Bedrijfsopvolging bij natuurlijke personen
Einde inhoudsopgave
Bedrijfsopvolging bij natuurlijke personen (FM nr. 141) 2013/4.3.3.1:4.3.3.1 Werking bepaling
Bedrijfsopvolging bij natuurlijke personen (FM nr. 141) 2013/4.3.3.1
4.3.3.1 Werking bepaling
Documentgegevens:
Dr. Y.M Tigelaar-Klootwijk, datum 01-09-2013
- Datum
01-09-2013
- Auteur
Dr. Y.M Tigelaar-Klootwijk
- JCDI
JCDI:ADS347940:1
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Gewijzigd amendement, Kamerstukken II 2004/05, 29 767, nr. 42, blz. 3.
Op grond van art. 5b, eerste lid, Uitv.reg. IW 1990 moet een afschrift worden overgelegd van de op de overdracht betrekking hebbende overeenkomst. Uit de overeenkomst moet blijken welk deel van de overdrachtsprijs is schuldig gebleven, wat de duur van de overeengekomen aflossingsperiode is en in welke termijnen de overdrachtsprijs wordt voldaan.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In de vorige paragraaf is de renteloze invorderingsfaciliteit aan de orde geweest waarop bij overlijden van een winstgenieter, waaronder de medegerechtigde,1 aanspraak kan worden gemaakt. Een andere in het kader van een bedrijfsoverdracht geldende invorderingsfaciliteit is die waarbij een onderneming (of een gedeelte van een onderneming) wordt overgedragen en de overdrachtsprijs (gedeeltelijk) schuldig wordt gebleven. De faciliteit is opgenomen in art. 25, achttiende lid, IW 1990. Het uitstel geldt alleen voor de belasting die is toe te rekenen aan vermogensbestanddelen die worden overgedragen aan de voortzetter (natuurlijk persoon).
De belastingschuldige moet een schriftelijk verzoek doen om uitstel van betaling te krijgen2 en zekerheid stellen. Het uitstel geldt voor de duur van de overeengekomen aflossingsperiode maar uiterlijk tot het begin van het tiende jaar na afloop van het kalenderjaar waarop de belastingaanslag betrekking heeft. Het uitstel wordt beëindigd op basis van de in het negentiende lid van art. 25 IW 1990 weergegeven regels. Allereerst gebeurt dit aan het begin van elk kalenderjaar voor een evenredig gedeelte. Verder is dit aan de orde bij faillissement van de belastingschuldige, indien de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen ten aanzien van de belastingschuldige van toepassing is en in geval van overlijden van de belastingschuldige (art. 25, negentiende lid, onderdelen a-c, IW 1990). Deze beëindigingsgronden komen ook voor in sommige andere invorderingsfaciliteiten. Opmerkelijk is wel dat deze niet zijn opgenomen in de in de volgende paragrafen te behandelen invorderingsfaciliteiten voor ab-houders. De specifiek voor de in deze paragraaf te toetsen faciliteit geldende beëindigingsgronden, en de andere voor dit artikellid geldende voorwaarden, komen bij de toetsing aan doeltreffendheid aan de orde.
Er wordt gedurende de periode van het uitstel geen invorderingsrente berekend (art. 28, derde lid, IW 1990).