in het woon-zorgcomplex wordt aangeboden valt onder de zorg waarop aanspraak bestaat ingevolge de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ). Om in aanmerking te komen voor deze zorg is altijd een indicatie vereist van het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ). Het CIZ bepaalt of 'zorg met verblijf' nodig is en welk zorgzwaartepakket (ZZP) daarbij hoort, hetgeen voor het onderhavige woon-zorgcomplex kan variëren van ZZP 1 voor lichte zorgbehoefte tot en met ZZP 8 voor structurele en intensieve zorgbehoefte. Ten aanzien van alle bewoners in het woon-zorgcomplex is een indicatie door het CIZ afgegeven.
2.4. De opstal bestaat uit een linkervleugel, een rechtervleugel en een centraal gedeelte, ingedeeld als volgt (bijlage 3 beroepschrift in eerste aanleg):
Linkervleugel voor
Op de begane grond zijn 22 eenpersoonswooneenheden waar psychogeriatrische zorg wordt geboden. Dit is een gesloten afdeling. De wooneenheden bestaan uit een woonslaapkamer, een badkamer met douche en toilet en een pantry. De pantry beschikt over keukenkastjes met een spoelbak en een koelkast. De pantry is niet geschikt om te koken. Voor de maaltijden zijn de bewoners afhankelijk van de maaltijden die in het restaurant worden geserveerd of op hun kamer worden bezorgd.
De wooneenheden zijn ieder afzonderlijk afsluitbaar, voorzien van naambordje en huisnummer. Het verzorgende/verplegende personeel heeft een loper. De wooneenheden worden ieder door een afzonderlijke bewoner gebruikt.
Aansluitend aan de wooneenheden bevindt zich in een aangebouwd gedeelte een gemeenschappelijke woonkamer met toegang tot een tuin. Een tweede gemeenschappelijke woonkamer geeft toegang tot een terras. De tuin en het terras zijn omzoomd door een tuinhek. De gemeenschappelijke woonkamers beschikken over een keukenblok. Verder zijn in dit gedeelte van de gang diverse facilitaire ruimten alsmede een zitje voor de bewoners. Aan het eind van de gang bevindt zich opslagruimte.
Op de eerste verdieping van de linkervleugel bevindt zich de somatische verpleegafdeling met acht eenpersoonswooneenheden. De wooneenheden bestaan uit een woonkamer en een slaapkamer, een badkamer met douche en toilet en een pantry. De pantry beschikt over keukenkastjes met een spoelbak en een koelkast. De pantry is niet geschikt om te koken. Voor de maaltijden zijn de bewoners afhankelijk van de maaltijden die in het restaurant worden geserveerd of op hun kamer worden bezorgd.
De wooneenheden zijn ieder afzonderlijk afsluitbaar, voorzien van naambordje, huisnummer en brievenbus. Naast de wooneenheden is er een gemeenschappelijke woonkamer en een aantal facilitaire ruimten. Een gedeelte van de eerste verdieping (het aangebouwde deel) bestaat uit een (ten opzichte van de gevel sterk teruggevallen) zolder, in gebruik voor opslag.
De tweede verdieping bestaat uit een (ten opzichte van de gevel sterk teruggevallen) zolder met onder meer twee logeerkamers voor bezoekers met aangrenzend klein balkon, kantoorruimten en opslagruimten.
Linkervleugel achter
Dit gedeelte bestaat enkel uit een begane grond. Hier zijn kantoren en facilitaire ruimten gelegen.
