Einde inhoudsopgave
Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens
Artikel 39c [Schakelbepaling juistheid en bewerking gegevens]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2019
- Bronpublicatie:
17-10-2018, Stb. 2018, 401 (uitgifte: 12-11-2018, kamerstukken: 34889)
- Inwerkingtreding
01-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-12-2018, Stb. 2018, 495 (uitgifte: 24-12-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Bijzondere onderwerpen
Privacy / Bijzondere onderwerpen
1.
De artikelen 3, 7, 7a, 7b, 7d tot en met 7f, zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat daar waar in deze artikelen wordt gesproken over ‘Onze Minister’ ‘het College van procureurs-generaal’ wordt gelezen.
2.
Strafvorderlijke gegevens worden slechts verwerkt, voorzover dit behoorlijk en rechtmatig is en de gegevens, gelet op de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, toereikend, ter zake dienend en niet bovenmatig zijn.
3.
De verwerking van strafvorderlijke gegevens waaruit ras, etnische afkomst, politieke opvattingen, religieuze of levensbeschouwelijke overtuiging, of het lidmaatschap van een vakbond blijkt, en de verwerking van genetische gegevens, biometrische gegevens met het oog op de unieke identificatie van een natuurlijke persoon, of gegevens over gezondheid, seksuele leven en seksuele gerichtheid vindt slechts plaats voor zover dit voor het doel van de verwerking onvermijdelijk is, in aanvulling op de verwerking van andere strafvorderlijke gegevens betreffende de persoon en de gegevens afdoende zijn beveiligd
4.
Een besluit uitsluitend gebaseerd op geautomatiseerde verwerking als bedoeld in artikel 7e, eerste lid, wordt niet gebaseerd op de categorieën van strafvorderlijke gegevens, bedoeld in het derde lid, tenzij de Autoriteit persoonsgegevens over de voorgenomen verwerking is geraadpleegd, overeenkomstig artikel 26h, eerste lid.
5.
Profilering die leidt tot discriminatie van personen is verboden.