Stelselwet
Artikel 10
Geldend
Geldend vanaf 01-08-1821
- Bronpublicatie:
12-07-1821, Stb. 1821, 9 (uitgifte: 12-07-1821, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-08-1821
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-07-1821, Stb. 1821, 9 (uitgifte: 12-07-1821, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
Staatsrecht / Wetgeving
Bij de daarstelling der wetten op den ophef der in- en uitgaande regten en accijnsen, zal worden uitgegaan van de navolgende beginselen:
- a.
De bepalingen, welke omtrent den in-, uit- en doorvoer gemeen zijn, zoo met betrekking tot de goederen aan de in- en uitgaande regten onderworpen, als aan de accijnsen subject, zullen, het zij in eene algemeene wet, of wel in twee wetten, respectivelijk, voor ieder vak worden uit eengezet en omschreven, naar mate zulks tot bevordering van duidelijkheid en eenvoudigheid het meest doelmatig zal worden bevonden.
De verordeningen op het buitenlandsch tonnengeld zullen, in allen gevalle, gerekend worden, tot die op de in- en uitgaande regten te behooren.
- b.
Ten aanzien van alle goederen, waarvan aangifte behoort gedaan te worden, zal de lossing of ontlading geschieden op aangifte van den invoerder, met dien verstande nogtans, dat het, ten allen tijde, aan de administratie vrij en onverlet blijve, om de aangegevene goederen te doen openen, wegen, meten, tellen en roeijen, mits buiten kosten van den aangever, ten zij het blijken mogt, dat er verkeerdelijk is aangegeven. Het zal niettemin den invoerder vrijstaan, om, in plaats der globale aangifte, de preciese weging, meting, telling en roeijing te vorderen, mits, in dat geval, ten zijnen koste; de aan accijnsen subjecte goederen zullen, in alle mogelijke gevallen, de preciese constatering, edoch buiten kosten van den invoerder, moeten ondergaan.
- c.
De dubbele tollinie zal behouden blijven, overal waar zulks noodig zal bevonden worden, doch het onvrije van het tusschen beide liggend territoir, met uitzondering van de verbodene nederlage van goederen, zal ophouden. Geene aan impost subjecte, noch ook gemanufaktureerde goederen, zullen naar binnen mogen circuleren, zonder bewijs van betaalde regten.
- d.
Het vervoer van inkomende goederen, zal echter kunnen geschieden met gelei-biljetten van de plaats waar dezelve binnen komen, tot aan die der ware destinatie of het daarbij digtst gelegen kantoor.
- e.
Alle aan regten onderworpen goederen, te lande of te water vervoerd wordende, welker vervoer van, of naar zoodanige plaatsen, of ook op zoodanige wijze geschiedt, dat eene ontduiking der regten daarvan het gevolg zoude kunnen zijn, zullen ook aan de verpligting van gelei-biljetten kunnen onderworpen worden, met dien verstande echter dat deze verpligting, zich ten aanzien van goederen, enkel aan in- en uitgaande regten onderworpen, niet verder zal uitstrekken dan tot het vervoer binnen een bepaalden afstand van de grenzen, welke uiterlijk op vier uren wordt bepaald. Tot het vervoer van voortbrengselen van den binnenlandschen landbouw of veeteelt, meubilaire goederen en zoodanige andere, als bij de wet zullen worden opgenoemd, daaronder begrepen alle goederen welke aan geene andere dan zeer geringe inkomende en uigaande regten zijn onderworpen, zal alle die vrijheid van circulatie worden toegestaan, welke met de conservatie van 's lands regten bestaanbaar zal kunnen geacht worden.
- f.
Goederen, bij den invoer verboden, zullen van het voorregt om te mogen transiteren, verstoken zijn.
- g.
Het transito van de landzijde zal alleenlijk worden toegestaan langs bepaalde kantoren; zullende het bij voortduring vrijstaan, voor alle transiterende, zoo wel als voor alle andere goederen, van het entrepot gebruik te maken, edoch in beide gevallen, zonder eenige verandering van fust, merken, of eenigerlei behandeling hoe ook genoemd, welke eenige verwerking zoude medebrengen. Ten aanzien van de toezigt-gelden, mitsgaders der sluit- en ontsluit-gelden, zal bij dit entrepot dezelfde bepaling plaats hebben, welke bij art. 3 is vastgesteld.
- h.
De benadering wordt toegelaten, met eene verhooging van tien ten honderd.
Bijaldien eene plotselijke rijzing der aangegeven goederen tusschen het tijdstip van de aangifte en benadering mogt plaats hebben, zal zulks een grond opleveren, om de benadering te ontzeggen, mits de aangifte, tijdens dezelve gedaan wierd, naar behooren is geschied.
- i.
De verbeurdverklaring van gefraudeerde goederen, mitsgaders in de gevallen bij de wet te bepalen, van de schepen en voertuigen, welke tot het plegen der fraude hebben gediend, zal blijven stand houden.
- k.
Wegens alle overtredingen, op welke enkel eene geldboete of eene verbeurdverklaring der goederen is bepaald, zal kunnen worden getransigeerd, zoo dikwijls verzachtende omstandigheden de zaak vergezellen, of als aannemelijk kan worden gehouden dat de overtreding eerder aan verzuim dan aan een oogmerk tot opzettelijke fraude moet worden toegeschreven.
- l.
Alle transactie is verboden, wanneer de overtreding moet worden gehouden voor genoegzaam in regten te kunnen worden bewezen, en aan het oogmerk eener opzettelijke fraude niet kan worden getwijfeld.
- m.
De formaliteiten zullen zoo eenvoudig zijn, en de onkosten, voor zoo verre dezelve niet geheel kunnen worden afgeschaft, zoo gering gesteld worden, als het belang der schatkist, in verband met dat der belastingschuldigen, zal toelaten.