Rechtervleugel
Op de begane grond zijn 24 eenpersoonswooneenheden bestaande uit één woonslaapkamer, een badkamer met douche en toilet en een pantry. De pantry beschikt over keukenkastjes met een spoelbak en een koelkast. De pantry is niet geschikt om te koken. Een magnetron en waterkoker mogen door de bewoners wel worden aangesloten. Voor de maaltijden zijn de bewoners afhankelijk van de maaltijden die in het restaurant worden geserveerd of op hun kamer worden bezorgd. De wooneenheden zijn ieder afzonderlijk afsluitbaar en voorzien van naambordje, huisnummer en brievenbus. Het verzorgende personeel heeft een loper. De wooneenheden worden ieder door een afzonderlijke bewoner gebruikt. Er is verder op de begane grond één tweepersoonswooneenheid voor een echtpaar. Deze wooneenheid is identiek aan de andere wooneenheden met dat verschil dat er een afzonderlijke woonkamer en een afzonderlijke slaapkamer is. De gang is ingericht met een biljart, een lees- en spelletjestafel, diverse zithoekjes en planten. Verder worden in de gang door de bewoners rollators en rolstoelen geparkeerd. Voorts is er een gemeenschappelijke woonkamer met keukenblok. Er zijn tevens facilitaire ruimten ten behoeve van onder andere opslag. Diverse bewoners op de begane grond hebben een eigen tuintje.
De eerste verdieping bestaat uit 23 eenpersoonswooneenheden en één tweepersoonswooneenheid. In de gang zijn hier en daar zitjes gecreëerd. Verder zijn er facilitaire ruimten, zoals een kantoor in één van de wooneenheden en opslagruimten.
Centraal gedeelte
Op de begane grond zijn naast de centrale hal onder andere een winkel, de keuken, de linnenkamer, de technische dienst, kantoorruimte en de receptie gehuisvest. Daarnaast biedt dit gedeelte toegang tot de lift en de centrale trap.
De eerste verdieping van het centrale gedeelte is kleiner van oppervlakte dan de begane grond en bevat onder andere het restaurant, een kapper/schoonheidssalon, een kantoor, toiletten en facilitaire ruimten. Daarnaast biedt dit gedeelte toegang tot de lift en de centrale trap.
In de kelder bevinden zich uitsluitend technische ruimten.
2.5. De onbebouwde omliggende grond wordt gebruikt als
- Parkeerterrein voor bewoners en bezoekers;
- Parkeerterrein voor personeel;
- Toegangsweg naar het parkeerterrein voor bewoners en bezoekers en naar de hoofdingang;
- Toegangsweg naar het personeelsparkeerterrein en naar de personeels(achter)ingang;
- Binnentuin psychogeriatrische afdeling;
- Terras psychogeriatrische afdeling;
- Privétuintjes;
- Diverse overige terrassen voor bewoners en bezoekers;
- Jeu de boules baan inclusief omliggende verharding;
- Park.
2.6. In de informatiemap Zorgcentrum A is in onderdeel "Wonen in A" onder meer het volgende vermeld:
'(....)
Het complex
Als u zorg- en verpleegcentrum A binnenkomt vindt u in de rechtervleugel het zorgcentrum, in de linkervleugel het verpleegcentrum en in het middengebied de receptie, gezamenlijke ruimten en het restaurant.
(...)
Uw appartement
Elk appartement heeft in totaal een oppervlakte van 34 m2. Het bestaat uit een woon/slaapkamer, een keukenblok en een badkamer. Standaard is er een linnenkast en is er rondom het keukenblok gestoffeerd. (...) Gordijnen en vloerbedekking voor de overige ruimtes in het appartement kunt u zelf verzorgen. We adviseren u om brandvertragende vitrage en/of gordijnen aan te schaffen. U kunt het appartement geheel naar eigen inzicht inrichten.
In verband met ARBO-wetgeving (een wet die de werkomstandigheden van de medewerkers regelt) vragen wij u een seniorenbed met wieltjes te plaatsen en bij het inrichten van de kamer te letten op de indeling. Houdt u daarbij rekening met de zorgverlening en schoonmaak. Door een andere wet, de Tabakswet, mag er alleen in de appartementen gerookt worden. Op alle andere plaatsen in A geldt een rookverbod.
U kunt uw appartement afsluiten met een sleutel. Van elk appartement zijn er drie sleutels. Eén heeft u in het bezit, één is voor noodgevallen in bezit van A. Indien gewenst kunt u de derde sleutel aan familie geven.(....)
