Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Rb. Den Haag, 23-12-2022, nr. C/09/636284
ECLI:NL:RBDHA:2022:13930
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
23-12-2022
- Zaaknummer
C/09/636284
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2022:13930, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 23‑12‑2022; (Kort geding)
Uitspraak 23‑12‑2022
Inhoudsindicatie
Intellectuele eigendom. Kort geding. Spoedeisend belang vanwege nastreven monopoliepositie. Inbreuk op octrooi drankafgeefdeel voor een biertapsysteem. Nietigheidsverweren verworpen. Geen sprake van ontlening. Geen licentieovereenkomst. Verbod toegewezen.
Partij(en)
Rechtbank den haag
Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/636284 / KG ZA 22-898
Vonnis in kort geding van 23 december 2022
in de zaak van
Philips Domestic Appliances Holding B.V.
te Amsterdam
eiseres,
advocaat mr. H.J. Pot te Amsterdam,
tegen:
Anheuser-Busch Inbev. S.A.
te Leuven, België,
gedaagde,
advocaat mr. R. Kleemans te Amsterdam.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘PDA’ en ‘ABI’. De zaak is voor PDA behandeld door mr. Pot voornoemd en mrs. T. Burgers, E. Hangelbroek en M. Groeneveld (allen advocaten te Amsterdam). Voor ABI is de zaak behandeld door mr. Kleemans voornoemd en mrs. R.C. Laddé, H.J. Roos, A.F. Tadema en A.H. Duijn (allen advocaten te Amsterdam) alsmede ir. M.H. Luten en dr. M.A.B. Bosma (beiden octrooigemachtigde).
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de op 20 oktober 2022 betekende dagvaarding met producties EP01 tot en met EP18;
- de conclusie van antwoord van 1 november 2022 met producties GP01 tot en met GP07;
- de depotakte van 1 november 2022 zijdens ABI waarmee een exemplaar van het beverage dispensing part van de Perfect Draft Pro en een exemplaar van een bijbehorende (met ieder nieuw fust meegeleverde) cartridge unit ter griffie zijn gedeponeerd;
- de akte houdende overlegging nadere producties van 4 november 2022 zijdens ABI waarmee zij producties GP08 tot en met GP17 in geding heeft gebracht;
- de door partijen op 8 november 2022 ingediende schriftelijke pleitnotities, bij gelegenheid waarvan PDA tevens de producties EP19 tot en met EP27 in geding heeft gebracht;
- de schriftelijke reactie op de pleitnota van PDA met producties GP18 tot en met GP20, ingediend op 9 november 2022 door ABI;
- de akte houdende overlegging aanvullende productie van 11 november 2022 zijdens PDA, waarmee zij productie EP28 in geding heeft gebracht.
1.2.
Op 16 november 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden.
1.3.
Na de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter de zaak enkele dagen aangehouden om partijen de gelegenheid te geven een minnelijke regeling te treffen. Bij bericht van 18 november 2022 heeft PDA om vonnis gevraagd.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.
2. De feiten
2.1.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
Partijen en hun samenwerking
2.2.
PDA is een onderneming op het gebied van huishoudelijke apparatuur. Het productassortiment van PDA bestaat uit keukenapparatuur, drank dispensers, ventilatieapparatuur, kledingverzorgingsapparatuur en andere huishoudelijke apparatuur. PDA is een spin off van de huishoudelijke tak (de zogenaamde Domestic Appliances division) van Koninklijke Philips N.V. (hierna: Philips). De aandelen in PDA worden sinds 2021, na verkoop door Philips, gehouden door het investeringsfonds Hillhouse Investment.
2.3.
ABI is de grootste bierbrouwer ter wereld en heeft haar hoofdkwartier in België. ABI is in 2008 ontstaan na de overname van het Amerikaanse Anheuser-Busch door het Belgische InBev. InBev was op haar beurt zelf in 2004 ontstaan uit een fusie van het Braziliaanse AmBev en het Belgische Interbrew.
2.4.
Partijen, althans hun rechtsvoorgangers Interbrew/Inbev en Philips, werken al bijna 20 jaar met elkaar samen aan de ontwikkeling en vermarkting van een biertapsysteem voor thuisgebruik. Dit systeem is in 2005 in Nederland op de markt gebracht onder de merknaam “PerfectDraft”.
2.5.
ABI, althans haar rechtsvoorganger Interbrew, is in de jaren ’90 begonnen met de ontwikkeling van een thuistapsysteem. In 2002 heeft zij The Technology Partnership (hierna TTP), een ingenieurs- en consultancybureau uit Engeland, opdracht gegeven het door haar ontwikkelde prototype voor een thuistapsysteem door te ontwikkelen tot een voor productie gereed consumentenproduct. In september 2002 heeft [de medewerker TTP 1] (hierna [de medewerker TTP 1] ), een medewerker van TTP, namens ABI op anonieme basis contact gezocht met Philips met de vraag om samen te werken op het gebied van de fabricage, distributie en servicing van het ontwikkelde thuistapsysteem. Het eerste daadwerkelijke contact tussen Interbrew en Philips vond plaats in november 2002.
2.6.
Vervolgens hebben Interbrew en Philips op 28 maart 2003 een Letter of intent ondertekend.
2.7.
Onderdeel van het ontwerp van het (prototype) thuistapsysteem dat TTP en Interbrew onder de naam “COLUMBUS” hadden gerealiseerd was de “adapter” die fungeert als interface tussen het fust en het apparaat en onder meer een (door de gebruiker in te brengen) wegwerpbaar slangetje (ook wel de cartridge genoemd) omvat om het bier op hygiënische wijze vanuit het fust door de tapkraan te leiden. Problematisch was dat in mei 2003 uit beta-testen met consumenten bleek dat het gebruiksgemak als te laag werd gewaardeerd: gebruikers meenden dat ze drie handen nodig hadden, omdat zij tegelijkertijd (1) de adapter moesten vasthouden, (2) de tapkraan moesten openhouden en (3) het slangetje in de (geopende) tapkraan moesten inbrengen. Een afbeelding van bedoelde adapter, gedateerd 16 april 2003, is hieronder opgenomen:
2.8.
In een e-mail van [de medewerker TTP 1] van 21 mei 2003, verzonden aan verschillende medewerkers van Philips en Interbrew, refereert [de medewerker TTP 1] aan dit probleem. Hij schrijft onder meer het volgende:
“(…)
We need - somehow - to agree definitive requirements for any further measures that affect the adaptor - the major issue that came out of yesterdays phone meeting was the insertion of the dispense tube needing three hands. I see three routes forward:
1) Do nothing (apart from labelling) -insertion is easy when you know how
2) Modify the dispense tube to aid insertion by adding a location feature near the front which locates into the adaptor. I have tried some clamps on the tube, but these slide off. The only solution I see is to break the tube with a small moulding, onto which the tube is clamped either side. this moulding locates into the adaptor just behind the tap. This solution is simple, will help a bit, and shouldn't cost more than 3 to 5 cents per disposable,
3) Introduce a tap lock - or remove the tap return spring! - we envisage a mechanism whereby the lifting of the top half of the adaptor allows the tap to be pulled forward and latched in place. Closing the adaptor would release the catch. This could help insertion, but at the expense of a still more complicated adaptor.. Also, not only would it take more time to develop it, to consider it any further would also cost us time and push back concept consolidation
My preference is options (1) or (2) if we want to assist the loading. Design is simple, with a few extra components (a plastic body, two tube clamps and the main tube split into two parts). Also, provided we have the feature for the clamp to locate into, then the whole system can still be used without any such feature - i,e, if we find in practice that users do not need this extra feature.
(...)”
2.9.
Uit e-mailcorrespondentie die heeft plaatsgehad op 10, 11 en 12 september 2003 tussen [A] van Philips en [B] van TTP en waarin een brainstormsessie over “the spear valve redesign” (of: “keg valve redesign”) wordt gepland, blijkt dat Philips werkte aan een “mark 2 adaptor”. In het kader daarvan liet Philips onder meer weten behoefte te hebben aan het bespreken met TTP en Interbrew van de uitkomsten van de “early days testings (…) (The pre development outcomes so to say)”.
2.10.
Uit door Philips opgestelde notulen van een bijeenkomst die op 30 oktober 2003 bij Interbrew in Leuven heeft plaatsgevonden, blijkt dat (medewerkers van) Interbrew, TTP en Philips de doorontwikkeling van de adapter hebben besproken. Daartoe zijn zeven concepten in aanmerking genomen, waarbij “Concept 1” de adapter van het prototype betreft (waaraan het “drie-handen-probleem” kleefde). Tijdens de vergadering is besloten verder te gaan met “Concept 3”, waarvan in de notulen de volgende weergave is opgenomen:
2.11.
In e-mailcorrespondentie tussen (medewerkers van) Philips en Interbrew en [de medewerker TTP 1] in de periode 18 tot en met 21 november 2003 wordt de uitwerking van Concept 3 verder besproken. [de medewerker TTP 1] merkt daarover onder meer het volgende op:
“Our concern with this version remains in that the tube clamping is a lot further back – either beer will be held in this tube - and spoil, or there will be a lot of dripping (or a bit of both). We have mentioned these concerns before and they are still in the design. We may well get to a decision point and not have a solution that is acceptable to all parties.
Have you considered a more straightforward modification of the existing adaptor that would save on tooling time and cost. That is to add an interlock whereby if the adaptor top is open, the tap when opened will latch forward? When the adaptor top is closed, the latch is unlatched and the tap handle closes. There is no longer a THREE handed operation in changing a cartridge.”
2.12.
De medewerker van Philips geeft daarop per mail van 20 november 2003 onder meer de volgende reactie:
“1- The concept as you have received (concept 3a) pinches the tube in the ball. So I do not understand why you think it will not empty by itself (with the same venting system with the small cut as in your proposal).
Furthermore this concept has been chosen via a very extensive selection process. We can come up with hundreds of alternative concepts of course. At this moment we have decided to go in the direction of concept 3 (or 3a) which has been agreed by Philips and Interbrew with also [de medewerker TTP 2] [medewerker van TTP, toevoeging rb] present. The problem of the venting (emptying the tube) was raised at that meeting also and after testing we agreed. Therefor concept 3a has been made. For timing reasons and because the current concept started as a nice and simple construction, but will end up as an extremely complex construction with a lot of lugs, spigots, springs and rods, I suggest we do not try to improve the current construction.”
2.13.
Enkele gewisselde e-mails later (op 21 november 2003) bericht [de medewerker TTP 1] onder meer het volgende:
“(…)
Thanks for your reply and your actions
The direction from Interbrew means that it HAS to be made in China to have any chance of not increasing the cost, or more realistically, minimising such an increase.
The cycle time will also be considerable as the pin has to be on a separate action - and given the length of it and the precision of movement and engagement (yes, as you say into a hole), then this action will not be quick. Cycle time will affect cost of course.
Logically the assembly will be more expensive - some money will be saved on a shorter tube, but, comparing the new and old elbow elements:
The part weight is 4x
The tooling cycle time will be longer
The tool will be more expensive
The reject rate will be higher
Can PP be used given precision requirements (and it will readily lead to flash if given the
chance)
Chinese manufacture questionable
We had almost exactly the same idea 18 months ago but moved away from it as we had all these concerns about the manufacturability.
You may want to look at your analysis for the pin diameter versus length. If the pin was, say 1mm the length will be considerably shorter and although some issues may be worse 9holding of tolerances) the diameter to length ratio may increase.
(…).”
2.14.
Een Powerpoint-presentatie met de titel “Adaptor for beer dispensing system COLUMBUS” die [werknemer Philips] , werknemer van Philips in Klagenfurt, op 15 januari 2004 heeft opgesteld, bevat onder meer de volgende slides:
2.15.
