Stelselwet
Artikel 8
Geldend
Geldend vanaf 01-08-1821
- Bronpublicatie:
12-07-1821, Stb. 1821, 9 (uitgifte: 12-07-1821, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-08-1821
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-07-1821, Stb. 1821, 9 (uitgifte: 12-07-1821, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
Staatsrecht / Wetgeving
Ter bestrijding der buitengewone uitgaven, begrepen in de tweede afdeeling der begrooting, zoo als dezelve voor elk jaar, aanvang nemende met het jaar 1822, zullen worden bepaald, zullen gebezigd worden de navolgende belastingen en inkomsten.
- A.
- B.
De inkomsten van de domeinen, plantagien, wateren en bosschen.
- C.
De loterijen.
- D.
De opbrengst van de te verkoopen goederen, buitengewone inkomsten en alle verdere toevallige baten.
- E.
Het overige een zesde gedeelte der registratie, zegel-, griffie-, hypotheek- en successie-regten.
Bij de eventuële verandering dezer regten door eene nieuwe wet daar te stellen, zal, in plaats van dit een zesde gedeelte, het beginsel, in de hier navolgende paragraaf uitgedrukt, worden opgevolgd.
- F.
Zoo veel opcenten, in gelijken getalle te heffen, op al de directe belastingen en accijnsen voor de eerste afdeeling vastgesteld, als de wet zal bepalen noodig te zijn om de jaarlijksche uitgaven van de tweede afdeeling te bestrijden; ten ware er bijzondere redenen zijn mogten, om nopens eene of andere dier belastingen eene uitzondering te maken.
In het geval bij art. 7, § A omschreven, zal het overige een zesde gedeelte der patentregten, en van het binnenlandsche tonnengeld, in de plaats van opcenten dier regten worden gebezigd.