Stelselwet
Artikel 5
Geldend
Geldend vanaf 01-08-1821
- Bronpublicatie:
12-07-1821, Stb. 1821, 9 (uitgifte: 12-07-1821, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-08-1821
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-07-1821, Stb. 1821, 9 (uitgifte: 12-07-1821, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
Staatsrecht / Wetgeving
1.
Met opzigt tot de accijnsen en in het bijzonder omtrent het gemaal, het geslagt en het binnenlandsch gedisteleerd, zullen de speciale wetten, zoodanige wijzigingen bepalen of faciliteiten toestaan, als in verband met de hoegrootheid en den aard der belasting zullen noodig geacht worden, wanneer de locale of andere omstandigheden zulks vereischen. Bovendien zullen Wij, na geraadpleegd te hebben de Provinciale Staten, en na gehoord te hebben den Raad van State, de accijns op het gemaal ten platten lande, bij wijze van uitkoop of admodiatie door de plaatselijke besturen doen heffen, in geheele distrikten, arrondissementen of provincien, waar zulks ten algemeene nutte of ten gerijve der ingezetenen strekken kan, of wel door de Provinciale Staten zal verlangd worden; en zulks tot eene bepaalde principale som per hoofd berekend, welke in verband met de doorgaande consumtie van tarwe of rogge, en overeenkomstig de quotiteit der belasting zal moeten worden geregeld, zoodanig dat dezelve nimmer het maximum van f 1.40 in principaal, zijnde de impost van een mudde tarwe per hoofd, zal mogen te boven gaan.
2.
Op gelijke wijze behouden Wij Ons voor, om bij de accijns op het geslagt ten platten lande, de waarde van het geslagt wordende vee, door de eigene aangifte der schatpligtigen te doen bepalen, behoudens het regt van benadering.
3.
In die steden welke geacht kunnen worden met het platte land gelijk te staan, zal de admodiatie voor het gemaal en de eigen aangifte der waarde van het geslagt, mede door Ons kunnen worden toegestaan.