Op 26 mei 2004 hebben Interbrew en Philips de Collaboration Agreement gesloten (hierna: de 2004 Overeenkomst). Daarin zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen:
“WHEREAS:
A. Interbrew and Philips DAP have entered into a letter of intent dated March 28, 2003 to jointly develop and Launch an In-Home draught beer dispense system comprising three elements: (1) the Beer Keg; (2) the Beer Appliance; and (3) Interfaces between the Beer Keg and the Beer Appliance for making a new world standard in In-home draught beer;
(…)
NOW IT IS AGREED AS FOLLOWS:
(…)
6. Intellectual Property – Rights and Licenses
6.1
Each Party hereby grants to the other Party a non-exclusive, royalty-free licence to use, have used for the purpose of enabling its subcontractors, and exploit that Party’s relevant Background IPR and Project IPR, to the extent that it relates to, and solely for the purposes of discharging their respective obligations as defined under this Agreement in relation to, the Project for the duration of this Agreement. In addition, Philips undertakes to grant to Interbrew and/or its Affiliate Companies, upon linterbrew’s written request a non-exclusive, non-transferable (except as part of a sale of the Interbrew business) license under reasonable and non-discriminatory conditions to use, have used for the purpose of enabling its subcontractors, and exploit either by itself or through its customers/ endusers Philips Background IPR in the ITW Field in order to enable Interbrew and/or its Affiliate Companies to use Philips Project IPR or Joint DPR in the ITW Field. Likewise, linterbrew undertakes to grant to the Philips Companies, upon Philips’ written request a non-exclusive, non-transferable (except as part of the sale of the Philips DAP business) license under reasonable and non-discriminatory conditions to use, have used for the purpose of enabling its subcontractors and exploit ITW Background IPR in the Philips Field in order to enable the Philips Companies to use ITW Project IPR and Joint IPR in the Philips Field. Each Party agrees that it will not use the other Party’s Background IPR for any purpose other than as permitted hereunder. For the avoidance of doubt it is hereby confirmed that each Party shall be and remain fully entitled to utilise its Background DPR for any purpose, subject to the provisions of Article 11.
(…)
The Parties shall have an ongoing royalty free licence for the term up and including the date of the expiry of the last to expire of any such rights, to make, use, sell, license sub-licence or otherwise exploit their interests in and to any of the Joint Project IPR for the restricted purposes:
(a) to use, have used for the purpose of enabling its subcontractors, and exploit the relevant Joint Project IPR to the extent that it relates to, and solely for the purposes of discharging their respective obligations as defined under this Agreement in relation to, the Project for the duration of this Agreement; and
(b) to use and have used for the purpose of enabling its subcontractors such Joint Project IPR each within their respective Fields for the term.”
2.16.
Naar aanleiding van een tussen ABI en Philips gerezen geschil is de 2004 Overeenkomst beëindigd en hebben partijen een nieuwe On Trade Purchase and Supply Agreement gesloten (hierna: de 2009 Overeenkomst).
2.17.
In de 2009 Overeenkomst zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen:
“WHEREAS
(...)
The Parties have had differences of opinion on the success of the business and as a result Philips initiated arbitration proceedings against AB InBev before the Dutch arbitration institute (“NAI”) on 12 August 2009 (“Arbitration Proceedings”);
The Parties have held confidential settlement discussions and have jointly re-evaluated the business performance of the System as compared to the original business plan. The Parties have noticed a shift of the business from the In Home market to the On Trade market;
As a result the Parties have decided to terminate the Collaboration\ Agreement releasing both Parties from their respective obligations under the Collaboration Agreement.
The Parties have decided instead to enter into the present agreement (the “Agreement”) whereby Parties agree: (i) to a final settlement of the Arbitration Proceedings; and (ii) that Philips will supply the PerfectDraft Appliance to AB InBev and AB InBev will sell both the PerfectDraft Appliance and the kegs through its On Trade channels in the continent Europe (the “Territory”) in accordance with the terms and conditions set out herein;
(…)
NOW THEREFORE, the parties hereto hereby agree as follows:
(…)
2. Termination of the existing agreements
2.1
Termination of the Collaboration Agreement
The Parties hereby agree by mutual consent to terminate the Collaboration Agreement as per 31 December 2009 (the “Effective Date”). The Parties hereby
release the other Party from any of its obligations under the Collaboration Agreement and agree that as from the Effective Date they will not have any obligations nor exert any rights anymore under the Collaboration Agreement against the other Party.
(…)
3. Dispute Settlement
The Parties hereby agree to:
a. finally and fully settle the Arbitration Proceedings and any related disputes; and
b. to fully and finally release and discharge each other from all past, present and future claims and liabilities in relation to the (subject matter) of the Arbitration Proceedings and/or the Collaboration Agreement including any related agreement and to waive any rights they may have in relation to the compensation of any costs or damages.
(…)
16 IP
For the purposes of clause 16.1 below (IP) only, capitalized terms shall have the meaning given to them in the Collaboration Agreement [2004 Overeenkomst, toevoeging rb] [with the exception of Party or Parties which shall be construed as the Parties to this Agreement.]
All Background IPR shall remain vested in the Party which owns that IPR at the Effective Date of this Agreement with the exception of any and all Intellectual Property Rights relating to the Original Appliance Design which shall remain jointly owned by the Parties.
All intellectual property vested in Philips and/or KPE with regard to the PerfectDraft Appliance in terms of patents, utility models, designs, copyrights and know-how shall be made available to AB InBev by a royalty free license for the manufacture, sale and marketing of PerfectDraft Appliances in the OnTrade channel in the event this Agreement expires and AB InBev wishes to continue the On Trade business while Philips does not wish to continue its supply of the PerfectDraft Appliances under the terms set forth herein.
The PerfectDraft trademark (the “Trademark”) shall remain co-owned and Parties agree to continue to equally share the costs related to the maintenance of the trademark protection. In the event this Agreement expires and AB InBev wishes to continue to use the PerfectDraft trademark, it shall be made available royalty free to AB InBev through an exclusive licence and as from that moment AB InBev agrees to pay all costs related to the maintenance of the trademark protection.
(…)
27 Applicable law
The laws of The Netherlands shall govern this Agreement. Any disputes arising under or in connection with this Agreement shall be_submitted to the competent Courts of Amsterdam_which shall have exclusive jurisdiction.”
2.18.
In het kader van de (destijds) aanstaande verzelfstandiging van PDA door de verkoop door Philips van de aandelen in PDA aan Hillhouse Investment, heeft ABI per brief van 6 mei 2021 ingestemd met overname van de 2009 Overeenkomst door PDA en Philips Domestic Appliances Nederland B.V. (hierna: PDAN). Genoemde brief, die onder meer is ondertekend door (medewerkers van) ABI, Philips, PDA en PDAN bevat onder meer de volgende voorwaarden die ABI aan de contractsovername verbond (waarbij voor “PDAH” PDA moet worden gelezen):
“1. AB InBev’s rights under the Agreement shall remain unaffected by the assignment of the Agreement to PDAH and PDAN, except for any changes as set out in this letter.
2. Philips remains jointly and severally liable with PDAH and PDAN for any obligations that have arisen out of the Agreement prior to the assignment.
3. The term of the Agreement is extended until 31 December 2021 or the date of a change of control over PDAH, whichever comes earlier.
4. PDAH, PDAN and AB InBev commit to start discussions about a renewed partnership prior to the change of control over PDAH.
5. All IPR vested in Philips and/or KPE with regard to the PerfectDraft Appliance will be transferred, assigned or licensed to PDAH. Philips Consumer Lifestyle B.V. and Koninklijke Philips N.V. shall each ensure that PDAH can fulfil AB InBev’s rights under the Agreement in relation to Clause 16. If any IPR relevant for the PerfectDraft Appliance is not duly transferred, assigned or licensed to PDAH, and as a result, any obligation of PDAH under the Agreement to transfer, assign or license that IPR to AB InBev cannot be fulfilled, in whole or in part, then that IPR shall be made available by Philips Consumer Lifestyle B.V. or Koninklijke Philips N.V. to AB InBev by a global royalty free license for the manufacture, sale and marketing of PerfectDraft Appliances.”
2.19.
Laatstelijk hebben partijen op 24 november 2021 een hernieuwde Supply Agreement gesloten met ingangsdatum 1 januari 2022, krachtens welke PDA nog altijd PerfectDraft apparaten aan ABI levert.
EP 693
2.20.
EP 1 753 693 B1 (hierna: EP 693 of het octrooi) ziet op een onderdeel voor de afgifte van drank. Het octrooi is op 11 mei 2005 door Philips aangevraagd onder inroeping van de prioriteit van aanvrage EP 0 410 213 A1 van 14 mei 2004. Het octrooi is verleend op 14 maart 2008. Tegen die verlening is geen oppositie ingesteld.
2.21.
EP 693 bevat zeven conclusies, waaronder de volgende (in de Engelse versie):
“1. A beverage dispensing part (100) for use with a cartridge unit (1) having an inner channel for the dispensation of a beverage, the cartridge unit (1) comprising a first part (10), which is made of an inflexible material, and a second part (20), which is made of a flexible material, which beverage dispensing part (100), furthermore, is connectable to a container in which the beverage is stored and which is adapted to have one end of the cartridge unit (1) inserted into it for the dispensation of beverage, whereby beverage can be dispensed from the container via the cartridge unit (1), and the beverage dispensing part (100) furthermore comprising:
- a valve means (110); and
- a valve control means (50) for controlling the valve means (110), wherein the valve means (110) is adapted to open and/or close the flow of beverage by interaction with the second flexible part (20) of the cartridge unit (1) upon shifting the valve control means (50) from an "open" to a "closed" position;
characterized in that the beverage dispensing part (100) furthermore comprises an installation means, which, when the valve control means (50) is in the "closed" position,
- keeps the valve means (110) in the open position, when the one end of the cartridge unit (1)is not inserted in the container, but
- closes the valve means (110), when the one end of the cartridge unit (1) is inserted into the container.
2. A beverage dispensing part according to claim 1, wherein the closing of the valve means (110), when the cartridge unit (1) is inserted into the container, is achieved in that the first inflexible part (10) of the cartridge unit (1) interacts with a lever means (70, 80, 140) which shifts the valve means (110) from the open to the closed position.”
2.22.
In de officiële Nederlandse vertaling luiden deze conclusies als volgt:
“1. Een drankafgeefdeel (100) voor gebruik met een cassette-eenheid (1) die een binnenkanaal heeft voor het afgeven van een drank, waarbij de cassette-eenhei (1) een eerste deel (10) omvat dat gemaakt is van een niet-flexibel materiaal, en een tweede deel (20) dat gemaakt is van een flexibel materiaal, welk drankafgeefdeel (100) voorts verbindbaar is met een container waarin de drank is opgeslagen en die is ingericht om daarin één uiteinde van de cassette-eenheid (1) ingebracht te hebben voor het afgeven van drank, waardoor drank vanuit de container via de cassette-eenheid (1) kan worden afgegeven, en waarbij het drankafgeefdeel (100) voorts omvat:
- een kleporgaan (110); en
- een klepstuurorgaan (50) voor het aansturen van het kleporgaan (110), waarbij het kleporgaan (110) is ingericht om de drankstroom te openen en/of te sluiten door samenwerking met het tweede flexibele deel (20) van de cassette-eenheid (1) bij het verschuiven van het klepstuurorgaan (50) vanuit een “open” naar een “gesloten” stand;
met het kenmerk dat het drankafgeefdeel (100) voorts een installatieorgaan omvat dat, wanneer het klepstuurorgaan (50) zich in de “gesloten” stand bevindt,
- het kleporgaan (110) in de open stand houdt wanneer het ene uiteinde van de cassette-eenheid (1) niet in de container is ingebracht, maar
- het kleporgaan (110) sluit wanneer het ene uiteinde van de cassette-eenheid (1) wel is ingebracht in de container.
2. Een drankafgeefdeel volgens conclusie 1, waarbij het sluiten van het kleporgaan (110) wanneer de cassette-eenheid (1) is ingebracht in de container, wordt bereikt doordat het eerste niet-flexibele deel (10) van de cassette-eenheid (1) samenwerkt met een hefboomorgaan (70, 80, 140) dat het kleporgaan (110) vanuit de open stand verschuift naar de gesloten stand.”
2.23.
In de Engelstalige beschrijving van EP 693 is onder meer het volgende opgenomen:
“[0001] The present invention relates to the field of beverage dispensing systems, especially beverage dispensing systems which use a container, within which a beverage is stored, the beverage being dispensed from the container with the aid of pressure.
[0002] In the present beverage dispensing systems, the container, which stores the beverage to be dispensed, has an opening for dispensing the beverage. In most applications this beverage is carbonated or has the tendency to foam; this applies especially to beverage dispensing systems which are adapted for the dispensation of beer.
[0003] In these beverage dispensing systems, it is a problem that inside the container there exists usually an overpressure. This causes the beverage to "spill" over when the opening of the container is opened and a cartridge is inserted, thus causing quite an amount of foam if the beverage is carbonated or has the tendency to foam. Furthermore, the cartridge must be adapted to guarantee a steady flow of beverage from the container.