Uw huisdier
U kunt uw huisdier in overleg meenemen naar A. We kijken dan vooraf naar de ruimte die het dier nodig heeft en of we dat kunnen bieden. Ook de zorg van het dier wordt besproken. Zorgstroom heeft hiervoor een reglement opgesteld. Dit reglement kunt u via uw persoonlijk begeleider verkrijgen.
Uw familie en kennissen
(....)Het is voor uw bezoek mogelijk om te overnachten in de logeerkamer van A. Bij de receptie kunt u de logeerkamer reserveren en u krijgt daar een overzicht van de kosten.
(....)'
2.7. De mate van zorg is verschillend. De bewoners die op de psychogeriatische afdeling verblijven (linkervleugel, begane grond) ontvangen een belevingsgerichte zorg, de bewoners van de somatische verpleegafdeling (linkervleugel, eerste verdieping), ontvangen zorg op maat. De zorg voor de bewoners van de rechtervleugel bestaat uit: assistentie bij in- en uit bed halen, wassen en aankleden (indien gewenst), het schoonmaken van de kamers en (op afroep) additionele zorg of assistentie.
2.8. De bewoners zijn, met inachtneming van eventuele beperkingen, vrij om te gaan en staan waar zij willen, mogen op elk moment bezoek ontvangen en hebben geen verplichte dagbesteding.
2.9. Van de waarde van de onroerende zaak zoals deze bij uitspraak op bezwaar is vastgesteld ad € 6.364.000 is een bedrag van € 5.993.560 toe te rekenen aan de opstal met ondergrond en een bedrag van € 370.440 aan de onbebouwde omliggende grond.
3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
3.1. Het geschil betreft de hoogte van de vermindering van de heffingsmaatstaf voor de onroerendezaakbelasting op grond van artikel 220e van de Gemeentewet (aan te duiden als de 'woondelenvrijstelling').
Belanghebbende is van mening dat van de waarde van de opstal en ondergrond 65% en van de waarde van omliggende onbebouwde grond 80% is toe te rekenen aan gedeelten die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden in de zin van voormelde bepaling. De woondelenvrijstelling bedraagt volgens belanghebbende 65% van € 5.993.560, is € 3.895.814 en 80% van € 370.440, is
€ 296.352, totaal € 4.192.166. De Heffingsambtenaar is van mening dat er voor een woondelenvrijstelling geen plaats is omdat - kort gezegd - de verzorging en verpleging overheersen en de woonfunctie daarin opgaat. Aldus zijn er volgens de Heffingsambtenaar geen gedeelten die in hoofdzaak tot woning dienen of in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
3.2. Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt en op hetgeen zij ter zitting hebben aangevoerd.
3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak van de Heffingsambtenaar en vermindering van de aanslag onroerendezaakbelasting tot een berekend naar een heffingsmaatstaf van (afgerond) € 2.171.000. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
4. Gronden
Ten aanzien van het geschil
4.1. Vaststaat dat de onderhavige aanslag met toepassing van artikel 220, aanhef en onder a, van de Gemeentewet, is opgelegd wegens het gebruik van de onroerende zaak als niet-woning.
4.2. Artikel 220e van de Gemeentewet luidt als volgt (tekst per 1 januari 2007):
'In afwijking van artikel 220c wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de onroerendezaakbelasting bedoeld in artikel 220, onderdeel a, buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.'
Genoemd artikel vervangt per 1 januari 2007 artikel 220f, achtste lid, van de Gemeentewet dat voor het jaar 2006 gold. Het Hof gaat ervan uit dat een inhoudelijke wijziging niet is beoogd (vgl. de conclusie van de Advocaat-Generaal van 4 februari 2010, Nr. 09/02251, LJN: BL5638, onderdeel 5.4). Dit betekent dat onder de term 'gedeelten' in artikel 220e van de Gemeentewet - gelijk als onder de term 'delen' in het voorheen geldende artikel 220f, achtste lid van de Gemeentewet - zowel zelfstandige als onzelfstandige delen van een onroerende zaak dienen te worden begrepen.
