Einde inhoudsopgave
Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens
Artikel 39r [Schakelbepaling]
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2019
- Bronpublicatie:
03-04-2019, Stb. 2019, 141 (uitgifte: 12-04-2019, kamerstukken: 33844)
- Inwerkingtreding
01-05-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-04-2019, Stb. 2019, 164 (uitgifte: 26-04-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Bijzondere onderwerpen
Privacy / Bijzondere onderwerpen
1.
De artikelen 26a tot en met 26h en 27, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op strafvorderlijke gegevens.
2.
De artikelen 35a, 35b en 35d, van de Wet politiegegevens zijn van overeenkomstige toepassing op strafvorderlijke gegevens.
3.
De Autoriteit persoonsgegevens is bevoegd:
- a.
de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker te waarschuwen dat met de voorgenomen verwerkingen waarschijnlijk een inbreuk wordt gemaakt op het bij of krachtens deze wet bepaalde;
- b.
een last onder bestuursdwang op te leggen ter handhaving van het bij of krachtens deze wet bepaalde;
- c.
een bestuurlijke boete op te leggen indien de verwerkingsverantwoordelijke handelt in strijd met hetgeen is bepaald bij of krachtens:
- –
de artikelen 39c, eerste lid, voor wat betreft de overeenkomstige toepassing van de artikelen 7, 7a, 7b en 7d in dat lid, en 39r, eerste lid, voor wat betreft de overeenkomstige toepassing van de artikelen 26c, 26f, 26g en 26h, in dat lid van ten hoogste het bedrag van de geldboete van de vijfde categorie van artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht;
- –
de artikelen 39c, eerste lid, voor wat betreft de overeenkomstige toepassing van artikel 7e in dat lid, 39ha, eerste en tweede lid, 39i, 39m en 39o, van ten hoogste het bedrag van de geldboete van de zesde categorie van artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht;
- d.
een advies te verstrekken aan de verwerkingsverantwoordelijke naar aanleiding van een voorafgaande raadpleging, bedoeld in artikel 26h;
- e.
de verwerkingsverantwoordelijke te verplichten een inbreuk in verband met persoonsgegevens te melden aan de betrokkene.
4.
Artikel 27, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
5.
De werking van de beschikking tot oplegging van de bestuurlijke boete, bedoeld in het derde lid, onder c, wordt opgeschort totdat de bezwaar- of beroepstermijn is verstreken of, indien bezwaar is gemaakt respectievelijk beroep is ingesteld, op het bezwaar respectievelijk het beroep is beslist.
6.
De bevoegdheden, bedoeld in het derde lid, onderdelen d en e, gelden als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.