[0004] The solutions as known in the art, e. g. from the WO 01/92145 are directed to a dispensing system with a valve having a tap-ball. For hygienic reasons, the cartridge is changed with every new keg of beverage, especially in case that the beverage is beer. In order to achieve this, the tap-ball of the valve is opened to put the cartridge tube through, which made as a single flexible tube. Due to the material of the cartridge tube, this operation is not very easy to be achieved. Furthermore, there is a strong tendency of foaming when a new keg is opened.
(…)
[0006] It is therefore an object of the invention to provide a cartridge unit for a beverage dispensing system, which is capable to provide for a safe and efficient delivery of beverage from the container, while the amount of foam produced is reduced.
[0007] This object is achieved by a beverage dispensing system according to claim 1 of the present application.
[0008] The beverage dispensing system is designed for use with a cartridge unit having an inner channel for the dispensation of a beverage, the cartridge unit comprising a first part, which is made of an inflexible material, and a second part, which is made of a flexible material. The beverage dispensing system is connectable to a container in which the beverage is stored, which is adapted to receive one end of the cartridge unit for the dispensation of beverage, whereby beverage can be dispensed from the container via the cartridge unit. The beverage dispensing system furthermore comprises:
- a valve means,
- a valve control means for controlling the valve means, wherein the valve means is adapted to open and/or close the flow of beverage by interaction with the second flexible part of the cartridge unit upon shifting the valve control means from an "open" to a "closed" position; and
- an installation means, which, when the valve control means is in the "closed" position", keeps the valve means in the open position, when the cartridge unit is not inserted in the container, but closes the valve means, when the cartridge unit is inserted into the container.
[0009] By doing so, it is effectively achieved that no overflow of beverage occurs when the cartridge unit is inserted into the container. The container preferably has an overpressure of ≥1 bar and ≤1.8 bar, preferably ≥1.2 bar and ≤1.5 bar. So, if the cartridge unit is inserted, the installation means prohibits an overflow of beverage, since the valve means interrupts the flow of beverage to the outside.
[0010] Preferably, the first, inflexible part is introduced or put into the opening of the container, whereas the second, flexible part serves to deliver the beverage to the outside.
[0011] Due to the inflexible part of the cartridge unit, an initial overpressure inside a new keg does not lead to foaming of the beverage in such an amount as in the prior art, since the inflexibility of the unit allows the pressure to be released in a quick and smooth way.
(…)
[0022] According to another preferred embodiment of the present invention, the closing of the valve, when the cartridge unit is inserted into the container, is achieved in that
- a valve means, which is adapted to open and/or close the flow of beverage by interaction with the second flexible part of the cartridge unit upon shifting a valve control means from an "open" to a "closed" position,
wherein the beverage dispensing system furthermore comprises an installation means, which, when the valve control means is in the "closed" position",
- keeps the valve means in the open position, when the cartridge unit is not inserted in the container, but
- closes the valve means, when the cartridge unit is inserted into the container.
[0023] By doing so, it is effectively achieved that no overflow of beverage occurs when the cartridge unit is inserted into the container. The container preferably has an overpressure of ≥1 bar and ≤1.8 bar, preferably ≥1.2 bar and ≤1.5 bar. So, if the cartridge unit is inserted, the
installation means prohibits an overflow of beverage, since the valve means interrupts the flow of beverage to the outside.
[0024] According to another preferred embodiment of the present invention, the closing of the valve, when the cartridge unit is inserted into the container, is achieved in that the first inflexible part of the cartridge unit interacts with a lever means, which shifts the valve from the open to the closed position.
[0025] According to another preferred embodiment of the present invention, the installation means comprises a holding means, which keeps the valve in the open position when the cartridge unit is not inserted in the container.
(…)
[0031] Additional details, characteristics and advantages of the object of the invention are disclosed in the subclaims and the following description of the respective Figures-which-- in an exemplary fashion--show several preferred embodiments of the cartridge unit and beverage
dispensing system according to the invention.
Fig. 1 shows a cross sectional view of a cartridge
unit according to a first embodiment of the present
invention;
Fig. 2 shows the dispensing part of a beverage dispensing
system according to a first embodiment of
the present invention;
Fig. 3 shows a perspective, partial cut-out view of
the beverage dispensing system of Fig. 2 with the
cartridge unit in the process of being introduced;
(…)
Fig. 5 shows a perspective, partial cut-out view of
the beverage dispensing system of Fig. 2 with the
cartridge unit totally inserted;
(…)
Fig. 7 shows a perspective, detailed, partial cut-out
view of the beverage dispensing system of Fig. 2,
and it furthermore shows the sliding means in greater
detail;
(…)
(…)
[0035] As can be seen from Figs 3 to 7, the beverage dispensing system furthermore comprises an installation means, which, when the valve control means (in this case, the handle 50) is in the "closed" position", keeps the valve in the open position when the cartridge unit is not inserted in the container, but closes the valve when the cartridge unit is inserted into the container. This is achieved in the following way:
[0036] The installation means of the beverage dispensing system according to the present invention comprises a lever means with two levers 70,80 and a sliding means 140. The lever 70 is rotatably mountable along or with pin 75, which is held in a fixed position by the housing. Furthermore, the beverage dispensing system comprises a closing means 110, which is adapted to stop the flow of beverage by biasing the flexible part 20 of the cartridge unit 1, when the cartridge unit 1 is fully inserted. The closing means 110 comprises two pins 120 and 115, which fit into two cavities 135, 130 of the sliding means 140. The closing means 110 is provided in such a way that it can be rotatably mounted along/with pin 115, which is held in a fixed position by the housing 60, thereby biasing, in this case compressing, the flexible part 20 of the cartridge unit. Furthermore, the installation means comprises two spring means 90, 160.
[0037] When the cartridge unit 1 is about to be inserted into the beverage dispensing system, the closing means is in an "open" position, i.e. the flexible part 20 of the cartridge unit 1 can be freely moved within the second channel 30. This is usually done first, thereby essentially
achieving a position of the cartridge unit as shown in Fig. 3. The cartridge unit is now moved through the first channel 40 towards the container. By this movement, the inflexible
part 10 of the cartridge unit 1 pushed onto the first lever 70. Since this lever 70 is only movable around pin 75, it will move the second lever 80, which will then cause the sliding means 140 to move "backwards", i.e. towards the first channel 40. By this movement, the sliding means 140 will cause the pin 120 to move, since it is inserted in the cavity 135 of the sliding means. Since the pin 115 may not be moved in or from the direction of the first channel 40 (i.e. perpendicular to the cross-sectional plane of Figs. 4 and 6), the cavity 130 is provided so as to be elongated in order to allow movement of the sliding means 140.
[0038] The second lever 80 and the sliding means 140 are connected to each other via a spring means 90. This connection is preferably accomplished in such a way that the movement of the sliding means 140 (and therefore the closing of the closing means 110) is achieved before the cartridge unit 1 is fully inserted. Therefore, a further movement of the cartridge unit 1 will cause the spring means 90 to become tensioned. The spring means 90 therefore serves as a cushioning means, which prevents movement of the cartridge unit via the lever means in case the valve control means is shifted.
[0039] If the handle 50 is moved in order to cause beverage (see Figs. 9 and 10) to flow out of the beverage dispensing system via the cartridge unit 1, the handle 50 will cause the closing means 110 to move "forward" i.e. away from the second channel 40. In this case, the sliding means 140 is also moved "forward", since it is connected with the closing means 110 by the pin 115 and the cavity 130. In this case, the spring means 90 will be stressed. Preferably, the installation means is arranged in such a way that the handle 50 may be moved to fully open the closing means 110 before the spring means 90 is fully stressed. The second lever 80 is fixed.
[0040] However, it should be noted that, in this embodiment, the spring means 90 also allows for the valve control means 50 to control the flow of beverage via the closing means 110. In the present embodiment of the present invention, the cartridge 1 is held in the housing 60 by
holding means (not shown in the Figs). So, without the spring means 90 there would be no movement of the closing means 110 when the user tries to move the valve control means 50. A movement of the valve control means 50 would cause (via the closing means 110, the
sliding means 140 and the lever 80) the lever 70 to press against the cartridge 1. However, since this cartridge is held by the holding means, the movement would be blocked, thereby allowing no movement whatsoever of the valve control means 50. The spring means 90 allows for an independent movement of the valve control means 50 (and the sliding means 140 and closing means 110) against the levers 80 and 70. So, by using the valve control means 50, the flow of beverage can be controlled.
[0041] The installation means keeps the valve and/or the closing means 110 in the "open" position, when the cartridge unit is not inserted in the container. This is achieved by the spring means 160, which pushes the second lever 80, and thereby the sliding means 140 and closing means 110, in the "open" position, in case no cartridge unit is inserted. The spring means 160 therefore serves as a holding means, which keeps the valve in the open position, when the cartridge unit is not inserted in the container. For the proper use of the beverage dispensing system, it is preferred that the spring constant and/or the strength of the spring means 160 is much lower than that of the spring means 90.
[0042] The handle 50 preferably also has a cavity or hole to enable biasing of the pin 120. This cavity is preferably provided in such a way that it allows free movement of the closing means 110 and the sliding means 140 during the insertion of the cartridge unit. However, by moving the handle 50, when the cartridge unit is inserted, the closing means 110 is moved via biasing of the pin 120, thereby allowing the flow of beverage. In order for the handle 50 to remain in a fixed position during the insertion of the cartridge unit, the handle 50 comprises a fixation means, preferably in the form of a spring 150, which keeps the handle 50 in a fixed position, preferably the "closed" position, when no cartridge unit is inserted.
2.24.
Het octrooi bevat onder meer onderstaande figuren:
\
Stand van de techniek (op de prioriteitsdatum)
2.25.
Tot de stand van de techniek op de prioriteitsdatum behoren, onder meer, de volgende documenten.
2.25.1.
De op 11 maart 1999 gepubliceerde internationale octrooiaanvrage met nummer WO 99/11561 (hierna: WO 561) met als aanvrager Philips openbaart een drankafgifte-apparaat waarin een biercontainer geplaatst kan worden. In de beschrijving van WO 561 is onder meer het volgende opgenomen:
“The invention relates to a beverage dispensing apparatus comprising
- a housing having a chamber formed with an opening through which a beverage container can be placed into the chamber, which container has at least one deformable wall portion and has an outlet to which a beverage delivery line to a tapping device can be connected,
- a cover for closing the opening of the chamber,
- locking and sealing means for closing the chamber in an airtight manner so as to form a pressure space situated between the deformable wall portion of the beverage container and an inner wall of the chamber, and
- pressurizing means for pressurizing the pressure space to force beverage out of the container via the outlet.
Such an apparatus is known from WO-A-95/20540 and is intended for dispensing aerated or non-aerated beverages, particularly beer. In this known apparatus a flexible bag containing a beverage is accommodated in a chamber of a vessel, after which the chamber is hermetically sealed by means of a cover. The space between the chamber and the bag is pressurized. A flexible hose connects an outlet of the bag to a beverage delivery tap. To this end, the hose is passed through an opening in the cover. A drawback of this construction is that the hose in this opening should be sealed very effectively because the hose is situated, at least partly, in the pressure space.
It is an object of the invention to improve a beverage dispensing apparatus of the type defined in the opening paragraph, in such a manner that the afore-mentioned drawback is avoided and, in addition, the apparatus becomes user-friendly.
To this end, the beverage dispensing apparatus is characterized in that the locking and sealing means are arranged between the beverage container and the chamber so as to form the pressure space between an inner wall of the chamber and at least the deformable wall portion of the container, the outlet of the container being situated outside the pressure space.
Now the pressure space is no longer bounded by the cover. The line or hose coupled to the outlet is now situated wholly outside the pressure space. The sealing problem as mentioned hereinbefore for the apparatus in accordance with WO-A-95/20540 does not occur any longer. An additional advantage is that owing to the position of the locking and sealing means it is now possible in a simple manner to automatically create a pressure space when the beverage container is introduced into the chamber of the housing. Operation becomes easier for the user.
(…)
The invention will now be described in more detail, by way of example, with reference to an embodiment shown in the drawings. In the drawings:
Fig. 1 is a diagrammatic perspective view of a beverage dispensing apparatus in accordance with the invention,
Fig. 2 is a diagrammatic cross-sectional view of the apparatus shown in Fig. 1,
(…)
Fig. 7 is a side view of the tapping device,
(…)
Fig. 9 is a front view of the tapping device, and
Fig. 10 is a front view of an opened tapping device of Fig. 9.
The beverage dispensing apparatus shown in Fig. 1 comprises a housing 1 having an opening 2 which gives access to a chamber 3. A cover 4 is hingeably connected to the housing 1 to open and close the chamber. Through the opening 2 a beverage container, for example a beer container, can be placed into the chamber 3. The housing further carries a tapping device 6. A beverage delivery line 7 has one end connected to an outlet 8 of the beverage container and the other end to the tapping device 6.
