Einde inhoudsopgave
Renteaftrekbeperkingen in de VPB (FM nr. 119) 2006/6.4.1
6.4.1 Hoofdregel
Dr. J. van Strien, datum 20-10-2006
- Datum
20-10-2006
- Auteur
Dr. J. van Strien
- JCDI
JCDI:ADS588656:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vennootschapsbelasting (V)
Ondernemingsrecht / Jaarrekeningenrecht
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
Dividendbelasting / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
In situaties waarin succesvol tegenbewijs wordt geleverd is dit niet het geval. Op de mogelijkheden tot het leveren van tegenbewijs kom ik hierna nog terug. Dubbele heffing kwam voorts niet aan de orde indien de overgangsregeling van toepassing was. De inmiddels verstreken overgangsregeling gold voor de jaren 1997 tot en met 2001. Deze hield kort samengevat in, dat indien de rente ingevolge art. 10a niet aftrekbaar is op het niveau van de schuldenaar, de rente evenmin wordt belast bij de renteontvanger. Deze uitzondering gold (hoewel de letterlijke wettekst anders doet vermoeden) slechts voor bestaande situaties en niet voor structuren die zijn opgezet na 1997, zie HR 20 december 2002, BNB 2003/185, 20 december 2002, BNB 2003/186 en HR 7 februari 2003, BNB 2003/187. Omdat deze aanpassing plaats heeft bij de debiteur in plaats van bij de crediteur werkt de overgangsregeling niet in grensoverschrijdende situaties. Strijdigheid met EUrecht is derhalve zeker niet ondenkbaar. In dit onderzoek vormt de overgangsregeling echter geen onderwerp van verdere studie. Zie hiervoor nader Van Strien, J.; Aspecten van renteaftrekbeperkingen in de vennootschapsbelasting, Kluwer, Deventer, 2002, blz. 230-231 en Marres, O.C.R.; Winstdrainage door renteaftrek, Proefschrifteditie, Kluwer, Deventer, 2005, blz. 181-183.
Ingevolge het eerste lid van art. 10a komt rente – inclusief kosten en valutaresultaten – niet in aftrek indien deze rente voortkomt uit de schuldigerkenning aan de rechthebbende van een:
winstuitdeling;
teruggaaf van gestort kapitaal;
kapitaalstorting; of
aflossing of verstrekking van een hybride lening.
Wellicht ten overvloede merk ik op dat de rente die verband houdt met een van deze besmette rechtshandelingen in beginsel niet aftrekbaar is voor degene die schuldig blijft, maar dat de corresponderende rentebate wel wordt belast bij de ontvanger van de rente. In situaties waarin de crediteur wordt belast over de rentebaten leidt art. 10a derhalve in beginsel tot dubbele heffing.1
Hoewel de hoofdregel van het eerste lid van art. 10a relatief eenvoudig is, is de invulling daarvan dat op bepaalde punten mijns inziens niet. Allereerst is het de vraag welke kosten onder het bereik van art. 10a vallen. Voorts is het de vraag wat moet worden verstaan onder rechthebbende. Ten slotte is het de vraag wat de reikwijdte van dit eerste lid is, gelet op de frase rechtens dan wel in feite, direct of indirect. Aangezien de antwoorden op deze vragen van belang zijn om art. 10a te kunnen beoordelen, ga ik hierna nader op deze punten in.