4.3. In zijn arrest van 16 november 2007, nr 40 847, BNB 2008/24, LJN: AZ9075 heeft de Hoge Raad onder andere geoordeeld dat de enkele omstandigheid dat in een verpleeghuis het wonen gecombineerd is met een andere functie die in wezen - voor het verpleeghuis als geheel beschouwd - de hoofdfunctie vormt, niet uitsluit dat delen van de onroerende zaak op zichzelf beschouwd tot woning dienen dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden in de zin van voormelde bepaling. Bij arrest van dezelfde datum, nr 40 606, BNB 2008/23, LJN: AZ8976, heeft de Hoge Raad in gelijke zin geoordeeld ten aanzien van een verzorgingstehuis; de verzorgingsfunctie van een verzorgingstehuis sluit niet uit dat delen van de onroerende zaak op zichzelf beschouwd tot woning dienen dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden. In de procedures die geleid hebben tot de hiervoor vermelde arresten was in geschil het antwoord op de vraag of het verpleeg- respectievelijk verzorgingstehuis was aan te merken als woning of niet-woning, anders gezegd het geschil betrof de tariefindeling voor de onroerendezaakbelasting.
4.4. Anders dan de Heffingsambtenaar betoogt (verweerschrift in hoger beroep, pagina 4, punt 4), acht het Hof de onder 4.3 vermelde oordelen van de Hoge Raad van overeenkomstige toepassing bij de beoordeling van de woondelenvrijstelling als bedoeld in artikel 220e van de Gemeentewet. Daarbij merkt het Hof op dat het criterium dat wordt gehanteerd bij de woondelenvrijstelling minder zwaar is dan het criterium dat dient voor de kwalificatie als woning of als niet-woning. Vermindering van de heffingsmaatstaf kan immers worden verkregen voor gedeelten van de onroerende zaak die (slechts) in hoofdzaak, dat wil zeggen voor 70% of meer, dienen tot woning of dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Gelet op het voorgaande is het Hof van oordeel dat de 24-uurs zorg noch de indicatie 'zorg met verblijf' in de weg hoeft te staan aan het in aanmerking nemen van een woondelenvrijstelling (vgl. Hoge Raad 10 februari 2012, nr 10/05194, LJN: BV3270).
4.5. Het verblijf in een woon-zorgcomplex als het onderhavige kan worden beschouwd als behorend bij een bepaalde levensfase waarin men voor het dagelijks functioneren is aangewezen op hulp en zorg van anderen, afhankelijk van de geestelijke en lichamelijke conditie waarin men verkeert. Een dergelijk verblijf is niet bedoeld als tijdelijk in die zin dat betrokkenen na een behandeling of periode van verpleging naar andere woonruimte verhuizen of terugkeren naar elders aangehouden woonruimte. Naar het oordeel van het Hof is er wat woonfunctie betreft geen duidelijk verschil tussen diegenen die 'op zichzelf' blijven wonen en alle hulp, verpleging en verzorging inkopen en diegenen die opteren voor verblijf in een complex waar alle hulp, verpleging en verzorging reeds aanwezig is. Weliswaar wordt in het laatste geval een zekere mate van privacy opgegeven, maar het Hof acht dit niet van zodanig gewicht dat daarmee geen, of een aan de verzorging ondergeschikte, woonfunctie aanwezig is te achten.
4.6. In A wordt gestreefd naar het waarborgen van de privacy van de bewoners. Zo beschikt iedere bewoner over een afzonderlijke en afsluitbare wooneenheid met eigen sanitair en keukenblok. De inrichting van de wooneenheid geschiedt door de bewoner zelf. Verder staat het vrij in de eigen wooneenheid bezoek te ontvangen, een huisdier te houden en desgewenst te roken. In de praktijk blijken hierop beperkingen te bestaan die zijn ingegeven door veiligheidsoverwegingen en/of de noodzaak dat het personeel onbelemmerd moet kunnen werken en niet belast kan worden met taken als het verzorgen van dieren of extra schoonmaakwerkzaamheden. In zoverre moet de Heffingsambtenaar worden toegegeven dat, afhankelijk van de mate van verzorging en verpleging die noodzakelijk is, afbreuk wordt gedaan aan de privacy, maar zoals onder 4.5 reeds is vermeld, acht het Hof dit niet van zodanige betekenis dat hierdoor de woonfunctie niet (langer) aanwezig kan worden geacht.