Fig. 2 is a diagrammatic representation of the beverage dispensing apparatus in which a beverage container 5 has been placed. An annular part 9, mounted on the upper rim of the housing 1 around the opening 2, carries locking and sealing means for the beverage container 5. The locking means for locking the beverage container in the chamber 3 comprises a plurality of spring-loaded locking slides 10 which are movable in radial directions. The beverage container has a collar 11, which is fixedly connected to a wall of the container and which has a flange 12 for cooperation with the locking slides 10. A sealing ring 13 is attached to the annular part 9 for the purpose of sealing the container in the chamber. When a beverage container is placed into the chamber the locking slides 10 are urged outward against the force of the springs 14 by the flange of the container. After the flange has moved past the slides the slides move radially inward again under the spring load,
thereby locking the container in the chamber. The sealing ring 13 then lies against the inner wall 15 of the chamber as well as against the flange 12 of the container (see also Fig. 3). By
means of this sealing an air-tight space 17 is formed between the inner wall 15 of the chamber and the outer wall 16 of the container. This space 17 is connected to a pump 19 by means of a line 18. The pressure in the space 17 can be raised by means of the pump. The pressure medium is preferably air. Raising the pressure in this pressure space causes an
external pressure to be exerted on the deformable wall 16 of the beverage container and,
consequently, on the beverage. When a tap of the tapping device 6 is now opened, the
beverage is forced out through the beverage delivery hose and can be collected in a glass or cup.
(…)
The tapping device 6 is shown in detail in Figs. 7-10. The tapping device comprises a lower part 41, which is fixedly connected to the housing 1, and an upper part 42, which is hingeably connected to the lower part by means of a hinge 43 (Figs. 8 and 10). Both parts have a groove 44 and 45, respectively (Fig. 10), in which the beverage delivery hose 34 can be arranged. The outlet end of the hose has a right-angled outlet pipe 46. The lower part of the tapping device has a vertical channel 47 through which the outlet pipe can be passed. For reasons of hygiene the end portion 46a of the outlet pipe projects fully from the channel 47, so that the beverage cannot come into contact with the lower part 41 of the tapping device. For a convenient operation the outlet pipe 46 has a handle 48 which may bear an indication of the kind of beverage. The tapping device further comprises a shut-off mechanism by means of which the flexible hose can be pinched off or opened. This shut-off mechanism comprises a clamping block 48, which is vertically movable against the force of a spring 50. The clamping block has two upright pressure pins 51 between which a hose clamp 52 formed by a V-shaped pressure member is interposed. The hose 34 extends over this V-shaped pressure member. The shut-off mechanism further comprises a lever 53, which is
situated in the upper part 42 of the tapping device and which is pivotable about a pivot 54.
At one side of the pivot this lever has a forked arm 55 whose ends 56 cooperate with the
pressure pins 51 of the clamping block 49. At the other side of the pivot 54 the lever 53 has
an arm 60. The upper part 42 of the tapping device comprises an actuation handle or tap 57,
which is pivotable about a tap spindle 58. The tap spindle 58 carries an eccentric cam 59,
which cooperates with the arm 60 of the lever. Fig. 7 shows in solid lines the situation in
which the ends 56 of the forked arms 55 are just clear of the pressure pins 51, so that the spring 50 urges the clamping block 49 upward as far as possible and the hose 34 is pinched off completely by the hose clamp 52. When the tap 57 is turned clockwise the eccentric cam 59 is pressed against the arm 60 and the lever 53 is pivoted counter-clockwise. The ends 56 of the arm 55 press the pressure pins 51 and, consequently, the hose downward. As a result
of this, the hose 34 is opened and the beverage can flow through the hose to the outlet pipe 46. When the tap is swung back the hose is pinched off immediately and the outflow ceases.
The upper part 42 of the tapping device can be locked to the lower part 41 by means of a
locking mechanism 61.
(…)
The beverage dispensing apparatus is operated as follows.
It is assumed that no container is present in the apparatus. The cover 4 is opened and a container filled with beverage is placed into the chamber 3. The locking slides 10 are then urged aside. When the container has been lowered completely into the chamber the slides 10
move inward again and lock the container. The upper part 42 of the tapping device 6 is swung up and the hose 34 is placed onto the lower part 41 over the hose clamp 52, and the
outlet pipe 46 is inserted into the channel 47 of the tapping device. The upper part 42 is
swung down onto the lower part and is locked thereto by means of the locking mechanism
61. The hose 34 is now pinched off. The cover can be closed and the pump switch 69 is
automatically switched on. Moreover, the cooling device 64 and the cooling fan 66 are
turned on. The pressure space 17 is gradually pressurized, as a result of which the container 5 moves upward. The sealing membrane is pierced and the beverage is forced into the beverage delivery line (hose). The beverage can be tapped after the tap 57 has been opened.
When all the beverage has been drawn from the container and is empty the cover is opened.
The pump switch immediately turns off the pump and the pressure-relief valve 71 is opened, as a result of which the pressure in the pressure space 17 drops out. By means of the handles
30, 31 the locking slides 10 can be released and the empty container can be removed from
the apparatus.”
De volgende figuren maken onderdeel uit van WO 561:
2.25.2.
De op 10 mei 1999 gepubliceerde Nederlandse octrooiaanvrage met nummer NL 1010015 (hierna: NL 015), die de prioriteit inroept van de op 4 september 1997 ingediende twee aanvragen met nummers NL 1006949 en NL 1006950 van Heineken Technical Services B.V., waarnaar WO 561 ook verwijst, openbaart eveneens een drankafgifte-apparaat waarin een biercontainer geplaatst kan worden. In de beschrijving van NL 015 is onder meer het volgende opgenomen:
“De uitvinding heeft betrekking op een samenstel volgens de aanhef van conclusie 1. Een dergelijk samenstel is bekend uit de Europese octrooiaanvrage 0 377 195.
Dit bekende samenstel omvat een drukvat en een daarin opneembare container, die door het onder druk in het drukvat toevoeren van een drukmedium zoals lucht of water kan worden samengedrukt. De container si via een afsluitende schroefdraadverbinding verbonden met een in een dekseldeel van het drukvat opgenomen afgifteleiding. Het drukvat bestaat uit een bakvormig onderste deel en genoemd daarvan losneembaar dekseldeel. Bij gebruik van dit samenstel wordt de container in het losgenomen dekseldeel geschroefd en vervolgens in het onderste deel geschoven, waarna het dekseldeel op het onderste deel wordt vastgezet. (…) In de afgifteleiding is een kraan opgenomen waarmee de afgifteleiding kan worden geopend en gesloten.
Een nadeel van dit bekende samenstel is dat in het drukvat druk kan worden opgebouwd terwijl in het drukvat geen container is geplaatst. Dit is energetisch en veiligheidstechnisch ongewenst. Bovendien dient de container voorafgaand aan plaatsing in het drukvat eerst in het losse dekseldeel te worden geschroefd, waarbij bovendien de container eerst dient te worden geopend. (…)
(…)
Het deksel 7 is via een scharnier 129 verbonden met het eerste deel 5 van de tapinrichting 1, aan de van het draagdeel 125 afgekeerde zijde van het boveneinde van de langswand 9. Aan de tijdens gebruik naar het pijpdeel 127 gekeerde zijde van het deksel is een bedieningshendel 131 in het deksel 7 opgenomen, welke bedieningshendel 131 beweegbaar is tussen een ongeveer verticale en een hellende stand. Aan het in het deksel 7 opgenomen einde van de bedieningshendel 131 is een excenter bevestigd dat aanligt tegen het verbindingsdeel 99. Bij de bedieningshendel in de in figuur 1 getoonde verticale stand wordt het verbindingsdeel 99 door het excenter 133 dichtgedrukt, waardoor het kanaal 107 is afgesloten. Door beweging van de bedieningshendel 131 naar de hellende stand wordt het verbindingsdeel 99 althans gedeeltelijk vrijgegeven door het excenter 133, waardoor het verbindingsdeel zijn oorspronkelijke vorm althans gedeeltelijk weer aan kan nemen en het kanaal 107 ten minste gedeeltelijk wordt vrijgegeven voor het doorlaten van drank vanuit de drankcontainer 3. Het deksel 7 kan met behulp van niet getoonde, eenvoudige en op zichzelf bekende grendelmiddelen in de gesloten stand worden vastgezet.
Tijdens het plaatsen van de drankcontainer 3 in het eerste deel 5 van de tapinrichting 1 bevidnt het eerste koppeldeel 95 zich in een bovenste positie, geheel boven het zegelmembraan 45, zoals getoond in figuur 2. Bij het sluiten van het deksel 7 wordt het eerste koppeldeel 95 omlaag gedrukt, althans tegengehouden, waardoor het eerste koppeldeel 95 niet omhoog kan worden bewogen. Bij het sluiten van het deksel 7 wordt bovendien de pompschakelaar 33 bediend, waardoor de pomp 17 in werking wordt gesteld, waarbij voorts de veiligheidsklep 29 wordt gesloten, zodat druk kan worden opgebouwd in de drukkamer 11 door het daarin pompen van genoemd drukmedium, bijvoorbeeld buitenlucht. (…)”
De volgende figuren maken onderdeel uit van NL 015:
PerfectDraft Pro
2.26.
In december 2021 ontdekte PDA dat ABI via Facebook adverteerde voor een bèta-test van de PerfectDraft Pro in het Verenigd Koninkrijk (hierna: VK) en in Frankrijk. Naar aanleiding daarvan heeft PDA begin 2022 contact opgenomen met ABI. In opvolgende correspondentie heeft PDA onder meer aan ABI gevraagd om een demomodel van de PerfectDraft Pro te delen zodat zij zou kunnen vaststellen dat “the appliance does not infringe [P]DA’s patents”. ABI heeft zich daartoe niet bereid getoond, maar het standpunt ingenomen dat zij een royaltyvrije licentie heeft verkregen als bedoeld in artikel 16 van de 2009 Overeenkomst. PDA heeft aan ABI laten weten dat standpunt niet te onderschrijven.
2.27.
In juni 2022 constateerde PDA dat ABI de PerfectDraft Pro in het VK op de markt bracht. Op dat moment kwam PDA ook meer te weten over het (technisch) ontwerp van de PerfectDraft Pro en heeft zij, via de website www.hopt.nl, welke domeinnaam door ABI wordt gehouden, een dergelijk apparaat aangeschaft. Na ontvangst en bestudering door PDA in juli 2022 van de PerfectDraft Pro, voorzien van een sticker waaruit volgt dat het apparaat door of namens ABI is geleverd, heeft haar advocaat ABI een sommatiebrief gestuurd met het verzoek iedere inbreuk van ABI op EP 693 (en een ander octrooi van PDA) te staken. ABI heeft daar geen gehoor aan gegeven, maar herhaald dat zij over een royaltyvrije licentie beschikt.
3. Het geschil
3.1.
PDA vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis
A. ABI met onmiddellijke ingang vanaf de datum van betekening van dit vonnis te verbieden in Nederland inbreuk te maken op het Nederlandse deel van EP 693, in het bijzonder door het vervaardigen, gebruiken, in het verkeer brengen of verder verkopen, te leveren of anderszins te verhandelen, of voor die doeleinden aan te bieden, in te voeren, of in voorraad te hebben van de PerfectDraft Pro, dan wel onrechtmatig te handelen door het faciliteren van dergelijke inbreuk, zulks op straffe van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 50.000 (zegge: vijftigduizend euro) voor iedere dag of gedeelte daarvan dat in strijd met dit verbod wordt gehandeld, dan wel van € 15.000 (zegge: vijftienduizend euro) per ieder product waarmee het verbod wordt overtreden, zulks ter keuze van PDA;
B. ABI te gebieden om binnen veertien dagen na dit vonnis alle afnemers aan wie zij een PerfectDraft Pro heeft geleverd per e-mail en schriftelijk een bericht te sturen me de strekking dat hen wordt verzocht om de PerfectDraft Pro terug te sturen waarbij ABI het aankoopbedrag zal vergoeden en alle kosten voor haar rekening zal nemen. Een en ander op straffe van verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 15.000 (zegge: vijftienduizend euro) voor elke dag of gedeelte daarvan dat dit gebod niet tijdig, volledig of correct wordt nagekomen;
C. ABI te gelasten om binnen een periode van twee (2) dagen na betekening van dit vonnis de volgende mededeling, zowel in het Engels als in het Nederlands en zonder verdere opmerkingen of toevoegingen van welke soort dan ook, gedurende zes (6) maanden voor bezoekers duidelijk zichtbaar op de homepage van de website www.hopt.nl en www.ab-inbev.com te plaatsen:
“We hereby inform you that the Preliminary Relief Judge of the District Court in The Hague ordered us by decision of [date] that actions relating to our PerfectDraft Pro infringe Philips Domestic Appliance’s patents and that this product can no longer be sold, shipped, used, offered, or stored in the Netherlands.”
