Einde inhoudsopgave
RvdW 2014/976
Internationaal privaatrecht; faillissement; verplichting schuldeiser op voet art. 203 Fw tot inbreng in Nederlandse faillissementsboedel van het verhaalde op buitenlandse vermogensbestanddelen van de failliet; begrip ‘voorrang’ in zin art. 203 Fw; doel en strekking art. 203 Fw; gelijkstelling voorrang o.g.v. buitenlands beslag met Nederlands voorrangsrecht in zin art. 3:278 BW?
HR 11-07-2014, ECLI:NL:HR:2014:1630 (Container Leasing)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
11 juli 2014
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, A.M.J. van Buchem-Spapens, A.H.T. Heisterkamp, C.E. Drion, G. de Groot
- Zaaknummer
13/03015
- Conclusie
A-G mr. P. Vlas
- Roepnaam
Container Leasing
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht (V)
Insolventierecht / Faillissement
Goederenrecht / Zekerheidsrechten
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:1630, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 11‑07‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 12‑06‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:344, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑04‑2014
- Wetingang
Art. 203 Fw; art. 3:277, 278 BW
Essentie
Internationaal privaatrecht; faillissement; verplichting schuldeiser op voet art. 203 Fw tot inbreng in Nederlandse faillissementsboedel van het verhaalde op buitenlandse vermogensbestanddelen van de failliet; begrip ‘voorrang’ in zin art. 203 Fw; doel en strekking art. 203 Fw; gelijkstelling voorrang o.g.v. buitenlands beslag met Nederlands voorrangsrecht in zin art. 3:278 BW?
Ingevolge art. 203 Fw dienen schuldeisers die na de faillietverklaring hun vordering geheel of gedeeltelijk afzonderlijk verhaald hebben op zich in het buitenland bevindende, aan hen niet bij voorrang verbonden, goederen van de in Nederland gefailleerde schuldenaar, het aldus verhaalde aan de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.