4.7. Gelet op het onder 4.5 en 4.6 overwogene heeft de onroerende zaak naar het oordeel van het Hof in de eerste plaats de functie van woon- en verblijfsruimte voor de bewoners, ook al wordt, desgewenst, zorg verleend.
4.8. Voor zover de Heffingsambtenaar met hetgeen hij ter zitting heeft aangevoerd heeft bedoeld dat - in ieder geval - de zorg op de gesloten psychogeriatrische afdeling (22 wooneenheden) op de begane grond en de somatische verpleegafdeling (8 wooneenheden) op de eerste verdieping van de linkervleugel, meer dan 30% bedraagt en dat in zoverre niet gesproken kan worden van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden, overweegt het Hof dat hetgeen onder 4.5 en 4.6 is overwogen eveneens heeft te gelden voor de psychogeriatrische afdeling en de somatische verpleegafdeling. Voor diegenen die in hoge mate zijn aangewezen op hulp, zorg en toezicht is er veelal geen andere optie dan een permanent verblijf in een verpleeghuis of verpleegafdeling in een complex als het onderhavige. Ook ten aanzien van deze afdelingen geldt naar het oordeel van het Hof dat de woonfunctie zodanig overheerst dat deze hoofdzakelijk tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Dat op deze afdelingen nog meer beperkingen van de zelfstandigheid en privacy zullen zijn is inherent aan de lichamelijke en geestelijke conditie van deze bewoners, maar laat onverlet dat de wooneenheden in de eerste plaats de functie hebben van woon- en verblijfsruimte voor de bewoners. Het feit dat in die ruimte in meer of mindere mate een intensieve zorgverlening plaatsvindt, maakt dat niet anders.
4.9. Gelet op hetgeen partijen over en weer hebben gesteld en gelet op het hiervoor overwogene concludeert het Hof dat belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat gedeelten van de onroerende zaak in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Voor dat geval heeft de Heffingsambtenaar niet (subsidiair) betwist dat van de waarde van de opstal, inclusief onder meer de gangen waaraan de wooneenheden zijn gelegen en de gemeenschappelijke ruimten, en ondergrond van de opstal 65%, en van de waarde van omliggende onbebouwde grond 80% is toe te rekenen aan gedeelten die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden. De heffingsmaatstaf dient als volgt te worden berekend:
- (€ 6.364.000 - € 370.440 =) € 5.993.560 (opstal en ondergrond) x 35% = € 2.097.746
- € 370.440 (omliggende onbebouwde grond) x 20% = € 74.088
is in totaal: € 2.171.834, zijnde afgerond € 2.171.000.
4.10. De slotsom is dan ook dat het hoger beroep van belanghebbende gegrond is.
Ten aanzien van het griffierecht
4.11. Nu de uitspraak van de Rechtbank wordt vernietigd, dient de Heffingsambtenaar aan belanghebbende het door haar ter zake van de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van € 298 respectievelijk € 454 te vergoeden.
Ten aanzien van de kosten van het bezwaar
4.12. In artikel 7:15, lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat de kosten, die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan worden vergoed uitsluitend als (1) daar door belanghebbende om wordt verzocht en (2) het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. In artikel 7:15, lid 3 van de Awb is bepaald dat (1) het verzoek moet worden gedaan voordat de Heffingsambtenaar op het bezwaar beslist en (2) de Heffingsambtenaar op het verzoek beslist bij de uitspraak op het bezwaar.
4.13. Belanghebbende heeft, voordat de Heffingsambtenaar uitspraak op bezwaar heeft gedaan, verzocht om vergoeding van de kosten van het bezwaar.
4.14. De Heffingsambtenaar heeft in de uitspraak op het bezwaar tegen de aanslag onroerendezaakbelasting - zoals is voorgeschreven in artikel 7:15, lid 3 van de Awb - beslist op het verzoek om vergoeding van de kosten van het bezwaar en dit verzoek afgewezen.