“Wij informeren u dat de Voorzieningenrechter van de Rechtbank te Den Haag bij vonnis van [datum] heeft beslist dat handelingen verricht met onze PerfectDraft Pro inbreuk maken op de octrooien van Philips Domestic Appliances en dat dit product niet langer mag worden verkocht, verscheept, gebruikt, aangeboden, of opgeslagen in Nederland.”
althans een tekst met een door de voorzieningenrechter te bepalen inhoud, zulks op straffe van verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 15.000 (zegge: vijftienduizend euro) voor elke dag of gedeelte daarvan dat dit gebod niet tijdig, volledig of correct wordt nagekomen;
D. ABI te veroordelen in de redelijke en evenredige kosten van deze procedure als bedoeld in art. 1019h Rv1., te voldoen binnen twee werkdagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de derde werkdag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
E. de termijn waarbinnen de eis in de hoofdzaak moet zijn ingesteld als bedoeld in art. 1019i Rv te bepalen op zes (6) maanden na dit vonnis, dan wel een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen termijn.
3.2.
Ter onderbouwing van haar vordering stelt PDA – verkort weergegeven – dat ABI met de verhandeling van de PerfectDraft Pro inbreuk maakt op conclusies 1 en 2 van EP 693.
3.3.
ABI voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4. De beoordeling van het geschil
Bevoegdheid
4.1.
De voorzieningenrechter van deze rechtbank komt op grond van het bepaalde in artikel 24 lid 4 Brussel I bis-Vo2.internationale (bodem)bevoegdheid toe om van de vorderingen van PDA, die zijn gestoeld op inbreuk op het Nederlandse deel van EP 693, kennis te nemen. De relatieve bevoegdheid volgt uit artikel 80 lid 2 onder a ROW 19953..
4.2.
Daaraan kan een tussen (de rechtsvoorgangers van) partijen overeengekomen forumkeuze4.niet afdoen. Weliswaar verweert ABI zich in deze procedure onder meer met de stelling dat zij een licentie heeft verkregen op grond van de 2004 en/of 2009 Overeenkomsten en vraagt de beoordeling van dat (bevrijdend) verweer om uitleg van genoemde overeenkomsten. Dit brengt echter geen onbevoegdheid van de voorzieningenrechter mee. De voorzieningenrechter kan de vraag of het voeren van dit licentieverweer de bevoegdheid in een bodemprocedure kan wegnemen (zie, daar waar het een geval betreft van begroeting van een inbreukvordering met een ongeldigheidsverweer dat door een buitenlandse rechter dient te worden beslist, HR Roche/Primus5.) daar laten. In het bestek van dit kort geding zal immers slechts een voorlopig oordeel worden gegeven over de vraag in hoeverre de door ABI tegen de vermeende inbreuk in stelling gebrachte verweren, kans van slagen hebben. Daarmee wordt geenszins de door partijen overeengekomen forumkeuze doorkruist, aangezien de rechtbank Amsterdam bevoegd blijft om in een eventueel bodemgeschil een definitief oordeel te vellen over de vraag of ABI op grond van de 2004 en/of 2009 Overeenkomsten over een licentie beschikt.
Ontvankelijkheid
4.3.
ABI heeft bestreden dat PDA octrooihoudster is (volgens het octrooiregister) waardoor niet zij maar Philips tot handhaving bevoegd is. Dit verweer wordt verworpen. Uit de door PDA overgelegde overeenkomst (EP18) valt af te leiden dat het octrooi aan PDA is overgedragen. ABI stelt daarover echter dat de betreffende ondertekenaars niet bevoegd waren namens Philips te tekenen. Daargelaten de vraag of die mogelijke interne bevoegdheidsproblematiek in het kader van dit kort geding nader onderzocht dient te worden (de partijen bij de overeenkomst, Philips en PDA hebben zich kennelijk niet op onbevoegde vertegenwoordiging beroepen), heeft PDA daartegenover onderbouwd gesteld dat die personen daartoe gevolmachtigd waren. Daarbij komt nog dat het standpunt van ABI strijdt met de door haar bedongen voorwaarde voor de overname door PDA van het contract tussen Philips en ABI, namelijk dat alle IPR met betrekking tot de PerfectDraft zou worden overgedragen aan PDA, zoals PDA terecht heeft opgemerkt.
Spoedeisend belang
4.4.
De vraag of een eisende partij in kort geding voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening dient beantwoord te worden aan de hand van een afweging van de belangen van partijen, beoordeeld naar de toestand ten tijde van de uitspraak. Daarbij is het uitgangspunt dat het spoedeisend belang is gegeven zolang de gestelde inbreuk of het gestelde onrechtmatig handelen voortduurt. Indien daartegen echter onvoldoende voortvarend is opgetreden, kan dit een aanwijzing zijn dat het belang van de eisende partij kennelijk geen voorlopige maatregel vergt. Een en ander hangt af van de omstandigheden van het geval.
4.5.
De voorzieningenrechter stelt vast dat in de proceshouding van PDA of anderszins geen aanwijzingen kunnen worden gevonden die de conclusie zouden rechtvaardigen dat haar belang kennelijk geen voorlopige maatregel vergt. Nadat zij in december 2021 van het bestaan van de PerfectDraft Pro op de hoogte raakte – in eerste instantie zonder het vermeend inbreukmakend karakter daarvan te kennen – heeft zij voldoende voortvarend opgetreden tegen de gestelde, nog altijd voortdurende inbreuk.
4.6.
Voor zover ABI heeft betoogd dat bij de belangenafweging ook onder meer het voorlopig karakter van het rechterlijk oordeel in kort geding en de ingrijpendheid van de gevolgen van een eventueel verbod voor de gedaagde in aanmerking dienen te worden genomen, overweegt de voorzieningenrechter het volgende. PDA heeft ABI nog voordat zij de PerfectDraft Pro op de markt bracht geconfronteerd met haar zorgen dat ABI met de PerfectDraft Pro mogelijk inbreuk zou maken op EP 693. ABI heeft er, onder mededeling dat zij over een royaltyvrije licentie beschikt, vervolgens welbewust voor gekozen deze zorgen van PDA naast zich neer te leggen en voort te gaan met de marktintroductie van de PerfectDraft Pro (in eerste instantie in het VK en later ook in Nederland). Ook nadat PDA een exemplaar van de PerfectDraft Pro had onderzocht en haar advocaat ABI had gesommeerd iedere inbreuk te staken, onder dreiging van het entameren van een kort geding procedure, heeft ABI voet bij stuk gehouden en haar standpunt herhaald dat zij over een royaltyvrije licentie beschikt. In die gang van zaken ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om, zo hij de gedragingen van ABI onrechtmatig zou oordelen, af te zien van het toewijzen van het gevorderde verbod. Hier komt bij dat, anders dan in de door ABI aangehaalde gevallen6., PDA niet zozeer een licentievergoeding maar juist een monopolie nastreeft. Zij is immers zelf nog op de markt met de (originele) PerfectDraft apparaten die ABI via (deels) dezelfde verkoopkanalen) aanbiedt. Doordat de originele PerfectDraft nog op de markt is kan worden aangenomen dat de schade voor ABI beperkt is en het vooral reputatieschade betreft.
4.7.
Voor zover ABI in dit kader bestrijdt dat zij aan de octrooihouder voorbehouden handelingen verricht, wordt dit verweer verworpen. PDA heeft er terecht op gewezen dat de domeinnaam hopt.nl waarop de PerfectDraft Pro wordt aangeboden op naam van ABI staat. Er zijn geen steekhoudende omstandigheden aangevoerd waarom moet worden aangenomen dat ABI niet voor dat aanbod aansprakelijk is te houden. Dat het vervolgens haar dochteronderneming Interdrink SAS is die het product daadwerkelijk levert, maakt dit niet anders nu bedoeld aanbod nog altijd voor verkoop en aflevering is in de zin van artikel 53 ROW7..
De gemiddelde vakpersoon
4.8.
In haar pleitaantekeningen definieert ABI de gemiddelde vakpersoon als een werktuigbouwkundige met enige jaren ervaring in de ontwikkeling van biertapsystemen. PDA heeft daar niets tegenover gesteld. De voorzieningenrechter zal in het kader van dit kort geding daarom uitgaan van die door ABI beoogde gemiddelde vakpersoon.
Technische achtergrond8.
4.9.
Traditionele biertapsystemen hebben een aantal beperkingen en nadelen, die maken dat installatie en onderhoud relatief complex en arbeidsintensief zijn. Dat maakt dat thuistapsystemen in de stand van de techniek niet of nauwelijks bekend waren, en in ieder geval niet (commercieel) succesvol waren.
4.10.
De meeste tapsystemen maken gebruik van stalen fusten. Daarbij wordt het bier uit het fust gepompt door onder druk CO2 (of een mix van stikstof en CO2) het fust in te pompen – het gebruik van gewone lucht zou betekenen dat het bier binnen een paar uur het koolzuur verliest, oxideert en bovendien vervuiling / bijsmaken uit de lucht kan opnemen. De druk waaronder het gas in het fust wordt gepompt, moet zorgvuldig gereguleerd worden om teveel of te weinig schuim te voorkomen. Ook de houdbaarheid na het aanslaan van het fust is (zelfs bij het gebruik van CO2) beperkt tot hooguit twee weken. De gewenste verhouding tussen stikstof en CO2 kan bovendien per bier verschillen, afhankelijk van het CO2 gehalte van het bier.
4.11.
Bovendien moeten de leidingen van het fust naar de tap zeer goed worden schoongehouden om besmetting met bacteriën en gisten, die de kwaliteit van het bier kunnen aantasten of zelfs tot gezondheidsrisico’s kunnen leiden, te vermijden.
Al deze nadelen worden met het door Philips ontwikelde PerfectDraft systeem overkomen. Heel kort samengevat komen de oplossingen erop neer dat vaten worden gebruikt met een flexibele binnenzak, waarbij ieder vat met een nieuw tapslangetje wordt geleverd, waarbij het apparaat zo is vormgegeven dat dit tapslangetje eenvoudig kan worden geplaatst. Een vat met flexibele binnenzak maakt het mogelijk drank uit het vat te pompen met gewone lucht in plaats van met CO2. Met het steeds vervangen van het tapslangetje wordt bereikt dat de consument de tapinrichting niet of nauwelijks hoeft te reinigen. EP 693 ziet op een onderdeel van het tapapparaat, het beverage dispensing part/drankafgeefdeel, dat het op eenvoudige/gebruiksvriendelijke wijze gebruiken van een specifiek vervangbaar tapslangetje (in de terminologie van EP 693: een cartridge unit/ cassette-eenheid) mogelijk maakt, zonder risico op morsen van drank.
Conclusie 1
4.12.
Conclusie 1 kan in navolging van partijen als volgt in deelkenmerken worden verdeeld:
1.1 | A beverage dispensing part (100) |
1.2 | for use with a cartridge unit (1) having an inner channel for the dispensation of a beverage, |
1.3 | the cartridge unit (1) comprising a first part (10), which is made of an inflexible material, and a second part (20), which is made of a flexible material, |
1.4 | which beverage dispensing part (100), furthermore, is connectable toa container in which the beverage is stored and |
1.5 | which is adapted to have one end of the cartridge unit (1) inserted into it for the dispensation of beverage, whereby beverage can be dispensed from the container via the cartridge unit (1), and |
1.6 | the beverage dispensing part (100) furthermore comprising: |
1.6.1 | - a valve means (110); and |
1.6.2 | - a valve control means (50) for controlling the valve means (110), |
1 .6.3 | wherein the valve means (110) is adapted to open and/or close the flow of beverage by interaction with the second flexible part (20) of the cartridge unit (1) upon shifting the valve control means (50) from an "open" toa "closed" position; characterized in that |
1.7 | the beverage dispensing part (100) furthermore comprises an installation means, which, when the valve control means (50) is in the "closed" position, |
1.7.1 | - keeps the valve means (110) in the open position, when the one end of the cartridge unit (l) is not inserted in the container, hut |
1.7.2 | - closes the valve means (110), when the one end of the cartridge unit (1) is inserted into the container. |
Inbreuk
4.13.
Over de vraag of sprake is van inbreuk is de nodige rechtspraak. De voorzieningenrechter zal in dit kort geding uitgaan van de criteria die door het gerechtshof te Den Haag laatstelijk zijn toegepast.9.
4.13.1.
Artikel 69 lid 1 EOV10.houdt in dat de beschermingsomvang van een octrooi wordt bepaald door de conclusies van het octrooischrift, waarbij de beschrijving en de tekeningen dienen tot uitleg van die conclusies.
4.13.2.
Artikel 1 van het bij artikel 69 EOV behorende uitlegprotocol (hierna: het Protocol) luidt:
“Artikel 69 mag niet worden uitgelegd in de zin als zou de beschermingsomvang van het Europees octrooi worden bepaald door de letterlijke tekst van de conclusies en als zouden de beschrijving en de tekeningen alleen maar mogen dienen om de onduidelijkheden welke in de conclusies zouden kunnen voorkomen op te heffen. Het mag evenmin worden uitgelegd in die zin, als zouden de conclusies alleen als richtlijn dienen en als zou de bescherming zich ook mogen uitstrekken tot datgene wat de octrooihouder, naar het oordeel van de deskundige die de beschrijving en de tekeningen bestudeert, heeft willen beschermen. De uitleg moet daarentegen tussen deze twee uitersten het midden houden, waarbij zowel een redelijke bescherming aan de aanvrager als een redelijke rechtszekerheid aan derden wordt geboden.”
4.13.3.
Bij de toepassing van artikel 69 EOV en het Protocol zal de voorzieningenrechter in navolging van het gerechtshof inzake Novartis/Pharmathen en Pemetrexed II, de twee-stappen benadering hanteren.
4.13.4.
De eerste stap van die benadering wordt wel aangeduid als de beoordeling van ‘letterlijke inbreuk’. In die stap wordt aan de hand van een uitleg van de octrooiconclusie bepaald of het product of de werkwijze van een derde voldoet aan alle kenmerken van die octrooiconclusie. Met die uitleg wordt niet gedoeld op het in artikel 1 van het Protocol bedoelde uiterste waarbij de beschermingsomvang van het Europees octrooi strikt wordt bepaald door de letterlijke tekst van de conclusie, maar op een uitleg van de octrooiconclusies in het licht van onder meer de beschrijving en tekeningen vanuit het perspectief van de gemiddelde vakpersoon met zijn kennis van de stand van de techniek (artikel 69 lid 1 EOV en het midden van artikel 1 van het Protocol). Bij die uitleg kunnen diverse gezichtspunten een rol spelen.
4.13.5.
Als de octrooiconclusie niet zo kan worden uitgelegd dat alle kenmerken daarvan ‘letterlijk’ terugkomen in het product of de werkwijze, wordt in een tweede stap bepaald of het element dat afwijkt van een in de conclusie opgenomen kenmerk equivalent is aan dat kenmerk en of het passend is om het product of de werkwijze om die reden toch onder de beschermingsomvang van het octrooi te laten vallen. Bij de tweede stap gaat het om de vraag of in de perceptie van de gemiddelde vakpersoon de conclusies, gelezen in het licht van de beschrijving en de tekeningen, ruimte laten voor equivalenten, gelet op enerzijds een billijke bescherming van de octrooihouder en anderzijds een redelijke mate van rechtszekerheid voor derden.11.
4.13.6.
Om de hiervoor genoemde equivalentievraag positief te kunnen beantwoorden is ten eerste vereist dat het afwijkende element vanuit technisch oogpunt gelijkwaardig is aan het geclaimde kenmerk. Aan dat vereiste is voldaan als het product of de werkwijze met het afwijkende element het probleem dat het octrooi oplost, ook oplost en het afwijkende element in dat kader dezelfde functie vervult als het geclaimde kenmerk. Dit vereiste van ‘technische equivalentie’ vormt de basis voor het beroep op equivalentie.
4.13.7.
Ten tweede moet worden beoordeeld of het van uit het oogpunt van een billijke bescherming van de octrooihouder passend is om bij de vaststelling van de beschermingsomvang van het octrooi rekening te houden met equivalenten. Dat gezichtspunt vereist dat de beschermingsomvang van het octrooi in verhouding staat tot de bijdrage die de octrooihouder met het octrooi heeft geleverd aan de stand van techniek. Naast de hierna afzonderlijk als vierde eis te bespreken nieuwheid en inventiviteit van de variant, houdt dat in dat de uitvinding in het octrooischrift zodanig moet zijn geopenbaard dat het voor de gemiddelde vakpersoon voor de hand ligt die uitvinding ook toe te passen met elementen die afwijken van het kenmerk van de octrooiconclusie. Met andere woorden, het octrooischrift moet voor de gemiddelde vakpersoon met zijn algemene vakkennis een leer openbaren die de toepassing van equivalenten mede kan omvatten.
4.13.8.
Deze eis brengt niet mee dat iedere equivalent voor de gemiddelde vakman op de prioriteits- of aanvraagdatum nawerkbaar moet zijn. In het kader van de vraag of sprake is van een equivalent element kan namelijk mede betekenis worden gehecht aan de kennis van de gemiddelde vakman ten tijde van de inbreuk.12.Daarnaast moet bij de beoordeling van de verhouding tussen de beschermingsomvang en de bijdrage aan de stand van de techniek rekening worden gehouden met de mate van vernieuwing die het octrooi brengt, omdat een grote mate van vernieuwing de mogelijkheden van de aanvrager kan belemmeren alle uitvoeringsvormen adequaat te voorzien en te beschrijven.13.
4.13.9.
Ten derde moet worden beoordeeld of erkenning van het beroep op equivalentie in een concreet geval passend is gelet de vereiste redelijke mate van rechtszekerheid voor derden. Het feit dat in de octrooiconclusies bewoordingen zijn gebruikt die equivalenten niet letterlijk omvatten is in dat kader een belangrijke omstandigheid. Gelet op het feit dat artikel 69 EOV vooropstelt dat de beschermingsomvang van een Europees octrooi wordt bepaald door de conclusies, mogen derden in beginsel afgaan op de tekst van de conclusies, uitgelegd in het licht van de beschrijving en tekeningen, en werkt door de bewoordingen van de conclusies gecreëerde onduidelijkheid in beginsel ten nadele van de octrooihouder. Het feit dat in de octrooiconclusies bewoordingen zijn gebruikt die equivalenten niet letterlijk omvatten, kan echter niet volstaan voor het oordeel dat de rechtszekerheid voor derden onvoldoende is verzekerd. Als dat wel zo zou zijn, zou een beroep op equivalentie onmogelijk zijn. Die uitkomst zou niet in overeenstemming zijn met artikel 2 van het Protocol dat voorschrijft op passende wijze rekening te houden met equivalenten. Een beroep op equivalentie moet daarom mogelijk zijn als, ondanks de specifieke bewoordingen van de conclusies, een voldoende mate van rechtszekerheid is verzekerd. Er is een voldoende mate van rechtszekerheid als de gemiddelde vakpersoon begrijpt dat de octrooiconclusies ruimte laten voor equivalenten, omdat de leer van het octrooi voor de gemiddelde vakpersoon duidelijk breder is dan de bewoordingen van die conclusies en er in de ogen van de gemiddelde vakpersoon geen goede grond bestaat voor een beperking van de beschermingsomvang tot toepassing van het in de conclusies vermelde kenmerk. Van een dergelijke goede grond is niet slechts sprake als de gemiddelde vakpersoon mag aannemen dat afstand is gedaan van een gedeelte van de bescherming.
4.13.10.
Ten vierde moet, als het verweer daartoe aanleiding geeft, worden beoordeeld of de variant nieuw en inventief is ten opzichte van de stand van de techniek van het octrooi. Het verlenen van bescherming voor niet-nieuwe of niet-inventieve producten of werkwijzen zou verder gaan dan een billijke bescherming voor de octrooihouder rechtvaardigt (ook wel bekend uit het Gillette- of Formstein-verweer, genoemd naar twee gelijknamige zaken uit Engeland respectievelijk Duitsland). Deze aspecten moeten worden getoetst in het kader van de vaststelling van de beschermingsomvang van het octrooi omdat de nieuwheid en inventiviteit van equivalenten niet wordt beoordeeld in verlenings-, oppositie- en nietigheidsprocedures.
4.14.
Tegenover de andersluidende stellingen van PDA, betoogt ABI in de kern dat de PerfectDraft Pro niet onder de beschermingsomvang van EP 693 valt, letterlijk noch bij wege van equivalentie. Daartoe wijst zij erop dat conclusie 1 van het octrooi aldus moet worden uitgelegd dat de installation means (installatieorgaan) zodanig werkt dat het sluiten van de valve means (kleporgaan) afhankelijk is van de aanwezigheid van een vat/fust (keg) en dat het sluiten van de valve means samenvalt met het inbrengen van de cartridge unit (cassette-eenheid) in dat vat/fust. Volgens ABI beschrijft conclusie 1 dan ook niet een toestand maar een gelijktijdige actie. Dat is bij de PerfectDraft Pro niet het geval. De cassette-eenheid kan ook bij afwezigheid van een vat/fust in het beverage dispensing part (drankafgeefdeel) worden geïnstalleerd waardoor de valve means gesloten is/blijft, aldus nog altijd ABI.
4.15.
In dat verband stelt de voorzieningenrechter voorop dat de discussie tussen partijen zich in hoofdzaak beperkt tot de uitleg van het laatste, hierna weergegeven onderdeel (kenmerk 1.7-1.7.2) van conclusie 1:
“characterized in that the beverage dispensing part (100) furthermore comprises an installation means, which, when the valve control means (50) is in the "closed" position,
- keeps the valve means (110) in the open position, when the one end of the cartridge unit (1) is not inserted in the container, but
- closes the valve means (110), when the one end of the cartridge unit (1) is inserted into the container.”
4.16.
Naar voorlopig oordeel is sprake van ‘letterlijke’ inbreuk waartoe de voorzieningenrechter als volgt overweegt.
4.16.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat de in het octrooi beschreven en afgebeelde (voorkeurs-)uitvoeringsvormen niet de aanwezigheid van een container (het fust of vat) vereisen. Zulks blijkt uit de tekeningen die in het octrooi zijn opgenomen en waarop nergens een fust is afgebeeld, maar ook uit de beschrijving, bijvoorbeeld paragraaf 37 zoals hiervoor onder 2.23 weergegeven. Daaruit blijkt expliciet dat het gaat om het inbrengen van de cartridge unit in het kanaal (van het beverage dispensing part) richting het vat (zie de zin “The cartridge unit is now moved through the first channel 40 towards the container”). De cartridge wordt dus slechts in de richting van waar de container pleegt te zijn bewogen; de container is op zichzelf geen vereiste voor de werking van de uitvoeringsvormen.
4.16.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zal de gemiddelde vakpersoon, tegen die achtergrond, conclusie 1 dan ook zo opvatten dat de zinsnedes “when the one end of the cartridge unit (1) is (not) inserted in(to) the container”, en dan met name de laatste woorden daarvan (“in(to) the container”), betrekking hebben op de installatie (of juist niet) van de cartridge unit in het beverage dispensing part waarbij deze richting waar het vat/fust zich bij ingebruikname bevindt wordt bewogen. Die vakpersoon zal immers, zonder duidelijke aanwijzingen van het tegendeel, niet aannemen dat geen van de in een octrooi beschreven uitvoeringsvormen onder de conclusie zal vallen. De gemiddelde vakpersoon zal de conclusie in het licht van die uitvoeringsvormen uitleggen en aldus begrijpen dat de daadwerkelijke aanwezigheid van een vat of fust op het moment van installatie van de cartridge unit in het beverage dispensing part niet nodig is om de valve means te sluiten. Zelfs als de gemiddelde vakpersoon zou denken dat het vat in kenmerk 1.7 niet slechts een richting aanduidt maar de fysieke aanwezigheid daarvan vereist is, zal die vakpersoon conclusiekenmerk 1.7 opvatten als de beschrijving van de toestand waarbij het vat is aangesloten. Die vakpersoon zal immers onderkennen dat het gevaar van lekkage slechts optreedt als de cartridge unit met het vat wordt verbonden. Die omstandigheid, gezien in samenhang met de uitvoeringsvormen zonder vat, kan de vakpersoon slechts tot de conclusie brengen dat sprake is van de beschrijving van een toestand bij aangesloten vat. In zoverre moet naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter conclusie 1 zo worden begrepen dat met het woord container de richting wordt aangegeven waarin de cartridge moet worden bewogen of anders een toestand wordt omschreven en niet zozeer, zoals ABI voorstaat, een gelijktijdige actie (van het installeren/inbrengen van de cartridge unit in het vat en het sluiten van de valve means) wordt voorgeschreven.