4.15. Uit het overwogene onder 4.1 tot en met 4.9 volgt, dat de Heffingsambtenaar ten onrechte geen woondelenvrijstelling in aanmerking heeft genomen. Dit levert een aan de Heffingsambtenaar te wijten onrechtmatigheid op. Derhalve acht het Hof termen aanwezig de Heffingsambtenaar te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken.
4.16. Belanghebbende heeft verzocht om een integrale vergoeding van de kosten in de bezwaarfase, begroot op
€ 2.500 excl. BTW. Het Hof acht geen bijzondere omstandigheden aanwezig als bedoeld in artikel 2, lid 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) die nopen tot afwijking van de forfaitaire vergoeding bedoeld in het eerste lid van dat artikel (vgl. Hoge Raad 4 februari 2011, 10/01397, LJN: BP2995, r.o. 4.2.2).
4.17. Het Hof stelt de kosten van het bezwaar, mede gelet op het bepaalde in het Besluit, op 1 (punt) x € 161 (waarde per punt) x 1 (factor gewicht van de zaak) is € 161. Hierbij merkt het Hof nog op dat voor de telefonische hoorzitting geen punt voor een proceshandeling is toegekend, omdat blijkens de Nota van Toelichting bij het wijzigingsbesluit Besluit het telefonisch horen niet onder een hoorzitting wordt begrepen (Staatsblad 2002, 113, pag. 6). Voor een factor 2 wegens het gewicht van de zaak ziet het Hof geen aanleiding; de zaak is naar aard, noch naar ingewikkeldheid als zeer zwaar aan te merken.
Ten aanzien van de proceskosten
4.18. Nu het door belanghebbende ingestelde hoger beroep gegrond is, acht het Hof termen aanwezig de Heffingsambtenaar te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken.
4.19. Belanghebbende heeft verzocht om een integrale vergoeding van de proceskosten, begroot op € 7.500 excl. BTW voor de procedure in eerste aanleg en € 3.750 excl. BTW voor de procedure in hoger beroep. Het Hof acht geen bijzondere omstandigheden aanwezig als bedoeld in artikel 2, lid 3 van Besluit die nopen tot afwijking van de forfaitaire vergoeding bedoeld in het eerste lid van dat artikel (vgl. Hoge Raad 4 februari 2011, 10/01397, LJN: BP2995, r.o. 4.2.2).
4.20. Het Hof stelt deze proceskosten, mede gelet op het bepaalde in het Besluit, op 2 (punten) x € 437 (waarde per punt) x 1 (factor gewicht van de zaak) is € 874 voor de procedure bij de Rechtbank, en 2 (punten) x € 437 (waarde per punt) x 1 (factor gewicht van de zaak) is € 874 voor de procedure bij het Hof, in totaal derhalve € 1.748. Voor een factor 2 wegens het gewicht van de zaak ziet het Hof geen aanleiding; de zaak is noch naar aard, noch naar ingewikkeldheid als zeer zwaar aan te merken.
5. Beslissing
Het Hof:
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;
- verklaart het tegen de uitspraak van de Heffingsambtenaar ingestelde beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak van de Heffingsambtenaar;
- vermindert de aanslag onroerendezaakbelasting tot een aanslag berekend naar een heffingsmaatstaf van € 2.171.000;
- gelast dat gemeente P aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van, in totaal, € 752 vergoedt;
- veroordeelt de Heffingsambtenaar in de kosten van de bezwaarfase en in de proceskosten van het geding bij de Rechtbank en het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op in totaal € 1.909, en
- wijst de gemeente P aan als de rechtspersoon die de (proces)kosten moet vergoeden.
Aldus gedaan op: 23 februari 2012 door V.M. van Daalen-Mannaerts, voorzitter, P. Fortuin en P.A.M. Pijnenburg, in tegenwoordigheid van J.W.J. van der Heijden, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.
Het aanwenden van een rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH 's-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.
1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a) de naam en het adres van de indiener;
b) een dagtekening;
c) een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d) de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.