4.16.3.
Het betoog van ABI dat een dergelijke uitleg van conclusie 1 niet is toegestaan omdat de met die conclusie volgens haar geclaimde variant, waarbij een container vereist is en sprake is van een gelijktijdige handeling, technisch hout snijdt, in die zin dat zij niet onlogisch is, en het geschetste probleem oplost, moet worden verworpen. Met dat betoog miskent ABI de hiervoor onder 4.13 weergegeven maatstaf die geldt bij de uitleg van octrooiconclusies.
4.16.4.
Vervolgens is niet in geschil dat het beverage dispensing part van de PerfectDraft Pro een installation means bevat die voldoet aan deze (letterlijke) uitleg van de conclusie (kenmerk 1.7). Gelet daarop is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat het waarschijnlijk is dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat ABI met het op de markt brengen van (het beverage dispensing part van) de PerfectDraft Pro in letterlijke zin inbreuk maakt op conclusie 1 van EP 693.
4.17.
Hieraan kan worden toegevoegd dat zelfs als voorgaande ‘letterlijke’ lezing van de conclusie in een bodemprocedure niet zou worden gevolgd, voorshands sprake is van equivalentie.
4.17.1.
De installation means van de PerfectDraft Pro is naar voorlopig oordeel ten eerste technisch equivalent aan die van conclusie 1 (kenmerk 1.7), zoals PDA heeft gesteld. In beide drankafgiftedelen zorgt de installation means er immers voor dat de valve means open staat vóór het plaatsen van de cartridge unit, maar gesloten is op het moment dat de container wordt geopend door het inbrengen van de cartridge unit. De installation means heeft daarbij dezelfde functie en lost het probleem op dezelfde wijze op.
4.17.2.
Ten tweede is het vanuit een oogpunt van een billijke bescherming van de octrooihouder passend om bij de vaststelling van de beschermingsomvang van het octrooi rekening te houden met equivalenten. Het octrooi leert zoals hiervoor al overwogen immers zonder meer installation means voor de cartridge unit waarbij de container (nog) niet bevestigd is zoals in de PerfectDraft Pro. De bijdrage van het octrooi zit erin dat met één enkele handeling, namelijk het installeren/inbrengen van de cartridge unit, gelijktijdig ook de valve means wordt bediend (zie hierna r.o. 4.21). Dat is bij de PerfectDraft Pro net zo. Verder worden de voordelen van het octrooi ook gehaald: voorkoming van ongewenste lekkage van bier zodra de gebruiker het drankafgiftedeel met cartridge unit op het biervat aansluit.
4.17.3.
De door ABI aangevoerde redelijke rechtszekerheid voor derden doet hier (ten derde) onvoldoende aan af. Het is gelet op de uitvoeringsvormen in het octrooi zonder container en de passage in paragraaf 37 van het octrooi, waaruit blijkt dat het toch vooral de richting van de container is die van belang is, voor een derde duidelijk dat de leer van het octrooi meer omvat dan enkel een gelijktijdige handeling (uitgaande van een ‘letterlijke lezing). Er is geen goede grond voor een beperking van de conclusies waarbij de (volgens beide partijen in het octrooi geopenbaarde) uitvoeringsvormen zonder container van bescherming zijn uitgesloten. Integendeel, de gemiddelde vakpersoon ziet juist aan de uitvoeringsvormen en tekeningen dat een vat niet noodzakelijk is en dat de voordelen als gezegd met de variant net zo worden bereikt.
4.17.4.
Zoals hierna zal blijken is de equivalente variant (ten vierde) nieuw en inventief. ABI heeft overigens daarover ook geen andere stellingen betrokken dan over de door haar beperkt opgevatte conclusie. Er is met andere woorden geen sprake van een situatie zoals in de Gillette- of Formstein-zaken aan de orde.
Geldigheid EP 693
4.18.
De voorzieningenrechter dient, gelet op het door ABI gevoerde nietigheidsverweer tegen EP 693, vervolgens te beoordelen of er een gerede (dat is een serieuze, niet te verwaarlozen) kans is dat (het Nederlandse deel van) het octrooi in een bodemprocedure nietig wordt bevonden. Dat is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet het geval.
4.19.
In de eerste plaats betoogt ABI, samengevat weergegeven, dat het eenvoudig aanbrengen van een cartridge unit met slang en rigide deel, terwijl de taphendel gesloten blijft zonder risico op lekkage en zonder dat “drie handen” nodig zijn voor installatie, al bekend is uit WO 561 en NL 015 die beide hiervoor onder 2.25 (deels) zijn weergegeven. Conclusies 1 en 2 van EP 693 zijn daarom niet nieuw, althans niet inventief ten opzichte van deze stand van de techniek.
4.20.
Dat betoog moet naar voorlopig oordeel worden verworpen. De techniek die in conclusies 1 van het octrooi is beschreven wordt gekenmerkt door het feit dat de valve means (klep) wordt bediend door een installation means, waardoor de stand van de valve means kan wijzigen van een open naar een gesloten stand (en andersom) (zie conclusie kenmerk 1.7 en paragrafen [0008], [0022] en [0035] van het octrooi). De installation means kan volgens paragrafen [0036] en [0037] bestaan uit (onder meer) een lever means met twee levers aan de ene kant van een sliding means en aan de andere kant gaatjes (cavities) die de closing (of ook wel valve) means bedienen. De valve means wordt dankzij het inbrengen en vastklikken van de cartridge bediend via de installation means. Ook al staat de taphendel steeds in gesloten positie, het tapkanaal is voor het inbrengen van het flexibele slangetje van de cartridge vrij (fig. 3, 4 en 7) maar raakt afgesloten zodra het rigide deel van de cartridge wordt vastgeklikt (fig. 5, 6 en 8).
4.21.
Dat betekent dat met één enkele handeling, namelijk het installeren/inbrengen van de cartridge unit, gelijktijdig ook de valve means wordt bediend. Bij de zowel in WO 561 als in NL 015 omschreven techniek is dat niet aan de orde. In die beide publicaties bestaat het installeren van de cartridge unit, enerzijds, en het afsluiten of vrijgeven van het tapkanaal, anderzijds, uit twee verschillende handelingen, te weten het installeren/inbrengen van de cartridge unit (het deels flexibele, deels rigide slangetje) en vervolgens het sluiten van het deksel door de gebruiker. Hoewel daarmee wellicht uiteindelijk een vergelijkbaar resultaat wordt bereikt in termen van het voorkomen van lekkage en het kunnen uitvoeren van de handeling(en) met minder dan drie handen, is de technische oplossing fundamenteel anders. Als gevolg hiervan is, zoals PDA terecht aanvoert, in WO 561 en NL 015 geen sprake van een installation means die de valve means (klemblok 49 in WO 561; kleporgaan 133 in NL 015) in de open positie houdt, terwijl de taphendel in de gesloten positie staat om het flexibele deel (het slangetje) van de cartridge unit door te kunnen voeren, en sluit op het moment dat de cartridge wordt vastgeklikt zoals bedoeld in 1.7 (of, meer letterlijk gelezen, in de container is gebracht). De valve means wordt immers met taphendel en al weg en terug geklapt. Conclusie 1 en derhalve de daarvan afhankelijke conclusies zijn om die reden nieuw.
4.22.
In de tweede plaats voert ABI aan dat conclusies 1 en 2 van het octrooi inventiviteit ontberen, in het bijzonder ten opzichte van WO 561 en NL 015. Daartoe betoogt zij dat een gecombineerde lezing van deze documenten – hetgeen volgens haar voor de hand ligt, nu NL 015 door verwijzing daarnaar integraal onderdeel uitmaakt van WO 561 – leidt tot een drankafgiftedeel (beverage dispensing part) met installatiemiddelen (in de vorm van het deksel) die, terwijl de taphendel dicht staat en nog geen fust is verbonden, een klep openhouden zodat een slang van een cartridge unit eenvoudig kan worden aangebracht, en waarbij die klep gesloten wordt wanneer het fust wordt aangeslagen (bij het sluiten van het deksel). De voorzieningenrechter passeert dit betoog, aangezien ook in dat geval, zelfs als overigens van de juistheid van het standpunt van ABI wordt uitgegaan, sprake blijft van twee separate handelingen: het installeren van de cartridge unit en het sluiten van het deksel. Aldus komt de gemiddelde vakpersoon niet tot de installation means zoals hiervoor bedoeld die de valve means bedient. Dat er een pointer zou zijn in de stand van de techniek, in het bijzonder in WO 561 of NL 015, die de gemiddelde vakpersoon op het spoor zou zetten om tot de geoctrooieerde installation means te komen, waarbij met het installeren van de cartridge unit gelijktijdig de valve means wordt gesloten, zoals hiervoor onder 4.19 reeds verduidelijkt, heeft ABI niet gesteld en is de voorzieningenrechter in het bestek van dit kort geding ook overigens niet gebleken. De voorzieningenrechter laat dan nog daar dat PDA (terecht) erop heeft gewezen dat WO 561 en NL 015, anders dan EP 693, beide zien op een tapinstallatie voor gebruik met een fust dat niet onder druk staat en derhalve erop zijn gericht een ander soort problematiek op te lossen. Het probleem van vroegtijdige bierlekkage doet zich in die publicaties daarom anders (niet of in elk geval veel minder) gevoelen en ontstaat vooral pas als het geheel onder druk wordt gezet om bier te tappen. In zoverre bevatten WO 561 en NL 015 voor de gemiddelde vakpersoon derhalve ook geen aansporingen om het mechaniek dat specifiek ziet op het installeren van de cartridge unit en het openhouden/sluiten van het tapkanaal verder door te denken en/of anders vorm te geven. Om diezelfde reden kan ook het betoog van ABI dat EP 693 ten opzichte van NL 015 en WO 561 geen probleem oplost en reeds daarom niet inventief is, niet slagen.
4.23.
In de derde en laatste plaats heeft ABI gesteld dat EP 693 ongeldig is omdat het kenmerk dat voorschrijft dat de valve means sluit bij het aansluiten van het vat/fust niet technisch wordt uitgelegd en daarmee niet nawerkbaar is. In zoverre zou EP 693 geen enkele manier openbaren waarop de geclaimde uitvinding kan worden uitgevoerd. Dit betoog moet bij de uitleg van de conclusie als hiervoor onder 4.16 en verder weergegeven, worden verworpen. Niet is gesteld dat de uitvoeringsvormen als beschreven in het octrooi, die onder deze lezing van de conclusie vallen, onvoldoende nawerkbaar zouden zijn. Dit geldt ook indien de beperkte lezing van ABI van conclusie 1 zou worden gevolgd. Het is immers ruim voldoende duidelijk waar en hoe de installation means met de cartridge unit moet samenwerken als een container aanwezig is. Voor zover ABI nog aanvoert dat de in EP 693 beschreven en afgebeelde uitvoeringsvorm(en) in ieder geval niet voldoende is (zijn) om de uitvinding volgens conclusie 1 uit te voeren over het gehele bereik daarvan, gaat de voorzieningenrechter daaraan voorbij omdat ABI die stelling niet, althans onvoldoende heeft toegelicht.
Ontlening
4.24.
ABI voert voorts aan dat de inhoud van (de (prioriteits)aanvrage voor) EP 693 is ontleend aan hetgeen TTP reeds in opdracht van (de rechtsvoorgangers van) ABI en samen met werknemers van (die rechtsvoorgangers van) ABI heeft ontwikkeld. Derhalve heeft ABI ingevolge artikel 11 ROW 1995 jo. artikel 60 lid 1 EOV aanspraak op octrooi verkregen en is zij bevoegd de nietigverklaring van het octrooi te vorderen (ex artikel 75 lid 1 sub e ROW 1995) en het octrooi op te eisen (ex artikel 78 lid 1 ROW 1995). Subsidiair betoogt ABI dat zij een substantiële bijdrage heeft geleverd aan de geclaimde uitvinding, zodat er sprake is van gezamenlijke aanspraak op octrooi ingevolge artikel 13 ROW 1995, waardoor zij op grond van artikel 66 lid 2 ROW 1995 in verbinding gezien met artikel 3:169 BW in elk geval bevoegd is tot het verrichten van de aan de octrooihouder voorbehouden handelingen. In ieder geval is PDA niet bevoegd op te treden tegen de inbreuk op het octrooi door ABI, aldus ABI.
4.25.
De voorzieningenrechter verwerpt dit betoog van ABI. Voor zover ABI zich, ten eerste, op het standpunt stelt dat TTP, meer in het bijzonder [de medewerker TTP 1] , als uitvinder van de in EP 693 geclaimde uitvinding dient te gelden omdat hij in zijn hiervoor onder 2.8 (deels) weergegeven e-mail van 21 maart 2003 hetzelfde mechanisme en achterliggende concept heeft geopenbaard, geldt – voorshands oordelend – het volgende. Weliswaar benoemt [de medewerker TTP 1] in zijn e-mail het zogenaamde “drie-handen-probleem” en formuleert hij daarvoor een drietal oplossingsrichtingen, maar de in EP 693 geoctrooieerde oplossing zit daar niet bij. Ook in latere correspondentie van [de medewerker TTP 1] vindt de voorzieningenrechter geen steun voor het standpunt dat hij de uitvinding zou hebben gedaan. Integendeel, uit de overgelegde correspondentie blijkt juist dat [de medewerker TTP 1] de voorkeur gaf aan een andere oplossing, namelijk het gebruik van een interlock die ervoor zou zorgen dat de taphendel bij een niet geïnstalleerde cartridge unit naar voren (dus in de open stand) zou staan, terwijl de taphendel zodra de cartridge unit wordt geïnstalleerd naar verticale positie zou wijzigen (dus in de gesloten stand). De voorzieningenrechter onderschrijft niet het standpunt van ABI dat [de medewerker TTP 1] daarmee in wezen hetzelfde mechanisme heeft geopenbaard als in het octrooi omschreven, aangezien de in het octrooi geclaimde mechaniek nu juist direct de valve means aanstuurt zonder de positie van de taphendel (die zich bij het installeren van de cartridge unit steeds in gesloten stand bevindt) te wijzigen. Ook de zin “We had almost exactly the same idea 18 months ago but moved away from it as we had all these concerns about the manufacturability.” die [de medewerker TTP 1] in een van zijn laatst gedateerde, overgelegde e-mails bezigt (zie hiervoor onder 2.13) en waarop ABI ter zitting nog heeft gewezen, kan de voorzieningenrechter – gegeven de context waarin die zin is gebruikt – niet duiden als betrekking hebbend op de in EP 693 geclaimde uitvinding. PDA heeft daarover ook nog opgemerkt dat de tijdlijn niet klopt omdat de email van november 2003 dateert terwijl de email met drie oplossingsroutes van mei 2003 is, dus bij lange na geen 18 maanden tevoren. Die opmerking lijkt dus op een ander idee te slaan.
4.26.
Voor zover ABI, ten tweede, aanvoert dat ABI een substantiële bijdrage heeft geleverd aan de geclaimde uitvinding, stelt de voorzieningenrechter vast dat uit de overgelegde stukken inderdaad blijkt dat Philips, ABI en TTP het “drie-handen-probleem” en verschillende oplossingsrichtingen hebben besproken, alsmede de eisen waaraan een oplossing zou moeten voldoen. Vaststaat ook dat ABI – al dan niet op verzoek van Philips – technische informatie heeft gedeeld met Philips om laatstgenoemde in staat te stellen de PerfectDraft, waaronder het beverage dispensing part, gereed te maken voor productie. In de overgelegde stukken vindt de voorzieningenrechter echter geen steun voor de stelling dat ABI of TTP daarmee daadwerkelijk hebben bijgedragen aan de totstandkoming van het mechaniek zoals dat in EP 693 is beschreven. Die informatie heeft, naar de voorlopige indruk van de voorzieningenrechter, veeleer gediend ter afbakening van het probleem en als kader waarbinnen een oplossing moest worden gevonden. Het enkele feit dat de oplossingsrichting die in EP 693 is geconcretiseerd, als zodanig, in een overleg met ABI is besproken c.q. aan haar is gepresenteerd en ABI daaraan (mede) haar goedkeuring heeft gegeven, is in dat verband onvoldoende, omdat het niets zegt over de betrokkenheid van ABI bij de ontwikkeling van de geoctrooieerde techniek. In zoverre kan de voorzieningenrechter ook niet concluderen dat de vinding op basis van de 2004 Overeenkomst zou kwalificeren als “Joint Project IPR” ten aanzien waarvan partijen gelijke aanspraak hebben. Voorts kan de stelling van ABI dat Philips de cartridge unit en het beverage dispensing part – die in opdracht van ABI door TTP zijn ontwikkeld en die reeds onderdeel uitmaakten van het prototype – als zodanig heeft overgenomen in het octrooi, haar niet baten. PDA werpt ABI in deze procedure inbreuk op conclusies 1 en 2 van EP 693 tegen. Daarin worden niet de cartridge unit of het beverage dispensing part als zodanig geclaimd, maar specifiek het in dat beverage dispensing part verwerkte mechaniek dat ervoor zorgt dat 1) de valve means open is (en dus het het tapkanaal openhoudt) terwijl de taphendel zich in een gesloten stand bevindt en 2) de valve means sluit (en dus het tapkanaal afsluit) zodra de cartridge unit in het beverage dispensing part is geïnstalleerd/ingebracht.
Licentie
4.27.
Aangezien voorshands sprake is van een geldig octrooi waarop inbreuk wordt gemaakt en dat aan PDA toekomt, zal de voorzieningenrechter tot slot beoordelen of ABI’s betoog dat zij beschikt over een licentie op grond waarvan zij gerechtigd is tot toepassing van de in het octrooi geclaimde uitvinding, kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter schat die kans onvoldoende hoog in.
4.28.
Naar voorlopig oordeel kan ABI een licentie in ieder geval niet ontlenen aan de 2004 Overeenkomst. Die overeenkomst – zo heeft PDA niet of onvoldoende bestreden aangevoerd – is met de inwerkingtreding van de 2009 Overeenkomst beëindigd. Bovendien hebben partijen in laatstgenoemde overeenkomst uitdrukkelijk en ondubbelzinnig afstand gedaan van de rechten die voortvloeiden uit de 2004 Overeenkomst (zie artikel 2.1 van de 2009 Overeenkomst, zoals hiervoor onder 2.17 weergegeven), waaronder eventuele licenties die zij (over en weer) onder de 2004 Overeenkomst zouden hebben verkregen. Niet alleen heeft ABI deze uitleg van de 2009 Overeenkomst niet of onvoldoende bestreden in het kader van dit kort geding, ook haar gedragingen na beëindiging van de 2004 Overeenkomst laten zich moeilijk rijmen met het standpunt dat zij op grond van die overeenkomst over een licentie beschikt. Illustratief in dat verband is dat ABI, in het kader van een ander project, PDA in 2019 nog heeft benaderd met de vraag of PDA aan haar een licentie wilde verstrekken voor het gebruik van de in EP 693 geclaimde materie, zo heeft PDA in dit kort geding onweersproken naar voren gebracht.
4.29.
Evenmin is in dit kort geding aannemelijk geworden dat ABI een licentie heeft verkregen op grond van artikel 16 van de 2009 Overeenkomst (eveneens hiervoor onder 2.17 weergegeven). In dat verband is ten eerste van belang dat ABI bij brief van 6 mei 2021 heeft ingestemd met contractsovername door PDA, zodat vanaf die datum niet langer Philips maar PDA als haar contractspartij heeft te gelden. Gelet daarop komen de rechten en verplichtingen die volgens de bepalingen van de 2009 Overeenkomst op Philips rustten, vanaf 6 mei 2021 aan PDA toe. Dat geldt ook voor artikel 16. Op grond van dat artikel zou ABI daarom slechts een “royalty free license for the manufacture, sale and marketing of PerfectDraft Appliances in the OnTrade channel” verkrijgen door i) het aflopen van de 2009 Overeenkomst terwijl ii) PDA de levering van PerfectDraft apparaten aan ABI niet wenst voort te zetten. ABI heeft, mede gelet op de gemotiveerde betwisting door PDA, niet of onvoldoende gesteld dat aan die tweede voorwaarde is voldaan.
De vorderingen
4.30.
Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen van PDA op na te melden wijze voor toewijzing in aanmerking komen.
4.31.
Het onder A gevorderde inbreukverbod zal worden toegewezen met ingang van drie weken na betekening van dit vonnis. De daaraan te verbinden dwangsommen zullen worden gematigd en gemaximeerd.
4.32.
De onder B gevorderde recall zal worden toegewezen, maar enkel voor zover het professionele afnemers in Nederland betreft. De daaraan te verbinden dwangsommen zullen worden gematigd en gemaximeerd.
4.33.
De onder C gevorderde verplichting tot rectificatie zal worden afgewezen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft PDA daarbij, gelet op de hiervoor toegewezen recall en gegeven de (grote) reputatieschade die ABI door een dergelijke rectificatie zal kunnen lijden, onvoldoende belang.
4.34.
ABI zal als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten. Deze zijn te begroten volgens artikel 1019h Rv. Partijen hebben afgesproken dat de proceskosten € 80.000,- bedragen, zodat daarvan wordt uitgegaan. De kosten aan de zijde van PDA worden daarom begroot op een totaal van € 80.779,33 (€ 80.000,- + € 676,- griffierecht + € 103,33 deurwaarderskosten), te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente.
4.35.
Nu dit onbestreden is gevorderd, zal dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
4.36.
De termijn voor het instellen van een eis in de hoofdzaak in de zin van artikel 1019i Rv zal de voorzieningenrechter bepalen op zes maanden na heden.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
5.1.
verbiedt ABI om na verloop van drie weken na betekening van dit vonnis in Nederland inbreuk te maken op het Nederlandse deel van EP 693, in het bijzonder door het vervaardigen, gebruiken, in het verkeer brengen of verder verkopen, te leveren of anderszins te verhandelen, of voor die doeleinden aan te bieden, in te voeren, of in voorraad te hebben van de PerfectDraft Pro, dan wel onrechtmatig te handelen door het faciliteren van dergelijke inbreuk, zulks op straffe van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 10.000 (zegge: tienduizend euro) voor iedere dag of gedeelte daarvan dat in strijd met dit verbod wordt gehandeld, dan wel van € 1.000 (zegge: duizend euro) per ieder product waarmee het verbod wordt overtreden, zulks ter keuze van PDA, met een maximum van € 2.000.000,- (zegge: twee miljoen euro);
5.2.
gebiedt ABI om binnen drie weken na betekening van dit vonnis alle professionele afnemers, niet zijnde particulieren c.q. consumenten, aan wie zij in Nederland een PerfectDraft Pro heeft geleverd per e-mail en schriftelijk een bericht te sturen met de strekking dat hen wordt verzocht om de PerfectDraft Pro terug te sturen waarbij ABI het aankoopbedrag zal vergoeden en alle kosten voor haar rekening zal nemen. Een en ander op straffe van verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 10.000 (zegge: tienduizend euro) voor elke dag of gedeelte daarvan dat dit gebod niet tijdig, volledig of correct wordt nagekomen met een maximum van € 500.000,- (zegge: vijfhonderd duizend euro;
5.3.
veroordeelt ABI in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van PDA begroot op € 80.779,33, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over die kosten te rekenen vanaf de derde werkdag na de datum van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
bepaalt de termijn voor het instellen van een eis in de hoofdzaak in de zin van artikel 1019i Rv op zes maanden na heden;
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.F. Brinkman en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2022.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 23‑12‑2022
Verordening (EU) 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.
Rijksoctrooiwet 1995.
Zie artikel 27 van de 2009 Overeenkomst, zoals hiervoor onder 2.17 weergegeven.
HR 30 november 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA9608, m.n. r.o. 2.5.4.
Vzr Rb Den Haag 9 mei 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:6079(Ericsson v. Apple); Hof Den Haag 17 maart 2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:711(Sisvel v. Xiaomi), r.o. 4.1.
Rb Den Haag 7 september 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:9193, r.o. 4.21.2
Ontleend aan de onbestreden stellingen van PDA.
Hof Den Haag 27 oktober 2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:2052 (https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHDHA:2020:2052) (Pemetrexed II), r.o. 4.1-4.11 en Hof Den Haag 15 november 2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:2327 (https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHDHA:2022:2327) (Novartis/Pharmathen), r.o. 5.24
Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien (Europees Octrooiverdrag).
HR 5 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:196, Bayer-Sandoz, r.o. 3.3.7.
HR 4 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:816, Medinol-Abbott, r.o. 3.5.2.
HR 25 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV3680, Aga-Occlutech, r.o. 4.2.6.